Ad Capel

Opgetekend door J (Sjef) Smeets

Vandaag, 19 september 2024, noteren we in Mierlo de oorlogsherinneringen van de, op 9.10.1935 te Eindhoven (Vlokhoven Oud-Woensel) geboren, heer Ad Capel.

Wij woonden in het buitengebied ten noorden van Eindhoven, in een zijstraat van de Woenselsestraat, waar Market Garden ook overheen trok richting Son.

 

Mijn vader was in 1937 weduwnaar geworden. Mijn moeder was in dat jaar aan longontsteking overleden. Die had ze opgelopen toen ze met de bus haar schoonmoeder ging opzoeken in het ziekenhuis. Mijn vader verloor toen zijn vrouw en zijn moeder binnen een maand tijd en bleef achter met drie kleine kinderen, Anton, de oudste en de tweeling: Eduard en ik. Tante Tonny uit Bergeijk werd door haar moeder naar Eindhoven gestuurd en kwam bij ons wonen.

 

Ik weet me nog te herinneren dat Nederlandse militairen op de hoek van onze straat, bij een sintelpad, het Kattenhof, rollen prikkeldraad hadden neergelegd. Daar moesten de Duitsers mee tegen gehouden worden. Dat is mijn oudste herinnering.

 

Mijn vader werd gemobiliseerd. Hij werd gestationeerd bij “Herberg de Cuijt”, gelegen aan een brug over het Eindhovens Kanaal te Mierlo. Daar werd hij al snel krijgsgevangene gemaakt en afgevoerd naar Kamp Fürstenwalde, vlak bij Frankfurt a/d Oder (voormalig Oost-Duitsland). Daar is hij 7 of 8 weken gebleven. Ik weet nog goed dat mensen kwamen zeggen: “Eduard komt er aan, Eduard komt er aan”. Daar kwam hij inderdaad aangesjouwd, helemaal kaal geschoren, alleen een paar streepjes haar had hij op zijn hoofd en hij was broodmager. Ze hadden in Duitsland geen aardappelen gegeten, alleen de schillen. Een jaar later werden alle oud-militairen opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Maar dat hoefde onze pa uiteindelijk niet, omdat hij thuis drie jonge kinderen had. Mijn tante is gebleven tot vader in 1939 hertrouwde. Mijn tweede moeder was geweldig goed voor ons, een echte moeder.

In 1990, kort na de Wende (de omwenteling van de DDR en de val van de Berlijnse Muur) moest ik voor mijn werkgever een project in Polen gaan leiden. Op mijn eerste reis daarnaartoe kwam ik in de buurt van Frankfurt a/d Oder. En realiseerde ik me dat mijn vader daar ergens in de buurt gezeten had. Opeens stond ik voor een verkeersbord, dat naar Fürstenwalde wees. Dat was wel een belevenis voor me.

 

Op 6 december 1942 bombardeerden de Engelsen Eindhoven. Tussen ons huis en de stad was nog niets gebouwd. Dus we keken over de akkers heen naar de stad. Vader zei: “Kom eens mee kijken”’. We hebben boven vanachter het slaapkamerraam alles gezien. Op een gegeven moment kwam er een brandend vliegtuig recht op ons huis af. “Naar beneden, naar beneden”, schreeuwde vader. Het toestel stortte een paar honderd meter verderop neer.

Vandaag, 19 september 2024, noteren we in Mierlo de oorlogsherinneringen van de, op 9.10.1935 te Eindhoven (Vlokhoven Oud-Woensel) geboren, heer Ad Capel.

Wij woonden in het buitengebied ten noorden van Eindhoven, in een zijstraat van de Woenselsestraat, waar Market Garden ook overheen trok richting Son.

 

Mijn vader was in 1937 weduwnaar geworden. Mijn moeder was in dat jaar aan longontsteking overleden. Die had ze opgelopen toen ze met de bus haar schoonmoeder ging opzoeken in het ziekenhuis. Mijn vader verloor toen zijn vrouw en zijn moeder binnen een maand tijd en bleef achter met drie kleine kinderen, Anton, de oudste en de tweeling: Eduard en ik. Tante Tonny uit Bergeijk werd door haar moeder naar Eindhoven gestuurd en kwam bij ons wonen.

Ik weet me nog te herinneren dat Nederlandse militairen op de hoek van onze straat, bij een sintelpad, het Kattenhof, rollen prikkeldraad hadden neergelegd. Daar moesten de Duitsers mee tegen gehouden worden. Dat is mijn oudste herinnering.

Mijn vader werd gemobiliseerd. Hij werd gestationeerd bij “Herberg de Cuijt”, gelegen aan een brug over het Eindhovens Kanaal te Mierlo. Daar werd hij al snel krijgsgevangene gemaakt en afgevoerd naar Kamp Fürstenwalde, vlak bij Frankfurt a/d Oder (voormalig Oost-Duitsland). Daar is hij 7 of 8 weken gebleven. Ik weet nog goed dat mensen kwamen zeggen: “Eduard komt er aan, Eduard komt er aan”. Daar kwam hij inderdaad aangesjouwd, helemaal kaal geschoren, alleen een paar streepjes haar had hij op zijn hoofd en hij was broodmager. Ze hadden in Duitsland geen aardappelen gegeten, alleen de schillen. Een jaar later werden alle oud-militairen opgeroepen om in Duitsland te gaan werken. Maar dat hoefde onze pa uiteindelijk niet, omdat hij thuis drie jonge kinderen had. Mijn tante is gebleven tot vader in 1939 hertrouwde. Mijn tweede moeder was geweldig goed voor ons, een echte moeder.

In 1990, kort na de Wende (de omwenteling van de DDR en de val van de Berlijnse Muur) moest ik voor mijn werkgever een project in Polen gaan leiden. Op mijn eerste reis daarnaartoe kwam ik in de buurt van Frankfurt a/d Oder. En realiseerde ik me dat mijn vader daar ergens in de buurt gezeten had. Opeens stond ik voor een verkeersbord, dat naar Fürstenwalde wees. Dat was wel een belevenis voor me.

 

Op 6 december 1942 bombardeerden de Engelsen Eindhoven. Tussen ons huis en de stad was nog niets gebouwd. Dus we keken over de akkers heen naar de stad. Vader zei: “Kom eens mee kijken”’. We hebben boven vanachter het slaapkamerraam alles gezien. Op een gegeven moment kwam er een brandend vliegtuig recht op ons huis af. “Naar beneden, naar beneden”, schreeuwde vader. Het toestel stortte een paar honderd meter verderop neer.

Een paar dagen later stortte ook een Engels vliegtuig neer bij ons in de straat. Dat wrak lag op zo’n 250meter van ons huis. Ik zie er nog Duitse militairen omheen staan, om het te bewaken.

 

Gedurende een lange periode kwamen bij ons elke avond rond elf uur de vliegtuigen over, richting Ruhrgebied en later ook weer terug. In de wei van boer Renders, naast ons stond een heel groot zoeklicht. Met de buren, familie van de Ven, had vader een schuilkelder gebouwd. Wij en hun kinderen moesten om zeven uur naar bed. En dan zeiden we tegen elkaar: “Hopelijk is er vanavond weer luchtalarm, dan gaan we boven kijken”. 

Mijn vader was na wat hij had meegemaakt, verschrikkelijk bang. Moeder niet. Die is op ‘n gegeven moment uit de kelder het huis in gegaan om eten te halen en heeft daar bij het raam staan kijken, waar gericht op haar werd geschoten. Met de koffiekan kwam ze later weer in de schuilkelder terug.

We hadden een grote tuin, waar vader alles in teelde wat nodig was, zelfs ook zijn eigen tabak. Sigaretten draaide hij in krantenpapier in plaats van vloeitjes.

Op 16 september 1944 stopte bij ons in de straat een hele colonne Duitse voertuigen, ook tanks. Ze bivakkeerden in de grote boomgaard van mevrouw van Luijtelaar bij ons naast.

’s Avonds werd bij ons aangeklopt. Twee Duitse officieren, keurige heren, geen SS-ers dus, vertelden dat ze bij ons wilden overnachten. Eduard en ik moesten daarvoor onze slaapkamer afstaan.

17 september landden de Amerikaanse parachutisten in Son. Tussen ons huis en Son stond ook niets. We zijn op ons dak geklommen en in de goot gaan zitten. We zagen de para’s van de 101e Airborne Division, als onderdeel van Operation Market Garden daar naar beneden komen. Bijna 7.000 parachutisten werden hier op die dag gedropt en ook honderden gliders landden hier met allerlei legermaterieel.

17.9.1944 foto: US Signal Corps

De volgende dag zijn de parachutisten met heel veel moeite over het Wilhelminakanaal gekomen. De bruggen links en rechts van Son waren opgeblazen.  Een middenpijler bleek nog in tact. Ingenieurs van het 3e peloton van de C-compagnie/326e geniebataljon legden een voetbrug aan. Enkele roeiboten werden tussen die middenpijler en de kade gelegd. Daaroverheen werd met planken een pad naar de overkant geïmproviseerd, waarover de parachutisten even na 17.30 uur optrokken richting Eindhoven. Zij kwamen bij ons langs terwijl wij in de schuilkelder zaten. Er is verschrikkelijk hard gevochten in de buurt. Ik heb toen als kind gezien dat gesneuvelde Amerikanen en Duitse militairen bij ons in de straat lagen. De boerderij van Renders, achter ons, stond in brand. Blussen lukte niet. Bij de boerderij stond een waterput. Een Amerikaanse soldaat gooide er  een handgranaat in. Bij de explosie, die volgde, spoot het water uit de put op de stal bij de boerderij. Die brandde nog wel af, maar het woonhuis heeft hij daarmee gered. Dat is echt gebeurd.

v.l.n.r. 1st Lt. Shrable D. Williams, 1st Lt. Bruno E. Schroeder, 1st Lt Edward M. Haley
van het HQ bataljon rusten uit tegen de Vlokhovense kerk

18.9.1944 foto: 1st Lt. John H. Reeder

 

We zijn bevrijd door de Amerikanen, die kwamen vanuit het noorden. Ze zijn snel verder getrokken. De volgende dag kwamen de Engelsen vanuit België, via Valkenswaard. Wij stonden de hele dag aan de straat en zagen de vrachtwagens en de tanks langs komen. Dat was natuurlijk fantastisch.

19 September zaten we ’s middags net aan tafel. Moeder had de soep opgeschept. Maar onze pa ging nog even op de fiets kijken hoe het er bij stond. Hij wilde naar landgoed Soeterbeek, maar onderweg riep iemand, die langs de weg stond: “Aan de kant, aan de kant”. Dus vader kwam weer thuis. De soep stond nog op tafel. Maar hij zei: “We gaan nu weg, we vluchten, want daar staat een heel groot Duits legeronderdeel met tanks, dat komt hier naar toe. Die schieten hier alles kapot”.

(Op 19 september deed de Duitse 107de Pantserbrigade een krachtige aanval op ‘de Corridor’. Vanuit Nuenen en Nederwetten rukten zij op naar Son en Eindhoven. Om in Eindhoven te komen, moest een brug over de Dommel bij Soeterbeek worden overgestoken. Willem Hikspoors slaagde erin de bezetter wijs te maken dat de brug het gewicht van hun zware tanks niet zou kunnen dragen. De bezetter maakte rechtsomkeert en ondernam geen nieuwe poging om Eindhoven te heroveren. J.S.)

Dat was de eerste keer dat we van huis weg moesten. Vader bedacht dat we naar Bergeijk moesten, zeker 40km ver, waar mijn eerste moeder vandaan kwam. Op de fiets met de kinderen achterop door de stad. Toen we de stad uit reden, richting Aalst, stond daar het Engelse leger. Ik keek eens achterom en riep: “He, papa, vuurwerk”.  Maar dat waren lichtkogels boven Eindhoven. Wij konden snel met z’n vijven langs de weg in oude schuttersputjes van de Duitsers kruipen. De eerste golf van het bombardement op Eindhoven kwam naar beneden. Toen dat over was, fietsten we verder richting Valkenswaard. Maar na een paar kilometer volgde de tweede golf. Toen zijn we een villa “Treeswijk” geheten, binnen gevlucht, het verlaten Duitse hoofdkwartier. Ik herinner me dat we er onder het aanrecht zijn gaan liggen. Toen we eigenlijk verder wilden fietsen, was het al negen uur en donker dus. In Valkenswaard was geen mens op straat. “Wat moeten we toch?”. In een zijstraat zagen we licht uit een kelder branden. Vader belde aan en we werden binnengelaten, “want er zijn hier nog  meer vluchtelingen uit Eindhoven”. Daar zaten er inderdaad al twintig van in de kelder. Wij konden er met vijven nog wel bij. De volgende morgen is onze pa doorgefietst naar Bergeijk om te kijken of het veilig was. Dat was zo. Daar zijn we toen een week gebleven.

Toen we thuiskwamen, stond de schimmel op de soep in de borden op tafel. We waren zo snel vertrokken, dat  er geen tijd meer was geweest om de tafel af te ruimen.

 

Van 19 op 20 september kwam het Engelse leger bij ons tegenover in de wei liggen met tenten, keukenwagens, etc.. Er werd op de deur geklopt. En daar stonden deze keer twee Engelse officieren. “Of ze een kamer bij ons konden krijgen?”. Vader zei: “Of je nou Duitsers of Engelsen in huis krijgt, het is lood om oud ijzer, want we zijn altijd een kamer kwijt”. Die Engelse officieren zijn bij ons gebleven tot 24 december. Wij kregen sigaretten, en cornedbeef. We mochten in hun jeep meerijden, als ze ’s avonds verkeersborden moesten verzetten bijvoorbeeld.

 

Op 24 december, ook moeders’ verjaardag, zei ze: “Ik zal toch maar iets leuks voor ze doen. Iets van een kerstdiner maken. Dus in de kamer werd de tafel mooi gedekt. We zaten net aan tafel, toen een ordonnans binnen kwam hollen. Hij gaf een telegram aan een van de twee officieren. Die trok wit weg, stond op en ze vertrokken, zelfs zonder ons een hand te geven, zeggende: “We moeten weg”. Binnen een uur was het hele kamp ook vertrokken. De hele wei, die vol had gestaan, bleek in no time weer leeg te zijn. Ze moesten naar Bastogne, waar Hitlers’ leger dreigde de slag in de Ardennen te winnen. We hebben er helaas niet aan gedacht om ze een thuisadres te vragen. En ze dus allebei nooit meer gezien. Onze dankbaarheid voor de bevrijding hebben we later nooit meer kunnen delen met ze.