Wim Raessens
Opgetekend door (J) Sjef Smeets
Vandaag, 6 januari 2025, noteerden we in Eindhoven de oorlogsherinneringen van de, op 1.2.1932 te Nuenen (N.Br.) in het “Bollenhuis” geboren, heer Wim Raessens:
Het “huis met de bollen” bij de voordeur (Rijksmonument) is in opdracht van mijn vader in 1925 gebouwd door architect F.J. Wolters (“Amsterdamse School”).
Mijn ouders hadden aan het einde van de oorlog de zorg voor zeven kinderen. Ardy (1925), Toon (1926), Jan en Annie (1930) waren er dus al voor mij.
v.l.n.r Annie, Toon, Ardy, Jan, op de voorgrond liggend Wim
Later kwamen ook nog Frans en Mia (1937) erbij.
Ik herinner me dat, om de opmars van de Duitsers te bemoeilijken, de brug over het Eindhovens Kanaal op de weg naar Gerwen werd opgeblazen
Mijn vader had samen met zijn broers, Bertus en Frits, waarover straks meer, de “Stoomtimmerfabriek De Noor”. Deze bedrijfsnaam verwees naar de herkomst – Noorwegen – waar het hout, dat ze gebruikten, vandaan kwam. Bertus was ouder en Frits was jonger dan mijn vader.
Ze waren gedwongen om in de oorlog de fabriek met zo’n dertig man personeel te laten doorwerken voor de Duitsers. De mensen werden daardoor ook behoed voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. (Vergelijkbaar met de vergoelijkende verklaring, die Frits Philips gaf voor de vestiging van een werkplaats in het Konzentrationslager Herzogenbusch te Vught door de particuliere onderneming NV Philips. Voor zo ver bekend het enige bedrijf dat tijdens de oorlog binnen het prikkeldraad van een kamp zou opereren. J.S.).
Mijn vader was de verkoper en verkocht dus deuren. Hij kende bij wijze van spreken alle treinstations in Nederland. Ome Bertus leidde de fabriek. Als kind liep ik ook door de fabriek. Ik heb ook met mijn eigen ogen gezien hoe ze voor de Duitsers werkten. Het houtwerk werd namelijk op een bepaalde manier gespoten. Na de oorlog zag ik op TV beelden van de concentratiekampen. Toen heb ik me tot mijn schrik gerealiseerd dat wat daar in de barakken aan houtwerk zat, nota bene gemaakt was in Nuenen. Het is moeilijk om je dat te moeten realiseren. In Zeeland werden de bunkers voor de Atlantikwall zo ook door lokale aannemers gebouwd. Ook dat was verplicht werk.
De zoon van Ome Frits, mijn neef Sjaak, zat als tiener op de HBS. Maar heeft zich toen heel jong, samen met een vriend, aangemeld voor de SS. Hij is met moeite daarvandaan nog teruggehaald kunnen worden.
In de oorlog waren er Duitsers bij ons ingekwartierd. We kregen bezoek van een officier. Burgemeester van Rijckevorsel had geoordeeld: “Die kan ik wel onderbrengen bij die lui die voor de Duitsers werken”. Eerst kwam een oppasser, die het bed moest opmaken. We hebben meerdere keren zo iemand in huis gekregen.
Als kind speelden wij soldaatje. We marcheerden door het park. We deden de Duitsers na, als zij door de straat marcheerden en zongen: “Wenn wir fahren, wenn wir fahren, wenn wir fahren, gegen Engeland, ahoi”.
We hebben met ons grote gezin toch altijd wel genoeg te eten gehad. Ik weet nog wel dat ik met mijn vader op de fiets naar een van zijn boerenneven fietste. Bij hem haalden we een zakje rogge. Vader bakte zelf roggebrood.
Mijn moeder kwam uit Schijndel, waar in de oorlog nog twee zussen en een broer van haar woonden, mijn tante Mary, tante Jo en ome Harry. Die kwamen indertijd op de fiets naar Nuenen, herinner ik me. Tante Mary was een felle Oranjeaanhanger. Ze had in de kast ook een radio verstopt, waarmee ze op Radio Oranje Koningin Wilhelmina beluisterde.
Ik maakte als kind dus de felle discussies mee tussen tante Mary en mijn vader. Die zei dan zoiets als: “Waar we voor werken, daar kunnen we moeilijk op schelden”.
In dat verband herinner ik me de emotionele taferelen, die zich, naar aanleiding van sterke geruchten dat de bevrijding nabij was, afspeelden op dinsdag 5 september 1944, “Dolle Dinsdag”. De Engelsen waren immers al in Son, ten noorden van Eindhoven, geland.
Ik stond die dag in de deuropening en zag met mijn eigen ogen dat mijn vader gearresteerd werd. De mannen, die hem kwamen halen droegen een oranjeband om de arm en waren gewapend met een geweer. Ene Wout de Vries was de leider van die groep, die hem afvoerde. Mijn moeder is daarmee tamelijk nuchter omgegaan. Ze stuurde me die morgen gewoon naar Piet Coolen, een boer in de Beekstraat om er een liter melk te gaan halen. Die wist wat er die ochtend met vader gebeurd was en gaf me zonder er iets over te zeggen de melk mee. We hadden heel goed contact met die familie. Leen Coolen, een zus van Piet, werkte bij ons een dag in de week als huishoudster.
Ome Frits hadden ze die dag uit de kerk gehaald. Ome Bertus was ook meegenomen. Ze werden vervoerd naar het toen leegstaande huis van de ondergedoken burgemeester van Rijckevorsel. Daar brachten ze ook de nacht door.
Maar de volgende dag rolde er een colonne heel grote Duitse tanks (van de 107e Panzerbrigade. J.S.) Nuenen binnen. Die hebben drie dagen lang heel Nuenen bezet. Dus de “Oranjemannen” waren nergens meer te zien. Die tanks moesten de Engelse opmars vanuit Son tegenhouden. Maar de zware tanks konden niet over de te zwakke Willem Hikspoorbrug bij Boord, een buurtschap ten westen van Nuenen.
Een Engelse tank was helemaal doorgedrongen tot bij de rand van het dorp. Ik herinner me dat een Duitse soldaat uit een tank, die tegenover ons huis stond, naar de Engelse tank toe is geslopen. Die heeft hij, waarschijnlijk niet met een handgranaat, maar met een zwaarder projectiel, uitgeschakeld. De tank brandde helemaal uit. Twee Engelse militairen kwamen erin om het leven. (Op 25 september 1981 werd op de hoek Europalaan-Parkstraat een oorlogsmonument onthuld. Dit uit respect voor de twee op 20 september 1944 gesneuvelde Engelse militairen Ralph Stothard en Basil Nicholls van het 44ste Royal Tank Regiment. Het monument ‘Wederopstanding is bevrijding’ in Nuenen is een geopende sarcofaag, uitgevoerd in natuursteen. Op het deksel is een reliëf van een vlag en feestvierende mensen aangebracht. Achter de sarcofaag staat een gemetselde muur, waarop een ingemetselde plaquette uit de boerderij van de familie Vink. Vlakbij deze inmiddels afgebroken boerderij had de tankslag plaats. Bij het monument bevinden zich twee zitbanken, respectievelijk van het 44e Royal Tank Regiment en van het 506ste Parachute Infanterie Regiment. Het monument is 1 meter 50 hoog, 2 meter breed en 1 meter diep. J.S.)
Er is bij mij een herinnering, dat de Duitse soldaat van de tank tegenover ons huis een onderscheiding gekregen heeft. Dat moet geweest zijn omdat hij de Engelse tank aan de rand van het dorp, vermoedelijk met een brandbom, had uitgeschakeld.
De geallieerden zaten in de meisjesschool in Nuenen, herinner ik me. Ik was twaalf jaar en hing er over het hek naar te kijken als ze in zo’n bakjes eten kregen. Wij deden net alsof we over het hek daarin spuugden en dan holden we hard weg. Er stond ook ’n keer een jeep, waar je zo in kon. De wagen stond in de versnelling geschakeld. Je kon met de voet op een knop drukken en dan schokte de wagen naar voren toe. Dat probeerden we natuurlijk ook uit, om daarna weer snel weg te rennen.
Het “ Bollenhuis” was officiersmess in september 44. De kok Erik had zich geïnstalleerd in onze bijkeuken. Een enkele keer bakte hij voor ons zoiets als een vla.
Engelse technici hebben in die tijd de stoomketel van timmerfabriek “De Noor” geschikt gemaakt om er elektriciteit mee op te wekken.
Mijn broers Toon en Jan waren intern op de middelbare school bij de Kapucijnenbroeders in Oosterhout. Toon heeft er in de week van 28 oktober tot 3 november 1944 de bevrijding (door troepen van de 7e Engelse Pantserdivisie en de 1e Poolse Pantserdivisie. J.S.) meegemaakt,
waarbij hard gevochten is. Ze zaten op school in de kelder, waar tijdens de gevechten doden zijn gevallen. Hij is daarop met psychische problemen naar huis gebracht. Later in die winter fietste hij niet terug naar Oosterhout, maar naar de Augustijnen in Eindhoven. Hij kwam daar in 1945 in de eindexamenklas van het gymnasium. Maar er werden geen examens afgenomen. Dus hij kreeg “het papiertje” zo mee, zonder examen te hebben gedaan. Dat vond hij een probleem. Maar daar was niets aan te doen. Hij kreeg het advies om in Nijmegen rechten te gaan studeren. Maar daar raakte hij helemaal van de kaart. Of de indrukwekkende oorlogservaring in Oosterhout daar doorslaggevend voor is geweest, blijft de vraag.
Na de oorlog werden ome Bertus en ome Frits opnieuw opgepakt. Ome Frits heeft in Vught maanden lang vastgezeten. Ik kan me herinneren dat mijn vader dat heel erg vond. We moesten er eten naar toebrengen en pakjes naartoe sturen. En ome Bertus kwam gedurende korte tijd in Eindhoven terecht. Maar hij is op voorspraak gauw weer vrij gelaten. Mijn vader heeft van die familiegeschiedenis nooit meer last gehad na de oorlog.