Kees Hoeks
Vandaag, 7 juli 2023, noteerden we in Valkenswaard de oorlogsherinneringen van de, op 24 januari 1942 in Bergeijk geboren, heer Kees Hoeks.
Ik wil beginnen met een belevenis uit mijn moeders’ herinneringen, waar ik zelf niets van weet.
Er werd bij ons in het begin van de oorlog een Duitse officier ingekwartierd, Alphons Grimm uit Stettin (thans Polen). Het was een uiterst vriendelijke man. Hij vond het prachtig in een jong gezin met een klein kind. Mijn oudste broer was toen een maand of drie. Grimm wilde persé op de foto met mijn moeder met haar kleine zoon op haar arm. En dat gebeurde.
Mijn ouders hoorden hoe hij vele nachten op zijn kamer aan het telefoneren was en naar een of meerdere radiozenders luisterde. Welke zenders hij opzocht was voor hen niet te onderscheiden. In Stettin woonden nog zijn ouders en een jongere zus, waar hij erg trots op was. Na een verlof bracht hij een foto van haar mee. Die moet nog ergens in de familie zijn. Voor mijn moeder was er een prachtige, met vruchten gedecoreerde aardewerk pot. Hij gaf uitdrukkelijk aan dat dit, namens zijn ouders, was voor de plaats die hij had “gekregen”. Die pot is er nog.
Op een gegeven moment was Grimm plotseling verdwenen. Mijn ouders wisten niet waarheen. Later ben ik er, via internet, achter gekomen dat hij op enig moment is ingezet bij de aanval op Rusland. Daar is hij kennelijk gewond geraakt en is hij een been kwijtgeraakt. Maar hij heeft, voorzien van een “Kreuz”, de oorlog overleefd. Hij is overleden in de periode dat Duitsland nog verdeeld was in Oost en West. Na de oorlog is er vanuit de DDR ooit een bericht bij ons thuis binnengekomen. Vanwege de politieke toestanden destijds is daar toen niets mee gedaan.
Mijn eigen allereerste zeer globale herinnering betreft een kuil achter in onze diepe tuin, waar mensen in konden schuilen; een meter diep, twee meter lang en een meter breed. Mijn vader had deze schuilkelder gegraven. In de kelder van het huis was het te gevaarlijk, zoals me later is verteld. Hij had er hout overheen gelegd met daarop juten zakken en bovenop de aarde, welke uit het gat was gekomen. Voor de ingang hing nog een juten zak. Je kon er schuin naar beneden inkruipen. We hebben er overigens maar één keer gebruik van gemaakt. Dat we erin zaten kan ik me herinneren, maar niet hoeveel keer.
Dit alles speelt medio september 1944 toen het Engelse leger, vanuit Lommel in België, via de Bergeijkse Barrière, Valkenswaard en Eindhoven, richting Arnhem trok. Mijn ouders vonden de schuilkelder kennelijk nodig, want er werd in die "corridor” hevig gevochten. De granaten sloegen van alle kanten in. Beide legers namen voor het geschut vaak een kerktoren als richtpunt. Maar Bergeijk had geen kerktoren en het wél bestaande "luihuis” was lang niet hoog genoeg. (uniek in Brabant. Een vierkant gebouw met houten balken en een leien dak. Daaronder hing de grote klok, die met een touw werd geluid. J.S.) Omdat er geen goed richtpunt meer was, leken de schoten een beetje in het ongewisse.
Op enige afstand van ons huis bestond, door de scheiding van “oude” bebouwde terreinen en de nieuwe bebouwing, door de hoogteverschillen een soort talud. Op ’n gegeven moment is mijn vader mij komen halen bij mijn oma. Dat gebeurde zoals gebruikelijk langs de kortste weg en dat was dóór de grote tuin van de pastorie. (Mijn grootouders waren de buren van de pastoor...) Ikzelf was toen bijna drie jaar oud. Het geluid van een granaat heb ik niet gehoord, maar mijn vader kende dat geluid heel goed. Toen hij merkte dat het projectiel vlakbij kwam en nagenoeg direct kon inslaan, legde hij mij tegen het genoemde talud en ging zelf voor mij liggen. Ik herinner me vaag dat het gebeurde, zeker omdat het iets betrof dat onder gewone omstandigheden niet gebeurt. Het projectiel sloeg 50 meter verder in de schuur van opa en oma. Ik heb later de gevolgen gezien van die inslag. Toen mijn laatste oom onlangs op 96-jarige leeftijd overleden was, liet hij papieren van opa en oma na. En daar zat een afrekening bij uit 1947 van een “herstelbetaling” van een, voor die tijd, ruime vergoeding voor de geleden oorlogsschade. Jaren later zag ik de schuur “in oude glorie” hersteld.
In die periode is er in Bergeijk ook een munitiehuisje geraakt, waar twee jongens bij zijn omgekomen.
In 1943 liet Hitler ook in ons land middels razzia’s mannen oppakken voor de Arbeitseinsatz in Duitsland. Op een dag werd ons dorp daarvoor rondom afgezet, zodat niemand eruit kon. Nu wil het geval dat mijn oma Hoeks (Nelleke) elke morgen om zes uur naar de kerk ging. Zij zag in het centrum, op "Het Hof”, al die soldaten en legervoertuigen. Ze ging deze keer niet de kerk in maar, via een enigszins verscholen pad, terug naar haar huis. Ze woonde naast ons en zo kwam de aanstaande “onraad” heel gauw ook bij mijn vader. Die had in het achterste stuk van het huis op zolder een schuilplaats gemaakt. Als je goed keek zag je dat in het plafond planken omhoog konden worden geduwd. Op dat opbergzoldertje had hij hout voor de kachel zó opgestapeld, dat in de schuine ruimte met het dak een verborgen plekje was ontstaan voor twee personen. In tijd van nood konden hij en zijn broer, die inwoonde bij zijn ouders, zich daar verschuilen. Ze pasten er maar precies in!
Toen ze gewaarschuwd waren door oma verborgen ze zich daarboven. De ladder werd, door mijn moeder weggehaald en uit het zicht geplaatst. Weldra kwamen er inderdaad twee Duitse soldaten, een tamelijk “fanatieke” jongeman en een oudere. Ze doorzochten het hele huis. Ze maakten veel lawaai door met hun geweren overal op en onder te slaan. Ze hadden geen succes! Vervolgens snauwden ze tegen mijn moeder: “Waar is je man?”. Mijn moeder antwoordde heel kalm: “Die is, zoals gewoonlijk al vroeg weggegaan om te werken”. De jongere Duitser geloofde dat niet: “Het hele dorp is afgesloten, dus hij moet hier zijn!!”. Mijn moeder antwoordde quasi verbaasd: “Wat jullie met hem gedaan hebben weet ik niet, maar hier is hij niet”. Nadat het huis doorzocht was gingen ze naar buiten. Mijn moeder stond daar in de deuropening met mij op haar arm. (ik was toen een jaar oud) “Je had je broek vol”, vertelde ze me later. De jonge Duitser liep al weg en was uit het zicht. Maar de oudere soldaat draaide zich om naar mijn moeder, keek haar indringend aan en vervolgens naar boven, naar het kleine zadeldak boven op de schuur en vertrok. Mijn moeder was ervan overtuigd dat hij het luik aan de binnenkant inderdaad had gezien, maar het zo liet. Zo hebben mijn oom en mijn vader door een “welwillend" oog, deze keer van een oudere Wehrmacht-soldaat, kunnen kruipen. Er waren toen kennelijk ook verschillen tussen Duitsers, hoewel in dezelfde uniformen.
Wat ik me herinner, van tijdens de bevrijdingsperiode, is dat wij doordeweeks in de grote woonkeuken leefden. En dat onze “goeie kamer” (Vroeger de kamer in een boerderij of in een burgerwoning, die mooi was ingericht en de welvaart van de bewoners moest tonen. Men bewaarde er het mooiste wat men had. De kamer werd vooral gebruikt voor het ontvangen van bezoek J.S.). vol met soldaten zat. Daar mochten wij niet komen. (ieder huis was verplicht inkwartiering te accepteren!) Het verschil tussen Duitse en Engelse militairen/uniformen kende ik niet. Wist alleen dat het allemaal “soldaten” waren. Volgens mijn moeder zaten de zich terugtrekkende Duitse soldaten op een dag bij ons in huis, volledig in angst en paniek. Ze hebben zich toen volledig bezat. Er was een militair die nuchter bleef en hij droeg alle laveloze collega's een voor een onze tuin in en legde ze daar op een hoop met oogstresten. Hij wilde niet dat de kamer van hun gastgevers verder besmeurd zou worden!
Een of twee dagen na het vertrek van de Duitsers kregen we in dezelfde (!) kamer de Engelse bevrijders in huis.... Toen de Duitsers er waren mochten geen ramen open. Van de Engelsen mocht dat zeker wel. Ik herinner me dat het raam in de keuken open werd gedaan en we de Engelse jeeps een leeg terrein naast ons huis op zagen rijden en daar parkeren. Door dat open raam gaven ze ons kauwgum en sigaretten voor mijn vader en chocola voor mijn moeder.
Vóór ons huis, in de Patronaatstraat, stond een lange rij tanks. Mijn oudere broer en ik werden van boven door de koepel in zo’n tank getild. Dat was een hele belevenis voor een kind. Overigens.... ik ben waarschijnlijk best bang geweest dat ze me zouden laten vallen!
Ook bij opa en oma van moederskant, aan de Kerkstraat, waren Engelsen ingekwartierd. Onder andere een Schotse soldaat, Pearcy geheten. Ik weet niet of dat zijn voornaam dan wel achternaam was. Van de ongetrouwde jongere zus van mijn moeder werd later verteld dat ze hem wel heel aardig vond. En ook later kon ze mij over hem met enthousiasme vertellen. Aan opa gaf hij een leren sigarenetui, met daarop gepreegd het wapen van het Regiment waarin hij diende. Dat etui is nog in de familie.
Mijn vader heeft me na de bevrijding, in een stoeltje voorop zijn fiets, meegenomen om naar een gedeelte van de nabijgelegen bevrijdingsroute te gaan kijken. (Grondoffensief, ingezet als onderdeel van de mislukte Operatie Market Garden, waarbij het Britse 30e Legerkorps, onder leiding van luitenant-generaal Brian Horrocks, moest oprukken vanuit het noorden van België om binnen drie dagen Arnhem te bereiken. Daarbij moesten alle tussengelegen bruggen onbeschadigd in geallieerde handen vallen J.S.). Vader wilde de schade zien, die de clash tussen Engelsen en Duitsers hier had aangericht. Maar als klein kind zegt je dat niet zoveel.
Na de bevrijding was er een grote manifestatie in Bergeijk met veel oranje en vlaggetjes. Met als hoogtepunt een kleurrijke aubade bij het gemeentehuis. Op de trappen stond (mét ambtsketting!) de burgemeester met zijn echtgenote . Als kind was ik ervan overtuigd dat dát de koning en de koningin waren..........
Interview: J. (Sjef) Smeets