Albert Roxs

Albert Roxs bij zijn historische Harley met zijspan

Opgetekend door J. (Sjef) Smeets

Vandaag, 26 augustus 2024, noteerden we in Eindhoven de oorlogsherinneringen van de, aldaar ook op 8.6.1933 geboren, heer Albert Roxs. “Wij woonden in de oorlogsjaren aan de uiterste noordrand van Eindhoven, bij de Vlokhovense Onze-Lieve-Vrouw van Lourdeskerk”.

 

Aanleiding voor dit interview was een artikel in het Eindhovens Dagblad (17.8.j.l.), over de niet aflatende betrokkenheid van de 91-jarige Albert bij de herdenking van het feit dat Eindhoven op 18 september 1944 werd bevrijd. Rond die tijd staat de etalage van zijn garagebedrijf jaarlijks vol attributen, die aan de Amerikaanse bevrijders herinneren.

Toen na 66 jaar de “Eindhovense Vereniging van Airborne-Vrienden” wegens de hoge leeftijd van zijn bestuurders werd opgeheven, ging dat Albert aan het hart. “Dus” richtte hij een nieuwe club op: het “Airborne Comité”, samen met Robert van Gemert, die de voorzittersfunctie op zich nam. Albert werd Erevoorzitter.

Zijn hoge leeftijd weerhoudt hem er niet van om dagelijks tussen zijn vier kinderen, die  het 3e generatie familiebedrijf – Garage Albert Roxs – leiden, te vertoeven bij ontelbare foto’s en documenten, die er samen met de Amerikaanse vlag alle muren bedekken. Dat is niet alles. In de garage staat ook een, onderhand zeldzame  Harley met zijspan (zie foto hierboven). Daarmee opent Robert van Gemert jaarlijks het defilé op 18 september in Eindhoven. Er zijn ook nog drie Willy jeeps in Alberts’ bezit. In een daarvan rijdt hij nog steeds naar scholen om er op uitnodiging zijn oorlogsverhalen te vertellen

 

Albert op 24 februari 2024, achter in de klas met Kepi bij BSO Sprookjesbos te Den Bosch

Zo’n klasgesprek duurt gerust 1,5 à 2 uur. De kinderen mogen dan natuurlijk ook wel even in de Jeep, nadat hij zijn verhaal verteld heeft, dat doorgaans begint met de vraag:

“Wat als het jou overkomt?”  
Bij voorbeeld zoals dat wij aanvankelijk niets merkten toen de oorlog was uitgebroken. Maar wel toen alles alleen nog maar op distributiebonnen in huis gehaald kon worden. We waren met drie kinderen, waarvan de jongste in 1940 geboren is. We kregen maar anderhalf brood per week. Dus moeder zei: “Kalm aan jongens, want meer is er niet”.

‘s Nachts  werden we wakker van vliegtuiggeronk. Dan stond ik om half elf met mijn neus tegen het raam. We konden wel tot Nuenen kijken, waar afweergeschut met zoeklichten stond. Dan werd wel eens een van de Engelse vliegtuigen in de lichtbundels gevangen. Die waren zo slim om stroken zilverpapier uit te gooien. Dat glinsterde in de lichtbundels en belemmerde het zicht. Alles moest ’s nachts ook verduisterd worden. Niet alleen de ramen van huizen. Maar lantaarnpalen werden wit geschilderd. Ik stond erbij toen de bronzen kerkklokken weggevoerd werden om in Duitsland omgesmolten te worden. Ze werden op houten balken uit de toren geschoven.

Vaders werden opgeroepen om voor de Duitsers te gaan werken.

De vader van mijn vriend moest onderduiken. Die zat met anderen in de bossen bij Son. Daar liep ik dan samen met mijn vriend naar toe om eten te brengen. Mijn opa had een smederij in St. Oedenrode. Maar vader werkte niet bij opa. Hij was in 1932 zelfstandig een werkplaats begonnen. Hij kocht in Neurenberg, vlak voor de oorlog nog, splinternieuwe Ardies, (motorfietsen van de fabrikanten Arno en Dietrich) waarvan ik er nog een hier heb staan. Auto’s waren er nog niet, maar wel motoren en fietsen, die hij voor onderhoud kreeg. Hij maakte ook assen en schoppen en aanverwante artikelen voor de boeren. Dat  werk ruilde hij voor voedsel. Zodoende hebben wij nooit echt vaak honger geleden.

Mijn vader ging naar de melkfabriek in Son en St. Oedenrode, waar ze opa goed kenden. Hij vroeg aan beide om een briefje waarin stond dat hij voor ze moest werken als er iets kapot ging, waar smeedwerk bij nodig was. Omdat de melkvoorziening bij de eerste levensbehoeften behoorde, kon hij dus niet opgeroepen worden voor de Arbeitseinsatz.

 

Op 28 augustus 1942 stond ik weer eens met mijn neus tegen het raam naar de vliegtuigen te kijken, die over vlogen en zag ik dat er een brandend recht op me af kwam. Ik dacht: “Die vliegt hier gewoon naar binnen”. Heel gek, maar ik bleef verbijsterd staan en liep niet weg. Wij woonden op Woenselsestraat nummer 43. Het toestel stortte om 23.30 uur boven op nummer 65, met heel veel doden tot gevolg. Dat was dus wel heel dichtbij.  Een paar huizen verder vloog een jongen van Renders met zijn bed door de muur naar buiten. Dood. Bij het volgende huis bleven een vader en moeder in hun slaapkamer ook dood. Daarnaast werden twee dochters slachtoffers van deze crash. Dan realiseer je je pas wat oorlog is.

 

6 December 1942 was er wat genoemd wordt  het “Sinterklaasbombardement”, een luchtaanval op de Eindhovense Philipsfabrieken door 94 vliegtuigen van de Royal Airforce.

De reden was dat Philips er onderdelen vervaardigde voor Duitse militaire apparatuur. Met het in 2011 geplaatste monument “Operation Oyster” van Peter Nagelkerke worden daar dichtbij de toenmalige fabrieksgebouwen de slachtoffers herdacht: 140 burgers en 7 Duitse soldaten.

Op 17 september 1944 om precies 11.00 uur stond ik met mijn vader buiten, toen we honderden vliegtuigen met gliders (Waco’s CG-4, Amerikaanse militaire zweefvliegtuigen) richting Son zagen vliegen. ’s Daags tevoren hadden we s avonds ‘rond zes uur (de spertijd was al ingegaan, dus we mochten niet buiten zijn) een groep van misschien wel 100 Duitse soldaten twee 88mm-kanonnen voorbij zien duwen. Die werden opgesteld, vlak bij ons huidige woonhuis, op het kruispunt Kloosterdreef, Frankrijkstraat, Woenselsestraat. De volgende morgen schoten ze er mee op die aanvliegende luchtvloot, die parachutisten, maar ook medisch materiaal en zelfs jeeps met aanhangwagens dropte in Son, als onderdeel van “Operatie Market Garden”. Ongelooflijk, maar de zweefvliegtuigen hingen met een touw aan de trekkende vliegtuigen. Zo moesten ze vanuit Engeland, over de Noordzee en dan via België in richting Hoge en Lage Mierde om de beoogde landingszone bij Son te bereiken. Er werd ’s morgens al heel vroeg geschoten. Wij zaten om 7 uur in de kelder. En daarvandaan konden wij door een rooster aan de straatkant naar de kerk kijken. Daar kwamen de Amerikanen. Mijn moeder ontdekte dat de militairen, die er aankwamen andere kleren droegen en dat je ze niet hoorde lopen. Ze vloog in haar enthousiasme de kelder uit naar de keuken toe en deed daar het raam open. Levensgevaarlijk natuurlijk. Maar daar stond een levensgrote Amerikaan voor haar neus en die riep: ”Goeie morgen”. Hoe kon dat? Bij de droppings werden ook Nederlandse militairen ingezet, omdat die de situatie beter konden beoordelen en de taal spraken. De man die “Goeie morgen” zei, was een Nederlander in Amerikaans uniform. Hij kwam bij ons binnen en bracht iemand anders mee. Dat bleek een Engelsman te zijn. Die is de hele dag bij ons op het plat dak blijven zitten.  De Nederlander was lid van een Jedburgh-team. (“Operatie Jedburgh” was een geallieerde operatie, opgezet door de Britse Special Operations Executive (SOE) en het Amerikaanse Office of Strategic Services (OSS). 

Hierbij landden speciale eenheden per parachute of zweefvliegtuig in FrankrijkBelgië en Nederland achter de vijandelijke linies om met hun kennis van de lokale situatie bij sabotage- en guerrilla-acties tegen de Duitse bezetters te adviseren en plaatselijke verzetsgroepen van wapens te voorzien. Deze geheime operaties vonden vanaf september 1944 ook in Nederland plaats. De operatie is vermoedelijk vernoemd naar de Schotse plaats Jedburgh).

De Nederlander, die bij ons binnenkwam was Abraham du Bois, een verzetsstrijder, die op die dag samen met de Amerikaanse 101e Luchtlandingsdivisie was geland bij Son, ten noorden van Eindhoven. (Abraham du Bois heeft zich op tal van plaatsen enorm ingezet voor de geallieerde bevrijders en voor het Nederlandse verzet. In de nacht van 6 op 7 maart 1945 raakte de SS-officier H. A. Rauter, de Duitse leider van de politie in Nederland, bij de Woeste Hoeve op de oostelijke Veluwe zwaargewond bij een toevallige aanslag. Op 8 maart 1945 executeerden de Duitse bezetters als wraak 117 landgenoten – gevangen verzetsmensen en passanten - bij de plaats van de aanslag. Abraham was een van hen. Na de oorlog ontving hij postuum de Bronzen Leeuw, het Verzetsherdenkingskruis en de Amerikaanse Medal of Freedom).

Op 19 september, ’s daags na de bevrijding van Eindhoven, om 20.00 uur werd Eindhoven getroffen door een zwaar bombardement van de Luftwaffe, met heel veel doden en gewonden. Afweergeschut was daar niet.

Ook op 16 december 1944 was het weer raak in Eindhoven. Toen viel om 18.00 uur een V1, op weg naar Londen, op de Kruisstraat ter hoogte van de Gildelaan. Gevolg: 16 doden en 60 gewonden. Vijftien huizen waren compleet verwoest en vele andere woningen in de omgeving hadden schade. 

Albert in zijn Jeep op 14 juni 2024 samen met nog weer een schoolklas 2 weken na zijn 91e verjaardag.

Tijdens een van hun jaarlijkse bezoeken aan Normandië, in juni 2015, is de echtgenote van Albert in een hotel te Caen plotseling overleden. Zij waren er toen ook weer op uitnodiging van de Normandische (zuster-)”Vereniging van Airborne-Vrienden”.