Jan Brandsma

Opgetekend door Jan Brandsma

Herinneringen van de heer Jan Brandsma

Toen de oorlog uitbrak was ik 13 jaar en heb de Duitsers bij de Berlagebrug Amsterdam binnen zien komen. Als jongen had ik toen nog niet in de gaten welke impact de oorlog zou hebben. Ik ging daarna gewoon in de Oosterparkstraat naar de Camperschool. Op school had je er eigenlijk niet zoveel erg in dat het oorlog was. De lessen gingen gewoon door.

In 1940 verhuisde ik naar de Nieuwe Kerkstraat. Maar ik bleef gewoon op mijn rolschaatsen naar mijn oude school gaan. Na de lagere school ging ik naar de Ambachtsschool om voor automonteur te leren. Ook op die school bleven de lessen gewoon de hele oorlogstijd doorgaan.

De razzia

In de nieuwe Kerkstraat woonden ook veel Joodse mensen. We hadden veel contacten met ze en wij, als kinderen speelden heel veel met elkaar. Vaak rolschaatsen. In 1942 kwamen midden in de nacht de eerste razzia’s. Dat weet ik nog heel goed en vergeet ik nooit. De Grüne Polizei kwam bij ons binnen , omdat zij dachten dat wij ook Joden waren. “Sind hier Juden” werd er geschreeuwd. Ze controleerden alles, de kamer, keuken, zolder en slaapkamers. Ze stonden met allemaal overvalauto’s voor de deur. Ik zag toen dat onze Joodse buurtgenoten allemaal meegenomen werden. Het was een korte razzia, maar later volgden er meer. Heel veel Joden werden weggevoerd. Veel bekenden en vrienden zijn weggevoerd. Ik vond het heel erg dat mijn vriend Levi Kool ook weggevoerd werd. Het was verschrikkelijk. Wij mochten niet kijken en werden door de Duitsers in de gaten gehouden.

De Hongerwinter

Wij hebben gelukkig niet erge honger geleden. Ik scharrelde en handelde een beetje. We zaagden hele bomen om en verkochten het hout. Met het geld dat het opbracht kochten we eten. In de Hongerwinter ging ik naar de gaarkeuken voor eten. Je moest daar in de rij staan. Eten was eten, maar niet te eten. Ik ging ook met vrienden met bakfiets op voedseltocht naar de Wieringermeer. Deze was op een gegeven moment onder water gezet door de Duitsers en de boerderij was daarom al verlaten. Maar in de schuur lagen nog graan en aardappels. We hebben met elkaar onze bakfiets volgeladen en zijn weer naar Amsterdam gereden. Precies op die dag kwamen vliegtuigen over met de Zweedse voedselpakketten. Wij zwaaiden met een vlag, want dat was het teken voor de piloot om de pakketten naar beneden te gooien. En dat lukte, maar heel veel viel in het water jammer genoeg. Helaas konden we geen pakket bemachtigen. We gingen ook een keer naar Harderwijk. Daar kregen we bij de Maggifabriek soep en konden in scholen overnachten. Meisjes en jongens apart natuurlijk. Zo ging dat in die tijd. Toen we op een keer weer naar Amsterdam teruggingen, zagen we een hele lange rij mensen die door de Duitsers weggevoerd werden. Wij zaten toen bij een boer binnen zodat de Duitsers ons niet zagen. Bij terugkeer bij het IJpont in Amsterdam stond een WA-man ( een Jan Hagel zo genoemd, omdat ze geweren droegen met hagel) die ons controleerde en ons voedsel wilde vorderen. Maar dat is hem niet gelukt. Wij konden hem afkopen met een zak graan.

De Bevrijding

Dat was mooi. We hoorden het via de Radio Oranje. Meteen groot straatfeest. Mijn vader regelde de feesten in onze straat, die wel 2 tot 3 dagen duurden. Enige tijd na de oorlog kwamen nog enkele Joodse mensen terug. Mijn opgepakte vrienden Wim Smit en Harry Lever hebben het overleefd. Helaas is Levi, net als veel andere Joodse buurtgenoten, nooit meer teruggekomen.

Schietpartij op de Dam op 7 mei 1945

Op 7 mei 1945 was het natuurlijk een gigantisch feest in Amsterdam en ook op De Dam. Daar moest ik natuurlijk ook bij zijn. Ik zat op de hoek van de Nieuwendijk op de balustrade van het SS-gebouw. Plotseling werd er vanuit een gebouw geschoten. Ik ben toen naar beneden gesprongen en bezeerde mijn been en kreeg een glasscherf in mijn hoofd. Het litteken zit er nog steeds. We zijn via het kapotte ruit het gebouw ingevlucht en via de trap naar het dak gelopen. Daar lag een houten plank naar het huis ernaast. Dat huis bleek van de banketbakker te zijn. De bakkersvrouw scheurde lakens doormidden voor de wonden. Ik kreeg daar een witte vlag in handen geduwd en ben met padvinders en een handkar, waarop 2 gewonden lagen, naar het Binnengasthuis gegaan. We liepen midden over De Dam en wat je daar zag was echt verschrikkelijk. Overal lagen gedode mensen en gewonden. Kinderwagens, schoenen en tassen. Ook het orgel stond er nog waar veel mensen zich achter verscholen hadden. Voor het Binnengasthuis stonden Canadese Jeeps. Van een soldaat kreeg ik een sigaret. Daar stikte ik bijna in, want ik had er natuurlijk nog nooit een gerookt. Toen ik verbonden was ben ik toch weer teruggegaan naar De Dam. Ik wilde er natuurlijk als 18-jarige met jeugdige overmoed niets van missen.

 

Van de nabestaanden van Jan Brandsma ontving Stibo de door hem opgetekende herinneringen uit de oorlogsjaren. Jan is geboren in Amsterdam op 28 juli 1927. Stibo plaatst zijn verhaal integraal.