Toos Van de Veen - Van Goor

herinneringen van mijn moeder Toos van de Veen – van Goor
door Evelyn van de Veen

Het begin

Het was een prachtige voorjaarsdag op 10 mei 1940. De zon scheen, het was warm. Mijn moeder Toos van Goor (toen 9 jaar) woonde met haar ouders en vier jaar oudere zus Dini op een boerderij net buiten Brummen. In Cortenoever, dat in een grote bocht van de IJssel ligt. De IJssel was van strategisch belang en de verwachting was dat er hevig zou worden gevochten. Dat betekende dat het gezin bij het uitbreken van de oorlog hun toevlucht zocht op landgoed het Hallse Hull bij Eerbeek, dat zo’n zeven kilometer westelijk en dus verder van de rivier lag. Alle vee en poezen bleven achter. Twee keer per dag fietste mijn grootvader terug naar de boerderij om de koeien te melken en alle dieren te voeren. Na vijf dagen was de strijd voorbij, en gingen ze terug naar huis. De poezen zaten ze op te wachten, op het grind voor de boerderij.

Foto: Vervaardiger Jansen Venneboer, Deelcollectie 2065 Fotocollectie Brummen, Fotonummer SZU002021400, Regionaal Archief Zutphen 

 

de bezetting

Als boerengezin met een gemengd bedrijf hadden ze geluk: altijd voldoende te eten. Maar daarvoor moest er wel veel stiekem gedaan worden. Stiekem een varken slachten, een deel van je geoogste graan achterover drukken. Snel werken, altijd iemand op de uitkijk. En stress als een NSB-buurman of een Duitser over de weg fietste.

Ook liepen ze altijd het risico dat hun paarden gevorderd zouden worden. Je paard afstaan, niet te weten hoe ze hem zouden behandelen, wat hem te wachten stond, was heel erg naar. De paarden waren onderdeel van het gezin, net als de hond en de poezen. En bovendien hadden ze de paarden zelf nodig om het land te bewerken.

Soms moesten ze onderdak verlenen aan Duitse soldaten. Meestal vriendelijke jongens met wie ze het beste konden communiceren door plat te praten: het Brummense dialect was voor de Duitsers makkelijker te verstaan dan standaard Nederlands.

Tegen het eind van de oorlog kwamen er evacuees in huis. Een mevrouw uit Arnhem die het boerenleven nogal beneden haar stand vond. Zo vond ze het zelfgebakken roggebrood dat het gezin at, niet lekker genoeg en ging ze naar een lokale bakker om zelf roggebrood te kopen. Tot de bakker – die ook boer was – op een dag de stal aan het uitmesten was toen de Arnhemse mevrouw langskwam en hij haar het roggebrood overhandigde zonder eerst z’n handen te wassen.

Ook uit Scheveningen kwamen evacuees. Na de oorlog ging mijn moeder daar logeren, wat diepe indruk maakte. Ze woonden vlak aan zee, aan de Gevers Deynootweg. Die straatnaam is ze nooit vergeten.

Kaart Brummen Cortenoever Zutphen 1940

Na de lagere school ging mijn moeder naar de huishoudschool in Zutphen, die vanwege de oorlog in een tijdelijk onderkomen zat. Het laatste oorlogsjaar was het te gevaarlijk om naar school te gaan. De IJsselbrug in Zutphen was doelwit geworden van geallieerde bombardementen; daar wilde je niet meer in de buurt komen. Zo bleef ze een jaar lang thuis.

Ook in Brummen liep je risico en mijn moeder was steeds vaker bang. Zo waren er de V-1s, primitieve onbemande vliegende bommen die de Duitsers richting Londen schoten, maar die erg onbetrouwbaar waren en vaak zomaar ergens naar beneden kwamen.

Ook Engelse vliegtuigen stortten soms neer, al dan niet neergeschoten door Duits luchtafweergeschut. Een brandend vliegtuig op de boerderij met al het vee, of op de hooiberg vol droog en licht ontvlambaar hooi, dat was een schrikbeeld dat mijn moeder steeds voor ogen had.

Melken deed je toen nog met de hand, gewoon in de wei waar de koeien liepen. Mijn moeder kon het al sinds ze een jaar of zes was, en hielp graag mee. Maar in die laatste oorlogsperiode werd ook dat spannend. Zodra ze vliegtuigen aan zag of hoorde komen, rende ze met haar vader terug naar de boerderij.

Elke nacht waren er de Engelse bommenwerpers. Heen vlogen ze laag, en met een diepe brom, zwaar beladen met bommen bestemd voor het Roergebied. Terug vlogen ze hoger, en klonken ze anders. Tegen de zijmuur van de boerderij geleund, keek het gezin naar de rode gloed van de vuurstormen in de Duitse steden. Slapen konden ze toch niet.

de bevrijding

Ansicht: Huize Reuversweerd 1941, Uitgever Boekhandel Caro (Brummen), Deelcollectie 2090 Fotocollectie Brummen verzameld door W. Reusink, Fotonummer 2090_0002_0035, Inventarisnummer 2, Regionaal Archief Zutphen 

 

Op 15 april 1945 is Brummen bevrijd. Een datum waar mijn moeder elk jaar bij stilstond. In de laatste oorlogsdagen werd er nog flink gevochten in de buurt en boerderijen gingen in vlammen op. Op 13 april werd de lokale landheer, baron van Sytzama, uit zijn landgoed Reuversweerd opgehaald en samen met zeven anderen gefusilleerd. Sindsdien bleef het grote huis onbewoond en zo heeft het tot voor kort langzaam staan vervallen. Mijn moeder en ik reden er wel eens langs. Een vreemd en triest gezicht.

en toen…

In vergelijking met vele anderen was het gezin Van Goor de oorlog goed doorgekomen. En toch heeft die periode diepe sporen achtergelaten. Als we logeerden op de boerderij, kwamen ’s avonds de verhalen naar boven over die nachten met de bommenwerpers en de brandende steden. Altijd is ze deze verhalen blijven vertellen, tot ze 76 jaar na het einde van de oorlog overleed.