Frits-Jan Schuttevaer- Streefkerk

Opgetekend door Els Tendeloo

Interview met Frits-Jan Schuttevaer-Streefkerk over het oorlogsverleden van zijn moeder.

 

Mijn moeder, Reina, is in 1931 geboren en heeft dus bewust de tweede wereldoorlog meegemaakt. In de loop van haar leven heeft ze mij veel verteld. Ze is overleden, helaas na een periode van dementie. En in die periode van dementie herleefde zij de gruwelijkheden van de oorlog weer helemaal. De angsten, de frustratie, de vernederingen…….. Ik vind dat wat zij heeft meegemaakt en aan mij heeft verteld de moeite waard is om als oorlogsherinnering te worden opgetekend. Vooral ook omdat ze in haar laatste levensfase, die al zo moeilijk was, daar nog extra door heeft geleden

 

Reina was de jongste van een gezin van 6 kinderen. Het voorlaatste kind, een jongen, was overleden en het was de bedoeling dat de nieuwe baby, mijn moeder dus, deze jongen zou vervangen. Maar ja, ze was een meisje…… Het gezin was een schippersgezin en men leefde aan boord van een Friese Tjalk. Haar vader en moeder waren door hun beider families aan elkaar gekoppeld, uit economische overwegingen en het huwelijk was geen succes. Er was enorm veel ruzie en geweld binnen het gezin en Reina werd er voortdurend aan herinnerd dat zij een jongen had moeten zijn.

 

Toen zij 9 jaar was brak de oorlog uit. De schepen werden gevorderd na de bezetting door de Duitsers Haar ouders moesten voor de Duitsers varen, het was te gevaarlijk voor de kinderen om aan boord te blijven. Reina werd naar een tante, tante Tine, gestuurd die in de stad Groningen woonde. Dat was een liefdeloze vrouw, die absoluut niet zat te wachten op een nichtje in huis. De families die haar ouders hadden gekoppeld haatten elkaar inmiddels diep. En dat werd botgevierd op de kinderen, waaronder Reina. Mede daardoor was Reina ondervoed en moest zij zomer en winter in een zomerjurkje 3 kilometer heen en 3 kilometer terug naar school lopen. Dat had gevolgen voor haar gezondheid en ze begon heel erg te hoesten. Ze mocht daarom niet bij andere familieleden op bezoek, maar werd heel erg weggehouden van alles en iedereen. Ook van de enige persoon die wel van haar leek te houden, haar 10 jaar oudere broer Frits. Reina verbleef op de zolder in het huis van tante Tine en er werd ook in Groningen flink gebombardeerd.

 

Als het luchtalarm ging, moest iedereen vlug naar de kelder. Als Reina dan zonder schoenen de kelder binnenkwam, moest zij, hoestend en naar adem snakkend, toch weer terug naar zolder om haar schoenen te halen. Luchtalarm of niet. Gruwelijke eenzaamheid en angst.

 

Haar gezondheid werd steeds slechter en toen zij difterie bleek te hebben, werd ze opgenomen in het ziekenhuis. Daar werd ze besmet met de bacterie die Roodvonk veroorzaakt. Tegenwoordig mag dat dan een milde kinderziekte zijn, in die tijd was dat wel anders. Er waren speciale Roodvonkbarakken omdat de ziekte erg besmettelijk was en vooral bij kinderen met verlaagde weerstand vaak complicaties gaf. Reina werd ook in zo’n barak geplaatst en zij kreeg als complicatie oorontsteking. Die woekerde door, ze werd doof, ze werd geopereerd waarbij haar binnenoor werd verwijderd. En dat alles zonder narcose of verdoving want de middelen daarvoor waren er niet. Ze werd vastgebonden “geholpen”. Er bleef een groot gat over op de plek waar ooit haar oor en gehoor had gezeten.


Bij haar op de zaal lag een patiëntje die hetzelfde overkwam, maar dan aan beide oren. Dat jongetje, Bram, was een kind van NSB’ers en hij werd volledig genegeerd door het verplegend personeel. Reina kon dat niet aanzien en zij hielp hem zo goed en zo kwaad als ze dat kon. Als dank kreeg ze van zijn ouders een boek, Pommie. Dat boek heeft ze altijd bewaard en dat heb ik nu.

 

Toen Reina uit de Roodvonkbarak werd ontslagen moest ze weer terug naar tante Tine. En regelmatig naar het ziekenhuis voor controle. Dat moest ze alleen zien op te knappen. Eten kreeg ze nauwelijks, een plak koolraap was vaak het enige. De weg naar het ziekenhuis leidde door een grotendeels door bombardementen verwoest en verbrand gebied. Dat was niet zonder gevaar, Reina werd door vreemde mensen meerdere keren geholpen en gered.

Af en toe ging het gerucht dat haar ouders met hun schip, dat ze blijkbaar weer terughadden, in de buurt van Groningen waren, maar voordat het gerucht haar bereikte waren zij alweer vertrokken. Het is niet duidelijk of haar ouders wel van haar hielden, vermoedelijk niet. Ze hebben zich in ieder geval nooit bijzonder ingespannen om haar aandacht en liefde te geven. Ze had immers een jongen moeten zijn!

Reina vluchtte op een dag naar haar oudste zus, waarvan ze het adres had achterhaald, maar daar was ze ook niet welkom en ze werd weer teruggestuurd naar tante Tine. Dat resulteerde in straf, nog minder eten en drinken. 

Het is bijzonder dat Reina het op school erg goed deed. Misschien omdat school toch een soort veilige haven was? Ik heb de schoolrapporten van haar, die heeft ze uitzonderlijk goed bewaard. En ansichtkaarten van haar broer Frits.  de enige persoon in haar leven die iets om haar gaf. Alleen was hij niet fysiek in de buurt.

De bevrijding was voor Reina een verwarrende belevenis. Ze was nog zo met haar gezondheid bezig. Pas onderweg naar de ziekenhuiscontrole viel het haar op dat er niet meer werd gevochten en geschoten en dat er Nederlandse vlaggen wapperden. Heel de aanloop naar de bevrijding en de bevrijding zelf ging, vanwege het gebrek aan communicatie met de mensen die voor haar hadden moeten zorgen, aan haar voorbij.

Op weg naar het ziekenhuis werd haar naam geroepen vanaf een voorbij rijdende truck en gezwaaid naar haar. Van omstanders hoorde ze dat die truck beladen was met NSB-ers en dat de mensen die haar naam riepen neven waren van haar. Nooit geweten. Het verklaarde achteraf wel de reden waarom zij niet naar andere familieleden mocht van tante Tine.

Een paar dagen na de bevrijding werd er voedsel gedropt in Groningen en het wittebrood dat Reina toen proefde was het aller- aller lekkerste wat ze ooit heeft gegeten.

Direct na de bevrijding was werd Reina op straat gezet door tante Tine met de mededeling dat zij haar nooit meer wilde zien. Reina werd via haar moeder ingezet op een boerderij waar het werk veel te zwaar was voor haar verzwakte lichaam. Ze moest melkbussen sjouwen, werd op de zolder gehuisvest, zonder verwarming uiteraard. Ze moest in de winter het ijs breken in de lampetkan om zich een beetje te kunnen wassen. Ze hield dat niet vol. Dus moest ze met haar vader, en haar broer Piet, waar ze absoluut niet mee op kon schieten, varen op de Tjalk, de Disponibel. Haar moeder verbleef aan de wal, en ging bij haar oudste dochter wonen. Het liep enorm uit de hand en Reina zag kans om te situatie te ontvluchten en kreeg een baan als dienstbode bij een huisarts in Annen. Op enige afstand had haar moeder nog steeds controle over Reina, liefdeloze controle. Toen de huisarts in een scheiding verwikkeld raakte en zij daar wegmoest, kon Reina aan het werk als leidster bij de padvinderij in Veendam. Daar werd de directeur verliefd op haar maar die was getrouwd en had kinderen. Hij heeft haar geholpen met een sollicitatie bij “Amstelhof”, een verpleeghuis in Amsterdam, dat nu de Hermitage is. Reina’s moeder was woest over deze beslissing, ze raakte de controle over haar dochter kwijt.

Reina heeft een leven gehad waar wij ons in de tegenwoordige tijd maar heel moeilijk een voorstelling van kunnen maken. Toch is het allemaal nog maar redelijk kort geleden gebeurd. Haar leven was al niet rooskleurig begonnen en de oorlog heeft dat vele malen verergerd. In de jaren kort voordat ze dement begon te worden, vond ze berusting en schonk ze vergeving aan haar moeder, die haar zo verschrikkelijk in de steek heeft gelaten. Des te pijnlijker dat alles door haar dementie weer opnieuw begon. Als ze nu nog iets zou kunnen zeggen, zou dat vermoedelijk zijn: Mensen van nu weten niet wat werken is! Mensen van nu zijn nooit tevreden! Terwijl ze –tenminste meestal, en in het huidige Nederland- toch alle reden hebben om wel tevreden te zijn!

 

Foto 1 Boek Pommie
Foto 2 Getuigschrift
Foto 3
Foto 4
Foto 5 
Foto 6 
Foto 7 Zo zag het schip van grootouders er ongeveer uit
Foto 8 Hindertje Blaauwiekel Tillema