Nel Tamis

Opgetekend door Nel Tamis en geredigeerd door Harrie Oud

Onderstaand het integrale verhaal van Nel Min uit Bergen NH. In 1999 geschreven vanuit haar belevenis en ook wat haar verteld is uit die tijd. Samen met haar zus Loes willen zij graag hun herinneringen via Stichting Behoud Oorlogsherinneringen delen. De moeder van Nel en Loes was Poolse van geboorte. Op haar 18de kwam zij naar Nederland om in Bergen aan Zee te gaan werken. Zij ontmoette daar Kees Min, die in dienst was bij de Nederlandse Marine in Den Helder. De oorlog begon voor Nel en Loes abrupt. Het verhaal begint op 10 mei 1940 in Den Helder.

 

Niets wees erop dat het geen gewone dag zou zijn. Maar ineens was alles anders. Met grote snelheid dook een vliegtuig uit het wolkendek en vielen er donkere kegels uit. Je zag vuur en ergens klonken doffe dreunen, gevolgd door grote zwarte wolken die omhoog klommen boven de huizen in de richting van daar waar de marine Scheepswerf zich bevond. Geschrokken renden mijn zusje en ik vanuit de tuin naar binnen. Onze moeder, mam, zei dat we maar beter onder de tafel konden gaan zitten. Angstig zaten we daar in afwachting wat er verder nog meer zou gebeuren. We begrepen niet wat er aan de hand was. Wel hadden we opeens allemaal buikpijn. Toen het rustig bleef, liepen de mensen uit hun huizen de straat op en staarden ongerust naar de rookwolken die de licht donker kleurden. De Werf is getroffen door bommen, werd er geroepen. De mensen die in Den Helder woonden waren allemaal betrokken bij de Koninklijke Marine. Het was midden op de dag en al het werk in de havens, op de schepen en op de werf was in volle gang. Hoe erg is het allemaal, vroeg men zich af. Wat zal er met onze mannen en vrouwen zijn gebeurd? Zenuwachtig en vol spanning werd er op een bericht gewacht.

Het was 10 mei 1940. Opeens was Nederland in oorlog. Duitsland had Nederland aangevallen en wilde ons land veroveren om de kust en de havens in handen te krijgen. Zo konden zij zich beter opstellen en verdedigingslinies aanleggen tegen de Engelsen tegen wie zij de strijd voerden. Voor het transporteren van troepen over de zee en voor hun oorlogsgoten hadden zij de havens nodig. Het werd een wereldoorlog waarbij héél Europa in de strijd betrokken was. En al gauw ook de andere werelddelen. Er heersten al langer politieke spanningen. Het was jarenlang zo dat er weinig of geen werk was in de landen en de overheersende armoede waarin men verkeerde leidde mede tot een uitbarsting. Werk werd beloofd en veel mensen hoopten op een verbetering van de situatie. Hun kinderen leden honger!! Het werk kwam er ook. Al was het hoofdzakelijk de wapenindustrie die opbloeide. Maar als nog niet eens zes jaar bent en je zusje bijna drie, dan begrijp je niet zoveel van oorlogsdreiging en het in paraatheid brengen van land-, lucht- en zeemacht en van onenigheden tussen aangrenzende landen. De Duitsers waren Nederland binnengevallen en de overmacht van de Duitse troepen was voor het kleine Nederlandse leger te groot. Al na een paar dagen konden zij de verdediging niet meer volhouden. Rotterdam werd platgebombardeerd en ook andere havenplaatsen aangevallen. Nederland capituleerde, moest zich overgeven en Duitse troepen bezetten het land. Belangrijke politieke leiders en bestuurders moesten hun plaats afstaan en velen trokken zich terug of weken uit naar Engeland. Ook Koningin Wilhelmina ging naar Engeland. Van daaruit ondernam zij pogingen om haar land te helpen, samen met enkele mensen van de regering. In ons land ontstond een groepering; de NSB ( Nationaal Socialistische Beweging) die zich aansloot bij de vijand.

 

In de praktijk bleken deze landverraders nog erger dan de bezetters .Intussen waren ook de mensen van de Marine opgeroepen en bevolen om hun boten in paraatheid te brengen om zo snel mogelijk uit te kunnen varen. wie nog vakantiedagen tegoed had, kon ze niet meer opnemen en alle verdere vrije tijd werd ingetrokken.

Pap was een Marineman en ook hij kwam niet meer naar huis. Dat was voor mam een vreselijke teleurstelling. Weg vakantiedagen. Geen afscheid. Wannéér zou hij terugkomen?

Het bleef onrustig in Den Helder, regelmatig werden Werf en havens onder vuur genomen

Opoe en Opa, de ouders van mijn vader, die in Bergen NH woonden en via de radio hoorden wat er allemaal gebeurde, maakten zich erg ongerust over ons. Een vrouw die daar alleen voor haar 2 kinderen moest zorgen in een onveilige omgeving. Wij moesten maar in Bergen komen wonen, meenden zij. Vooral omdat het er naar uitzag, dat onze paps voorlopig niet thuis kon komen.

Gevlucht voor het gevaar in Den Helder begon de niet vrijwillig gekozen ronde van Bergen, wonen hier en inwonen daar en wéér verhuizen. Gelukkig had Bergen maar één school waar wij op mochten. Dat bleef tenminste even hetzelfde. De weg om er naar toe te gaan niet. Mam was er in geslaagd om een paar kamers op een bovenverdieping van een leegstaand pand aan de Molenstraat, waarin voorheen een Bakkerij was gehuisvest, te bemachtigen .

Intussen werd de bezetter in Nederland overal min of meer zichtbaar. Vooral aan de kuststrook namen ze heel veel in beslag. Bouwden bunkers bij het strand en in de duinen en het gebied werd afgezet met prikkeldraad. Ook zee— en landmijnen werden geplaatst. Het was levensgevaarlijk om je in de duinen te begeven. De toegangswegen naar de bunkers werden streng bewaakt.

Omdat ook die mensen ergens moesten wonen werden legerkampen opgezet. In Bergen en Schoorl verschenen ze ook. Bergen beschikte eveneens over een klein vliegveld. Dat was al heel gauw in beslag genomen. Regelmatig marcheerden Duitse soldaten zingend door het dorp. Hele rijen netjes achter al kaar. Helmen op en van die nadrukkelijke laarzen aan. Het geweer op hun schouders . Maar ook een tegenpartij in de oorlog zit niet stil. Burgers verzetten zich en werkten in het geheim. Zij gaven berichten door naar Engeland. Op die manier konden de activiteiten van de vijand doorgeseind worden via weggestopte radio's. Want naar nieuwsberichten luisteren werd al gauw verboden. Radio's noesten worden ingeleverd.

Die ondergrondse beweging hielp ook mensen vluchten en zorgden voor onderduik—adressen. Als er een Brits vliegtuig was neergehaald, probeerden zij de piloten op te vangen en hun parachute te verbergen om hen dan later via geheime wegen naar Engeland over te brengen. Of ze bleven en moesten onderduiken.

Maar Oh wee! als ze gesnapt werden.

Zij vervalsten paspoorten en distributie—bonnen (bonnen voor het verdelen van eten e.d. ) Met zo'n distributiebon kon je een afgepaste hoeveelheid eten, textiel en andere levensbehoeften kopen. Ook vernielden zij wel wegen en spoorlijnen om de Duitsers tegen te houden .

 

Wij hadden nauwelijks ons plekje gevonden op de Molenstraat toen de Duitsers op het idee kwamen om hun mobiele transportmiddelen, mitrailleurs en andere oorlogszaken, tegenover ons huis op het pleintje neer te zetten. Dat was veiliger voor het kamp en het was een voortreffelijke, natuurlijke schuilplaats daaronder de bomen. Het duurde niet zo lang of er werd vanuit de lucht op die wagens geschoten .

We hebben vaak in de nacht op de trap vlak bij de buitendeur gezeten. Een deken om ons heen en een potje ernaast voor als je heel nodig een plas moest doen. Mam had een speciale tas, waarin belangrijke papieren en wat kleren inzaten en die altijd klaar stond. Als er iets zou gebeuren had je echt geen tijd meer om het bij elkaar te zoeken.

Eng was dat, maar al een hele geruststelling als we dicht tegen mams aan konden zitten. Wij tweetjes, ieder aan een kant van haar op de traptrede ,

Huis één was onveilig, vond opoe. En spoedig sliepen we `s nachts bij onze grootouders en woonden overdag thuis. Dit werd al gauw een onhoudbare toestand. Mam ging er op uit om een ander adres te zoeken en vond een kamer met gebruikmaking van de keuken en een boven slaapkamer op de Oosterweg, dicht bij onze grootouders . Het waren oude mensen waarbij we in kwamen wonen en al gauw mopperden zij dat het wel erg druk was. Kinderen konden vriendjes meenemen en `s nachts weleens huilen Huis 2 was dus niet zo lang onze thuishaven en we kwamen terecht bij een gezin op de Notweg. Vier van hun vijf kinderen woonden thuis en ook een kunstschilder had daar een onderkomen. De vader was een vroegere marineman. Zij hadden begrip voor de situatie waarin wij ons bevonden. We kregen de voorkamer als woonkamer en de aangebouwde serre als slaapkamer. De keuken was voor gezamenlijk gebruik. Het ging daar goed met ons allemaal .

Op een dag kwam de huiseigenaar. Hij had het huis verkocht en het moest leeg opgeleverd worden. Wij, de bewoners, moesten er maar uit. Nu had hij wel iets op het oog waar het gezin v. Pappelendam dan in kon wonen. Maar de andere bewoners wij dus moesten maar zelf iets zien te vinden. Hij had het huis niet aan ons verhuurd. De familie leefde met ons mee. Voor een tijdelijke oplossing stonden zij aan ons, in de veel kleinere woning, de bijkeuken en een klein zolderslaapkamertje af. Dan hadden we wat langer de mogelijkheid om naar iets anders uit te kijken. Onze moeder nam het in dankbaarheid aan. Waar zou je ook zo gauw naar toe moeten gaan? De noodzakelijkste meubels en huishoudelijke spullen namen we mee. De rest werd bij familie opgeslagen. Huis 3 werd vervangen door huis 4.

Wij woonden al met al, héél krap daar op de Jan Oldenburg laan. Het was op een wintermorgen toen we wakker schrokken van een vreselijk lawaai. Het hele huis stond gelijk op stelten. In onze bijkeuken stond een kachel. De kachelpijp stak door het dak van de bijkeuken naar buiten. Achter deze kachelpijp waren planken aan de muur bevestigd. Op die planken stond het dagelijkse servies, pannen en de boodschappen. Door de warmte van de kachelpijp waren de planken kromgetrokken en al wat er op stond was er afgegleden. Het was een enorme ravage in die kleine ruimte. Wij tweetjes moesten in bed blijven tot alles weer een beetje op orde was, want je kon je echt niet keren. (Het houtsnijwerk— tafeltje wat nu bij ons in de woonkamer staat, heeft er nog een zichtbaar bewijs van overgehouden. )Iemand heeft aan ons na deze toestand toen vermoedelijk een tip gegeven, dat weet ik niet precies meer.

 

Maar aan de Breelaan 14 stond een notariskantoor. Op de bovenverdieping woonde een groot gezin, aan de achterzijde bleken nog enkele kamers leeg te staan. Een korte tijd later was het inderdaad zo, dat wij de kamers mochten bewonen. Huis 5. Er was een hele grote tuin omheen en we hebben daar best leuk gespeeld.
Om een omgeving zo min mogelijk zichtbaar te laten zijn, waren we verplicht om onze ramen te verduisteren. Er mocht geen licht door— heen komen. Ook de straatlantaarns gingen uit.
Tante Sien en tante Jo, zussen van pa, woonden nog bij opa en opoe in huis. Tante Sien had een dochter. Ineke, was een jaar ouder als ik. wij bezochten elkaar regelmatig en dat was vooral voor mam heel fijn. Op een herfstavond kwamen zij vroeg bij ons langs. We zouden samen naar opa/opoe gaan. Het werd al vroeg donker en er brandde geen licht buiten. Bij het restaurant 'de Rustende jager' ben ik toen over een dronken mof gerold en mij rot geschrokken. De anderen kwamen niet meer bij. Maar je durfde niet zo hard te lachen want je voelde je niet erg prettig tussen de Duitsers.

Maar ook de tijd gaat verder. De oorlog was al weer enkele jaren een feit. De algehele toestand werd grimmiger en de toewijzingen voor het levensonderhoud minder. De bezetters vorderden steeds meer van de landbouwproducten en grote mooie huizen werden ingenomen. voor kantoren, woningen van officieren en hoofdbevelhebbers .

Het werd ook gevaarlijker om in de kuststreek te blijven wonen. Er kwam een verordening. Wie minder als ± 10 KM. van de kust af woonde, moest naar andere plaatsen worden overgebracht. Dat betekende; meer het binnenland in, of uitwijken naar andere provincies. Wie niet zelf iets gevonden had via kennissen, kreeg een dorp of stad aangewezen.

Mam, die destijds uit Duitsland in Nederland was komen werken, was wel Nederlandse geworden doordat zij met onze vader was getrouwd, maar haar eigen familie woonde in Duitsland. Haar Duitse achtergrond wekte bij mensen die haar niet kenden altijd iets van achterdocht. Daarom hield zij er ook niet van om met andere mensen contact te zoeken. Wij mochten ook altijd maar één vast vriendinnetje mee naar huis nemen. Ook was haar eigen familie niet of nauwelijks bereikbaar en dat was een gemis. Je moest nogal wat papierwerk invullen 0111 iets aan te vragen. En dan maar afwachten of je ergens toestemming voor kreeg.

Oma in Duitsland wist wel het e.e.a. van wat er gaande was, door de brieven die ze aan elkaar schreven en door de radioberichten, die in Duitsland nog niet verboden waren. Zij wilde ons graag naar haar toe laten komen. en vond de oorlog net zo erg als wij. Ook Duitsland had veel te lijden van de overzeese bombardementen. Maar het was er toch heel anders. Duitsland was de oorlogsvoerder en niet bezet door anderen.

Mam, verkeerde in grote tweestrijd. Hier moest je je behelpen met woonruimte en ondanks alles, toch de confrontatie met haar Duitse achtergrond. Nu weer die evacuatie en alles naar alleen beslissen. Een ander kon dat niet voor haar doen. Maar wat, dacht zij, zal de reactie zijn als pap thuiskomt? Hij vechten tegen de vijand en zij naar Duitsland? Haar natuurlijke trouw bracht haar in een onzekere positie .
Alhoewel ze achter de benodigde papieren aan geweest was, omdat het beschermende gevoel dicht bij je moeder te kunnen zijn haar heel sterk aantrok, heeft ze er toch van afgezien.

 

Als oudste van ons beiden, voelde ik de spanning heel sterk, maar was nog te jong om er iets mee te kunnen . Er heerste een dysenterie epidemie, in hevigheid verschillend en gevaarlijk. Aanvallen van hevige diarree waarin bloed, veroorzaakt door bacillen die door besmetting werden verspreid. Hoge koorts , erg ziek voelen, verzwakken en uitdrogen en alleen te behandelen met een streng dieet van slappe thee, geraspte zure appels en rijstewater. Waarna het dieet voorzichtig opgevoerd kon worden. We kregen het alle drie.

Rond de evacuatie uittocht, werd het wat rustiger en mam trok de stoute schoenen aan.

Bij de instantie' s die toen over de gemeentelijke verordeningen gingen, vroeg ze een andere woning aan. Ze was nog met papieren

e.d. bezig vertelde zij daar, om eventueel naar Duitsland te kunnen gaan. In afwachting van het e.e.a. zou ze toch wat betere woon—voorzieningen willen hebben.

Veel huizen stonden leeg, door de evacuatie van de bewoners Zo verhuisden wij naar huis 6, de Antoniusstraat.

Wat een luxe, een huis waar je niet met andere mensen hoefde te wonen. Mijn vriendin, nog steeds hebben wij contact, woonde in dezelfde straat en we fantaseerden dat we ieder een kamer hadden aan een lange gang, Die gang was de straat waaraan wij woonden.

Om het huis stonden bessenstruiken en perenbomen, heerlijk! In het kool landje ernaast, zochten we rupsen die we in een emmer water lieten vallen. Emmers vol. Omdat de kolen duur en schaars waren, leenden de tantes en mam een handkar en als we vrij hadden op woensdagmiddag, gingen we naar “De Nok” een hoge heuvel bij het waterleidinggebied tussen Bergen en Schoorl. Wel een aardig eind lopen. In de dennenbossen zochten we knoppen (dennenappels) voor de winter. Daar kon je een lekker vuurtje van stoken. De naalden die op het heuvelachtige terrein lagen, waren wel erg glad en Nellie, toen nog betrekkelijk klein, kon er niet tegenop klauteren. Telkens gleed ze naar beneden. Opeens riep ze, 'Rot Mam Min, help dan toch eens!' Wat de anderen deed lachen.

Tussen de middagpauze, ging ik meestal met mijn vriendin, toen nog Lien, later Elly de kerkklok luiden. Haar vader was koster. Maar eerst moest ik even thuis het gas onder de aardappelen aansteken en laag zetten. Dan de klok helpen luiden, waarbij we dan met z'n tweetjes aan het touw hingen. Mams, die op advies van haar zus (goed om eens met iemand anders in contact te komen, vooral als je veel alleen bent, je piekert minder en je verdient er nog iets bij) er een baantje bijgenomen had en in de pastorie werkte, ging mee naar huis waar de aardappels intussen gaar geworden waren. Na schooltijd, werd ik door mijn vriendje afgehaald net de autoped. Soms kreeg ik een snoepje. Ook wij zijn nog vrienden.

Op een middag, we stonden aan de tafel iets te doen, dook er een vliegtuig naar beneden die een doel beschoot. Getraind als we inmiddels waren, doken we onder tafel. Mam,  die aan de ander kant van de tafel zat, zag iets door het raam heenkomen en rakelings over mijn hoofd gaan, de deurpost inschieten en meteen weer terug ketsen. Het was maar goed dat ik net een neerwaartse beweging had gemaakt om onder de tafel te duiken. Een rond gat in het raam en een beschadigde deurpost wezen aan dat er een projectiel naar binnen was gekomen. Na een tijdje zoeken vonden we het onder het divanbed. Het was een scherf en nog gloeiend heet van het afschieten .

 

Oma in Duitsland, die nadat zij bericht van ons had ontvangen, dat we toch in Nederland bleven, zocht naar mogelijkheden om ons toch iets toe te kunnen sturen. Pakjes sturen werd steeds moeilijker. Vaak werden die onderweg al door iemand in beslag genomen. Ook met wat je in brieven schreef moest je oppassen. Zij werden gelezen (gecensureerd) en gecontroleerd of er geen vijandelijke boodschappen die van belang waren, doorgegeven werden.

Oma had een buurjongen, waarvan zij wist dat hij in het barakken kamp van Bergen woonde. Duitsers hadden een veldpost nummer en via dat nummer ontvingen zij brieven en pakketten van thuis. Op een dag werd er aan de deur gebeld en we schrokken, want er stond een Duitser voor ons huis. Hij wilde mam spreken. Zij kon goed Duits praten. (ik kon het ook nog wel, maar durfde niet. ) Het bleek dat hij ons een pakje van onze Oma bracht. Zij had het via zijn veldpost nummer aan ons gestuurd. De Duitser, kwam nog enkele malen terug, meestal met pakketjes. Ook zij waren eenzaam. Verplicht gestuurd naar een vreemd land. Ik denk, dat hij mam wel leuk vond en een prettige afleiding voor zijn eenzame avonden. Maar zij ging niet op zijn voorstellen in en zo was ook die Duitser weer verleden tijd.

In Oma's pakjes zaten lekkere en bruikbare dingen. We kregen zelfs ieder een mooie pop. Heel lang hebben we die bewaard.

Voor de tweede maal werden we opgeroepen om te evacueren. Nu was het menens en kwamen we er niet onderuit. We kregen een onderkomen in Friesland aangewezen. In het plaatsje Balk, bij een jong boeren echtpaar. Het 7e adres. Hij was veel ouder dan zij en ze verwachten hun eerste kindje. Jammer genoeg moest zij na een poosje in bed blijven, anders zou het niet goed gaan met de zwangerschap. Onze moeder had toch niets om handen en bood aan om een deel van het huishouden op zich te nemen. De boerin was hartstikke jaloers en vond het maar niks, dat de boer, gewoon aardig was tegen mam.

We zijn er een paar maanden gebleven. Toen we er nog naar heel kort waren moest mam nog een keer naar Noord Holland terug. Haar schoonzusje was overleden. Mijn zusje Nel wilde perse mee en ik moest in Friesland blijven. Het zou het reizen eenvoudiger maken. Omdat er een hele aardige onderwijzeres, familie van het boeren echtpaar, daar logeerde en op mij zou passen, zat er niet veel anders op. Het was naar voor een paar dagen, maar wat duurde het lang voordat man en Nel weer terug kwamen. Alhoewel we niet gewend waren een vaste woonplek voor een lange tijd te hebben, voelden we ons toch wel redelijk gauw ergens thuis. Als moeders maar in de buurt was. Zij was ons thuis. We werden ook echt door haar beschermd

Naar school gaan betekende, lang lopen. Op klompen waarmee ik helemaal niet handig om kon gaan. Veel regen en natte kleren herinner ik me en wintervoeten.

Dat jaar hebben wij op de meest onbegrijpelijke manier, sint Nicolaas cadeautjes gekregen. Er was niets te krijgen, geloven deed ik niet meer in de Sint, misschien Nel nog wel? We sliepen met z 'n drietjes in een tweepersoons bed. De muizen knaagden op de zolder aan de tarwevoorraad van de boer en we merkten niets bijzonders. Maar toen we `s morgens wakker werden, stond aan het voeteneind een tafel waarop toch nog wat kleine cadeautjes en zelfs iets te snoepen lag.

De toestand bij de boer werd er niet plezieriger op en vooral voor onze moeder niet. Ze werd er zeer nerveus van en stapte naar het gemeentehuis om een ander onderkomen te zoeken. ( woonplaats 8. )

 

Dat onderkomen en een heel fijne, vonden we bij Sjoerdje v.d. Werff. Zij was kraamverzorgster en woonde na de dood van haar moeder alleen in hun ouderlijk huis. Sjoerd je ging als zij opgeroepen was meestal voor 2 weken ergens naar toe. Voor dag en nacht, had je toen nog kraamhulp. Als je denkt aan de afgelegen boerderijen en het vervoer uit die dagen, dan begrijp je dat. Naar school hoefden we niet meer. Papier was er niet. De brandstof was op en de leraren hielden zich schuil op hun onderduikadressen. Mannen en jongens boven de 18 werden opgeroepen of opgepakt en naar werkkampen vervoerd. Daar kregen zij een zeer slechte behandeling en onmenselijk werk. Joden werden helemaal niet geduld. Zij werden naar vernietigingskampen getransporteerd. Overal was angst. Voor het oorlogsgeweld. De bommen en granaten, maar ook voor de razzia's (klopjachten) op mannen en joden. Vooral in de grotere steden en plaatsen werd elk huis doorzocht. Mensen gevangen genomen en afgevoerd op vrachtwagens. Angst had je voor het urenlange geronk van de overvliegende vliegtuigen die van en naar Duitsland gingen, zowel Engelsen als Duitsers. Bang was je voor die afschuwelijke raketvormige monsters, VI`s noemden ze die, met ontzettend lawaai werden die afgevuurd werden in het Rijster bos. Ze waren gericht op hun doelen en onbemand afgeschoten, richting Engeland. Natuurlijk lukte niet elke vlucht en niemand wist waar zo'n monster dan zou belanden.

Nu hadden we in Balk, niet echt veel last van de Duitsers. Het lag strategisch niet zo erg gunstig en werd dan ook maar door enkele duitsers in de gaten gehouden.  (Het hoofdkwartier was in het plaatsje Rijs gestationeerd, dicht bij het IJsselmeer. Eén van hen was een Oostenrijker en als het maar half kon, liet hij aan de bewoners merken als het gevaarlijk ging worden. Dat was gunstig voor de mensen die onderduikers in huis hadden. Veel meer angst had je van die NSB`ers. Die verlinkten alles om maar aanzien te hebben bij de vijand.

De koude winter en de hongersnood deden hun intrede. Bij ons in huis viel ook dat nog wel mee. Mam breide truien, sokken, borstrokken (wollen onderhemden, soms met mouwen) en vesten. De boerinnen sponnen de wol van hun schapen zelf. Als een bedankje voor haar breiwerk, gaven zij dan een beetje tarwe of een stukje spek. ( Tarwe werd gemalen in de koffiemolen, koffie was er toch niet. ) Ook Sjoerdje kwam van een kraamadres niet altijd met lege handen thuis. Bij diverse boerderijen en daar moest je een heel eind naartoe lopen, konden we vijf avonden van de week, één liter melk kopen. Wel moesten we er snel bij zijn. Voordat de melkwagen de melkbussen kwam halen. Want het mocht natuurlijk niet. De melk bleef dan een nacht staan en s 'morgens afgeroomd.

De room werd dan in een fles met een wijde opening gedaan en door hard en regelmatig schudden ging de room klonteren. Dat was boter en de karnemelk bleef achter .

Elke dag werd vanuit de gaarkeuken, (een ruimte die tijdelijk als keuken was ingericht en waar warm eten voor de hele bevolking van een plaats werd gekookt en uitgedeeld) een portie warm eten uitgedeeld op vertoon van een rantsoenbon. Wel noest je er voor betalen .

Voor koken had je ook brandstof nodig. Daarvoor zochten wij takken en sprokkelhout. (prikken zoeken) Gelukkig was er wat bos in de buurt. Dat was niet verkeerd, want van het zoeken kreeg je het warm en dan moest het nog gehakt worden en werd je ook weer warm. Eindelijk kon je op een klein speciaal kacheltje, wat een vuurduveltje werd genoemd, met het gesprokkelde hout een vuurtje maken om iets te koken en een beetje warm te worden.

`s Avonds moesten we heel vroeg naar bed en `s morgens laat opstaan, om zo lang mogelijk warm te blijven. We kropen ook wel eens met z'n drieën in de bedstee. Nel en ik hadden een bedstee in de keuken en sliepen op een matras die opgevuld was met vers stro. Als er nieuwe stro van het land kwam, werd de matras opnieuw gevuld en dan prikte en kraakte het van jewelste. Je maakte daarin je eigen slaapholletje.

Speelgoed hadden we niet, maar we zochten van alles waar je iets nee kon doen en je maakte er heel wat van en verder deed je fantasie de rest. Je fantasie en voorstellingsvermogen werd uitstekend ontwikkeld in die tijd. Je moest van alles improviseren.

Onze pa was een fotovader. zijn papieren beeld, al was het sterk verouderd hielden wij in ere. En ik weet nog de vele en vele offertjes die we moesten brengen voor zijn behouden thuiskomst na de oorlog. Die bestonden voornamelijk uit de inschikbaarheid in je toch niet te ontkomen lotgevallen. Alles wat je niet prettig vond of wat je moest laten of lijden, was een offer voor de goede zaak. Het werd steeds moeilijker voor ons kinderen om je voor te stellen hoe het was om een vader te hebben. In het begin van de oorlog kregen we nog wel eens brieven. Hoe langer de oorlog duurde, hoe minder post we ontvingen. Een enkele keer nog weleens via het rode kruis. De laatste jaren van de oorlog hoorden we niets meer van hem. We zagen magere, bleke, koude mensen met fietsen zonder banden, kinderwagens en alle soorten karretje voorbijkomen.   Bedelend om iets te kunnen ruilen voor goud of textiel. Geld had geen waarde . Zelf hadden we niets anders aan te bieden dan het eten van de gaarkeuken, of datgene wat er was. Soms aten ze met ons mee.

Het gaarkeukeneten werd trouwens steeds slechter.

We hadden zelf ook verder niets anders dan alleen de hoognodige spullen en waren van Sjoerd je afhankelijk.

Ondanks alle toenemende narigheid was het pannenkoekenfeest op 31 December 1944. Van het door Sjoerdje meegebrachte meel en de door mam bij elkaar gebreide eieren en de melk, werd een beslag gemaakt. Een petroleumstelletje waarin nog een klein beetje olie was bewaard werd op de tafel gezet en bij een klein vlammetje werden de pannenkoeken gebakken. We vonden het heel gezellig, we hadden ons netjes aangekleed en deden spelletjes. Het schemerige licht maakte het extra spannend. Zo vierden we oudejaarsavond. Maar evengoed moesten we, omdat we maar weinig brandstof hadden, vroeg naar bed.

Zo sukkelden we door de winter heen. Maar vergeleken met de mensen, die dagelijks hun bedeltochten ondernamen en waarvan velen onderweg bezweken, hadden wij het bijna beschamend goed.

De oorlog eindigde bij ons in Friesland in April .

Op 5 Mei 1945 werd Noord Holland bevrijd en dat was het laatste deel van Nederland.

Mijn moeder werd eind Mei 33 jaar, Nel, 9 jaar en ik 11 jaar.

Gelukkig kwam ook mijn vader weer heelhuids thuis. Maar dat is een heel ander hoofdstuk .

Na de bevrijding gingen we terug naar Bergen. huis 9.

In Den Helder hebben we ook nog in 2 huizen gewoond, daarmee kwam het getal op 11.

Onze ouders waren nog niet eens 12 jaar getrouwd.