Familie Boersma
Groningen in Oorlogstijd
Moeder droeg een klein koffertje waarin zij haar restjes wol bewaarde, een kostbaar bezit in die tijd. Twee bezemstokken met slopen waren onze witte vlaggen; het was een dreigend en onwerkelijk aandoend geheel.’
Familie Boersma heeft ons benaderd met een kort maar bijzonder verhaal over de gevechten in het centrum van Groningen, april 1945. Bij dit verhaal zaten ook foto’s van Groningen in oorlogstijd.
‘Aan de vogels zagen wij in april 1945 hoe de Canadezen de omsingeling van de stad Groningen voltooiden. Op de vlucht voor het lawaai van het oorlogsgeweld kwamen ze vanuit de buitenwijken aanvliegen, waarna ze boven het centrum bleven rondcirkelen. Ons gezin, vader, moeder en vier kinderen woonden toen in de Oude Ebbingestraat 43a, een 100 meter vanaf de Martinitoren.
In de portieken en gangetjes stonden en lagen Duitse soldaten, zwaar bewapend en klaar om iedere meter tegen de overmacht te verdedigen. Vader deed het luik op het platte dak open om eens rond te zien, maar een schot vanaf de toren deed hem van gedachten veranderen. Een militair aan de overkant van de straat schoot in de lucht toen een zusje van mij te dicht bij het raam kwam.
Toen de buitenwijken tot de binnenste grachtenring door de Duitsers waren prijsgegeven, kregen wij de opdracht het centrum te verlaten. De noordwand van de Grote Markt stond in brand en een snelvuurkanon schoot lichtspoormunitie over de brug welke wij moesten passeren. Met twee stel kleren over elkaar en zoveel mogelijk bagage namen wij afscheid van het huis. Moeder droeg een klein koffertje waarin zij haar restjes wol bewaarde, een kostbaar bezit in die tijd. Twee bezemstokken met slopen waren onze witte vlaggen; het was een dreigend en onwerkelijk aandoend geheel.
Achter ons zagen we de vlammen van de brandende huizen aan de Grote Markt, voor ons de lichtspoorkogels en aan beide zijden van de straat grimmige militairen die fanatiek heldhaftig of angstig waren. Halverwege de straat voltrok zich de ramp, het deksel van moeders koffertje klapte open en een lawine van kaartjes en bolletjes wol vielen voor de voeten van een soldaat. “Doorlopen”, riep vader, “laat liggen!” Onverstoorbaar ging moeder voor de soldaat door de knieën en begon haar kostbaarheden te verzamelen. Wat vader ook riep, moeder ging door met zoeken tot ze het laatste kaartje tussen de soldatenlaarzen had opgevist en in haar koffertje had gedaan.
Het gebeuren bracht bij de soldaten enige ontspanning, er kon weer een lachje af. Na gezwaai met onze vlaggen werd het schieten bij de brug even onderbroken. Wij staken de gracht over en waren in veiligheid, zelfs de wol was gered.’