Annie van Gennip- van Eert

Opgetekend door (J) Sjef Smeets

Vandaag, 21 november 2024, noteerden we in Heeze (N.Br.) de oorlogsherinneringen van, de op 24.11.1934 in buurgemeente Leende geboren, mevrouw Annie Van Gennip – van Eert
Mijn ouders hadden in de oorlog al elf kinderen, waarvan ik het vijfde was.

Als de sirene ging, dan stond pa te tellen of ze er allemaal waren. Een zusje, Maria, lag nog in de wieg.

 

Het klooster van “De Zusters van Liefde” aan de Dorpsstraat, die ook veel aan bejaarden- en thuiszorg deden, zoals dat tegenwoordig genoemd wordt, werd door granaatvuur vernield. Er waren bij de brand ook heel veel kleren onbruikbaar geworden, die in de processie gedragen werden. Ons huis was tegen het klooster aan gebouwd. Daar waren ook oude mensen intern, die bij ons op de tuin keken als wij buiten aan het spelen waren. We speelden veel buiten, gingen naar school in het Kloosterhof of er was les in fabrieken, toen de Duitsers in de school zaten. 

Wij woonden midden in het dorp tegenover de kerk.
Ik weet nog dat we allemaal in de schuilkelder zaten en pa zei: “We zijn ons Maria vergeten”. Onze knecht is toen die wieg naar beneden gaan halen met de baby erin. En wat bleek, er was een granaatscherf boven haar door de wieg heen gegaan.

Onze pa had een aannemersbedrijf, waarmee hij ook huizen bouwde. Toen duurde het, vanaf de kelder met de schop uitgraven nog een jaar voordat ze een huis af hadden.

Hij was timmerman van zijn vak. Wij speelden in de doodskisten, die hij ’s winters in voorraad maakte.

We kregen als eerste een telefoontoestel en dat was meteen voor de hele straat.

Pa had een werkplaats met een loods erachter, waarin hij ook stiekem een varken hield. Als het alarm ging en we waren nog niet thuis, dan moesten we maar onder een heg gaan liggen. Dat deden we dan ook.
De Duitsers hebben ’n keer een stootkar van ons pa meegenomen. Dat vond hij zo erg. Daar nam hij altijd zijn materiaal op mee naar een karwei. Hij kon er ook ’n paardje voor zetten, maar dat hebben we zelf nooit gehad.

 

Ik ken ook nog het geluid dat we hier van de vliegtuigen hoorden die Eindhoven bombardeerden. Dat hoor ik soms nog als er vuurwerk wordt afgestoken.
Ook is een Duitse militair, die zwaar gewond raakte, bij ons thuis opgevangen en verzorgd.

In de keldermuur zaten aan de straatkant luchtraampjes. Daardoor zagen we iemand voorbij lopen met andere schoenen dan wij kenden. Daar waren de Engelsen dus, die ons bevrijdden.

Er lagen al snel ook wel 10 of 12 van hun soldaten bij ons op de houtzolder. Ik hoorde onze pa toen wel eens zeggen: “Ik ben blij dat onze dochters nog maar klein zijn.”

 

Ik weet ook nog dat op de stoep voor ons huis een Engelse soldaat lag, die fosfor in zijn lichaam had gekregen. Die lag zo te huilen. Dat vond ik verschrikkelijk akelig. Onze pa ging gauw binnen een deken voor hem halen.
Bij ons tegenover stond het Raadhuis. Dat is in de oorlog afgebrand. (de vernieling van het Leendese eerste echte gemeentehuis vond plaats op woensdag 11 juli 1945, toen het dorp al bijna tien maanden was bevrijd. Het gemeentehuis vloog die dag omstreeks half drie 's middags voor de tweede keer in brand. Op de zolder van het gebouw lag munitie van de geallieerden opgeslagen, die er door drie Engelse militairen werd afgehaald. Tijdens het verzamelen ontplofte een der projectielen door onbekende oorzaak. Eén militair werd ernstig gewond. De brandweer, te hulp geschoten door die van Heeze en door de "Army Fire Service", kon niet voorkomen dat de bovenverdiepingen van het gemeentehuis, waarvan ook het dak instortte, totaal uitbrandden. Het bluswerk richtte grote schade aan. De overblijfselen van het gemeentehuis zijn naderhand voor fl. 1.586,- aan een groot aantal particulieren verkocht.(Bron Heemkronijk jaar:1991, jaargang:30, nummer:1/2 J.S.)

 

Van een Engelsman kreeg ik ’n keer ’n wit brood. Mijn moeder begon er gewoon van te huilen, omdat we dat toen weer eens hadden. We aten roggebrood, soms met mosterd of met jam erop en iedereen een half eitje. Maar ik kan toch niet zeggen dat  we iets tekort zijn gekomen. We hebben ook ’n hele fijne jeugd gehad. Als kind werd je overal van weggehouden, ze wilden het voor ons niet spannend maken in die tijd.

Mijn broer Gerie was gevallen bij het spelen en had toen een zware haspel op zich gekregen waarbij zijn bovenbeen brak. Hij ging enorm tekeer van de pijn. En ons moeder had het natuurlijk ook te kwaad. Bij ons thuis op de kamertafel werd het been gezet en gespalkt door een Engelse dokter. Wij moesten toen even allemaal naar buiten.

Toen hier pas “80 Jaar Bevrijding” werd herdacht met een stoet legervoertuigen, waarin ook tanks voorbij trokken, stonk ik te janken omdat ik me het geluid van de tanks van toen herinnerde. (In het weekend van 14 en 15 september reden 300 historische legervoertuigen van Liberation Task Force door Zuidoost-Brabant, vanuit het Belgischer Lommel richting Eindhoven en verder. J.S.)