Mevrouw Vlug

Opgetekend door Ria

Midden in het winkelcentrum van Almere, in een mooie ruime flat, bezocht ik mevrouw Vlug, een kwieke dame van 98 jaar, die nog geheel zelfstandig woont en haar eigen boodschapjes doet.

Zij is geboren op 8 november 1925 in Zunderdorp (gemeente Amsterdam). Zij was de oudste van 3 kinderen en groeide op, op een grote boerderij met veel grond, waar de familie zelf groenten en aardappelen teelden. Dieren waren er ook: koeien voor de melk, schapen en geiten voor het vlees.

 

Zij vertelt:

Ik was 14 jaar toen de oorlog eigenlijk al begon. In april was de kleine mobilisatie en in september de grote mobilisatie.

Op 8 mei 1940, 2 dagen voor de oorlog uitbrak, zat ik met mijn vriendin aan het IJ een gebakje te eten (ieder een halve, want er was geen geld) toen ik 6 of 8 passagiersschepen zag vertrekken. Dat gebeurde nooit. ’s Avonds hoorde ik dat mijn oom was opgeroepen om onmiddellijk te komen om zich aan te melden en zijn al die schepen vol met jonge mannen naar Engeland gevaren (Engelandvaarders) om deze veilig te stellen zodat zij niet in verkeerde handen zouden vallen en vanuit Engeland konden worden ingezet. Een andere oom voer op dat moment op de Noordzee en kreeg de opdracht direct om te keren en ook koers te zetten naar Engeland. Zij hebben al die oorlogsjaren gevaren en gevochten. Eén oom was ook betrokken bij de invasie in Frankrijk. Zijn schip is toen getorpedeerd en heeft hij 24 uur in het water gelegen. Omdat er gevochten werd, kon hij niet gered worden. Hij heeft het wel overleefd.

 

Op 10 mei hoorden we ’s morgens vroeg op de radio dat de oorlog was begonnen. Het was prachtig weer, we stonden buiten op het erf, en zagen de Duitse vliegtuigen aankomen. Mijn moeder zei: nu komen de Duitsers binnen. Ik stampvoette op de grond en zei: en ze gaan er weer uit ook!

In februari 1941 werd er een rij Duitse vrachtwagens op ons land geparkeerd en werden er 2 grote barakken neergezet, zonder iets te zeggen. Wij woonden precies tegenover Schiphol. Om Schiphol heen werd het door de Duitsers helemaal beveiligd.

Een soldaat sprak mijn moeder aan en vroeg of zij voor hen wilde koken (de mannen waren wel netjes). Ik zei: je gaat toch niet voor ze koken? Ze antwoordde: moet je goed luisteren. Ze stikken van de bonnen, ik laat ze er goed voor betalen. Zij gingen weg in augustus 1944.

 

Mijn moeder had haar moeder en 8 broers en zussen in Amsterdam, daar ging ik elke vrijdag heen, afgeladen met eten en melk en boter van onze eigen koeien. Ik had een goede fiets, mijn neef was fietsenmaker. Zijn vader zat in het verzet, die bracht met een kar Joden naar Scheveningen, waar de Engelsen ze overnamen. Een keer, in 1941, zijn ze vergeten die kar daar weg te halen, toen heeft iemand hem verraden waarna hij is opgepakt en naar het concentratiekamp in Mauthausen gebracht, waar hij in 1945 is omgekomen.

 

Ook bracht ik eten naar 8 onderduikers in het dorp. Mijn oom had een fabriek, waar Joodse onderduikers zaten, daar zorgde ik ook voor.

Op een dag in 1943 stond ik samen met mijn moeder op het erf, klaar om weg te fietsen naar Amsterdam-noord, toen we daarboven bommen zagen vallen. Er zijn toen ruim 100 mensen gesneuveld. Mijn vader was daar om melk te verkopen en kwam vol met gruis thuis.

Mensen die hun huis kwijt waren geraakt, klanten van ons, vingen wij op in onze boerderij, ook de familie van mijn moeder.

 

De hongerwinter begon in oktober 1944 en duurde nog tot na de oorlog.

Mensen stierven van de honger. Mensen uit Amsterdam kwamen elke dag eten halen bij ons, op een gegeven moment stonden ze in rijen voor de deur. Ik kookte dan soep in een grote pan, gelukkig hadden we veel groenten op eigen land. Mijn moeder en ik probeerden dat zo goed mogelijk te verdelen. Ook de familie van mijn moeder kwam elke dag eten halen. Ik was toen 18/19. Mijn grootmoeder kwam ook helpen om bloedworst te maken. Inwoners van het dorp die ook over hadden, hielpen ook mee. Helaas konden we niet altijd alle mensen voorzien van eten en moesten we die weer weg sturen.