De brieven Jo(hannes)1918 Bastings en Mia (Maria) Hubertus 1919

Opgemaakt door Petra Bontje

Schatgraven

Het lijkt bijna het begin van een oorlogsroman. Een man vindt een stapel vergeelde enveloppen in een legerkist op de zolder van zijn geboortehuis. Als hij ze voorzichtig opent, blijken ze zo’n 150 brieven te bevatten. Een groot deel is correspondentie tussen zijn ouders, Jo Bastings en Mia Hubertus, verstuurd tijdens de Tweede Wereldoorlog.

‘Dat dit er allemaal nog lag, was heel bijzonder. Gelukkig was mijn moeder heel bewaarderig,’ vertelt Ton Bastings als ik tegenover hem aan tafel zit. Na het overlijden van zijn ouders, trekt Ton in zijn geboortehuis waarin het gezin ooit met z’n negenen woonde. Het huis blijkt één van de Oostenrijkse woningen te zijn die in de periode 1948 - 1949 zijn neergezet. In de naoorlogse periode van wederopbouw is er een groot tekort aan bouwmaterialen. De houten pre-fab woningen worden door de Oostenrijkse regering met die van Nederland geruild tegen aardappelen, graan en peulvruchten.

In 2020 ontdekt Ton Bastings per toeval de inhoud van de kisten op zolder. ‘Ik herinnerde me wel dat er een kist met legerkleding stond voor als mijn vader op herhaling moest, maar ik had geen idee wat er nog meer in zat.‘ Omdat brieven, foto’s, kleding, gasmaskers en wapens allemaal door elkaar heen lagen, is hij gaan sorteren en nummeren. ‘Ik vond in die legerkist naast wapens, ook nog 1100 9 mm-patronen.’ vertelt Ton. ‘Kun je je voorstellen wat hier zou zijn gebeurd als er ooit brand was uitgebroken. Ik heb de patronen direct laten vernietigen.’

‘De oorlogsherinneringen waar jij naar op zoek bent, zitten hierin,’ zegt Ton en klopt op de genummerde mappen op tafel. De weken na onze ontmoeting, spit ik een dikke map door met brieven van Jo Bastings aan zijn vriendin Mia Hubertus. Vervolgens lees ik haar brieven aan hem. Met elke gelezen brief ontvouwt zich meer en meer het dagelijks leven van twee twintigers in oorlogstijd, de een militair, de ander een meisje dat nog bij haar ouders woonde. De zorgvuldig gesorteerde mappen bevatten niet alleen brieven van de twee geliefden aan elkaar, maar ook brieven van geallieerde soldaten naar de familie Hubertus, en van soldaten in Nederlands Indië aan hun kameraad en opleider, Jo Bastings.

Ik besluit me te beperken tot de correspondentie tussen Jo en Mia, hoe bijzonder de andere verhalen ook zijn. De eer om de brieven van Mia en Jo te mogen lezen, voelt als grabbelen in een schatkist.

Tekeningen, Sinterklaasrijm en stempels

Jo gebruikt voor zijn Mia vaak ‘Miepske’ als koosnaampje. Op haar beurt gebruikt Mia regelmatig Engelse woorden in haar brieven naar Jo, zoals in deze brief van 31 januari 1940 (‘Adieu Johannes, till we meet again. With many kisses from your friend Mia Hubertus’). Vaak komt de mobilisatie of de oorlog ter sprake, maar ook wisselen ze dagelijkse weetjes uit over familie en vrienden. Aan een aantal enveloppen is goed te zien dat deze in de mobilisatie of in oorlogstijd verstuurd zijn. Ze zijn gestempeld met de tekst: ‘Schrijft niet over militaire aangelegenheden.’

Brieven van Jo Bastings bevatten vaak niet alleen tekst, maar ook prachtige tekeningen die een mooi beeld geven van zijn tijd als militair. Ook wordt er door Jo een kartonnen boekje met rijmpjes en tekeningen naar Mia gestuurd ter ere van Sinterklaas. Om briefpapier uit te sparen, werden soms enveloppen als briefpapier gebruikt, zoals te zien is bij deze brief van Mia uit 1939.

Envelop gebruikt als briefpapier. Je kreeg dan een envelop in een envelop.

Maar laten we beginnen bij het begin. Wie waren Jo Bastings en Mia Hubertus?

Jeugd in Oss

Johannes (Jo) Bastings wordt in 1918 geboren in Oostburg . Omdat vader Bastings in Oss hoofdonderwijzer wordt, verhuist het gezin in de jaren twintig naar de Kortfoortstraat, nummer 126. Na zijn hbs-diploma, gaat Jo in 1939 naar de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda.

Maria (Mia) Hubertus wordt in 1919 geboren in Oss. Haar vader werkt als rijksveearts voor de vleesverwerkingsbedrijven Zwanenberg, Unox en den Hartog. Het gezin Hubertus woont in de Burgemeester van den Elzenlaan (nummer 4). Een persoonlijk drama treft de 12-jarige Mia en het gezin als Mia’s vader (nauwelijks 50 jaar oud) in 1932 onverwacht overlijdt. Mia wordt naar kostschool in Roermond gestuurd met haar zusje Annie, omdat hun moeder na een zenuwinzinking de opvoeding niet meer aankan.

‘Mijn ouders hebben elkaar in 1936 leren kennen bij het oprichten van de Osse hockeyclub ‘Keep Fit,’ vertelt Ton Bastings. In 1938 begint de briefwisseling tussen de twee geliefden.

 

Mobilisatie (28 aug 1939 - 10 mei 1940):

Tijdens de mobilisatie periode in Nederland verblijft Jo Bastings in verschillende kazernes.

In het voorjaar van 1939 schrijft Jo vanuit zijn legerplaats bij de Harskamp:

‘Lief Miepske

‘(...) We zijn vanmorgen al om 5.15 uur opgestaan en om kwart over 8 door Oss gekomen (ik meende je op het balkon te zien in een wit schort?). In Ede aangekomen was verder de reis te voet. En dan te weten volle bepakking met rol en gasmasker. (...) Toen we in de Harskamp aankwamen begon direct de oefening wat verdomd (sorry, is een aanwensel), mieters was. (...) Natuur is hier prachtig, net zoiets als omstreken Nijmegen (Plasmolen) en ’t belooft ’n echt vakantieweekje (...) Morgen schieten we op vliegtuigen!’ (...) Ik geloof dat we hier best een lollige week krijgen mede omdat ik in het vooruitzicht sta zondag terug naar Oss te kunnen.’

Op 15 maart 1939 schrijft Mia aan Jo:Zeg, zaterdag was ik nog trots op het sergeantje. Maar nu dinsdag was ik met moeder in Den Bosch en wat zag je daar over straat slenteren met de handen in de zakken en ronde ruggen: niks als sergeanten en nog eens sergeanten. Ik dacht: nou, nou, de juiste houding is zeker alleen voor de zaterdagen en zondagen’.

Op 15 april 1939 vertelt Mia hem hoe de Duitsers naar de Nederlandse mobilisatie kijken:

‘Zeg, zojuist heb ik naar de nieuwsberichten geluisterd (N.L.R. Brussel). De Duitsers vinden onze mobilisatie even komisch als onnodig en deze mobilisatie kwam vast door de invloed die Engeland op ons had.’

Op 23 augustus 1939 (brief uit Grave) is Jo nog optimistisch over de afloop van de mobilisatie.

‘Wij gaan morgen de kazerne weer uit en alles wordt in grote kaart klaar gemaakt om de opstellingen in te nemen. Je begrijpt alles zenuwachtig tot en met. Alles praat en schreeuwt, heel de kazerne loopt in ’t honderd natuurlijk en morgen zullen weer honderden militairen naar hun bestemming gaan. Mij laat alles koud. (...) ik heb het nu al drie keer meegemaakt en ach, wat zal ’t worden? ’t Zijn maatregelen en waarom daar ’t ergste van gedacht?’

Op 25 augustus 1939 schrijft Mia dat ze Jo op de legerplaats in Grave wil bezoeken. Ze vraagt hem of ze op de fiets kan komen: ‘...nu kan ik niet uit je brief opmaken of ik je dan zou zien, want daar gaat het toch om. En of ik daar wel mag fietsen waar ik tot nu toe gefietst heb.’

 

Op 17 september 1939 is Jo inmiddels ingekwartierd bij particulieren in Gemert. Hij is teleurgesteld als Mia die dag niet naar hem toe komt: ‘Kwart voor drie! Zojuist de bus Veghel-Gemert voorbij gekomen en de hoop dat daarin mijn lieveling zou zitten werd een grote diepe teleurstellende ontgoocheling.’

In diezelfde brief schrijft hij dat er weinig te doen is voor de militairen: ‘Want als men er niets voor voelt om de hele dag in een café te zitten, valt er hier niets, maar dan ook niets te beleven.’ Hij is teleurgesteld dat Mia hem niet is komen opzoeken. ‘In je eerste brief van deze week zei je vast te komen en nu zit ik me te vervelen op een reuze manier. ’

In een brief van april 1940 verwacht Jo Bastings nog steds niet dat het echt oorlog zal worden. ‘Het is hier een zenuwachtige drukte. Wij moeten uniformen, ransels, koffers enz. pakken, daar wij waarschijnlijk zaterdag naar Haarlem worden getransporteerd als mobilisatiebestemming. Vandaar dat hier gehold, getierd en gepakt wordt om gek van te worden. Ook ik moet dan weg en zal Oss voorlopig vaarwel kunnen zeggen. Maar er is niets aan te doen en we zullen maar rustig afwachten wat die vervloekte Hitler zal doen. Laten we hopen dat de toestand zich spoedig keert en God zich over de handelingen van ‘die arme dwaas Hitler’ moge ontfermen. Ik hoop dat je, zoals je schrijft, niet te bang zult maken. Bedenk eens dat dit alles maar voorzorgsmaatregelen zijn. Zo lang er leven is, is er hoop en het is nog zo maar geen oorlog hoor!’.

Mia schrijft hem op 11 april 1940:Jo, het allerbeste met je troepen, maak je niet te druk, denk aan je eigen ook ‘ns wat.’

Oorlog (1940-1945)

De briefwisseling tussen Jo en Mia stopt vanaf het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog in Nederland op 10 mei 1940. Daar zijn goede redenen voor. Om te voorkomen dat hij als militair bij de Duitse Wehrmacht ingelijfd zal worden, krijgt Jo Bastings op 12 juni 1940 groot verlof. Hij wordt gemeenteambtenaar in Schaijk en gaat weer bij zijn ouders in Oss wonen. Mia en hij kunnen elkaar dus weer gewoon zien en spreken. Naast zijn werk als gemeenteambtenaar, maakt Jo in die tijd ook valse persoonsbewijzen aan voor hen die dat nodig hebben. Een van die mensen is hijzelf. Als officier in opleiding had hij zich eigenlijk bij de Duitsers moeten melden. Dit heeft hij niet gedaan en wordt daarom gezocht. Hij maakt voor zichzelf een vals persoonsbewijs aan waarop hij zijn naam verandert in ‘Jan van der Hoogen’ met als beroep ‘onderwijzer’.

Voor Sinterklaas 1941 maakt Jo een kartonnen boekje met rijmpjes en tekeningen voor Mia. In een van de rijmpjes staat dat Mia in een lunchroom een sigaret heeft aangenomen van een Duitse soldaat. Jo kan het niet laten hierover te fitten:

 

 

Kartonnen Sinterklaasboekje van Jo voor Mia

In de zomer van 1942 stuurt Mia hem een vakantiekaartje vanuit hotel ‘De Prins’ in Sittard. Ze viert daar (waarschijnlijk) vakantie met haar familie. Jo wordt uitgenodigd om ook naar het hotel te komen. Mia schrijft: ‘Alles OK hier. Lijd geen honger, heb het zelfs heel goed.’

Op 13 augustus 1942 stuurt ze een brief vanaf het adres van Annie Thomassen, haar hartsvriendin van kostschool in Maastricht. Ze vraagt welke trein Jo vanuit Oss zal nemen naar Limburg en schrijft weer dat ze geen honger heeft: ‘Ik viel me gammel (...), niet van de honger, hoor.’

Ook beschrijft ze in deze brief het schuilen in een schuilkelder: ‘Zeg, ze hebben hier de hele nacht gevlogen en ik heb toch niets gehoord. Mevrouw Thomassen wilde ons telkens roepen om de kelder in te gaan. De vorige nacht hebben we 2 uur in de kelder gezeten, maar dat was niets erg. Er was geen luchtalarm geweest.’ Ook schrijft ze dat Jo geen voedselbonnen mee hoeft te nemen als hij naar Maastricht komt: ‘Je hoeft niet veel bonnen mee te brengen hoor, dat ziet je moeder wel.’

In 1943 wordt Jo door de Duitsers naar Karlsruhe gestuurd om als arbeider te gaan werken bij de wapenfabriek Mauser A.G. In oktober 1943 krijgt hij toestemming om tijdelijk naar Nederland terug te keren om te herstellen van ziekte. Hij keert niet terug naar Duitsland, maar duikt onder bij de familie Van der Putten in Winssen. Ook sluit hij zich aan bij de Ordedienst (OD), verzetsgroep Maas en Waal, en raakt in 1944 betrokken bij de werving en training van de lokale Stoottroepen. Eind 1944 vertrekt Jo naar Brussel om de Nederlandse Pioneer Group op te zetten, de groepen te selecteren en te trainen. Het leven in de door de Duitsers uitgeleefde en verwoeste kazerne in Laken is armzalig.

De Pioneer Group was onderdeel van de British Army. De ‘second Netherlands Pioneer group’ hielp mee in Duitse plaatsen als Rees, Bocholt, Kevelaer en Goch om bruggen, wegen en benzinestations te herbouwen. Oss wordt op een van hun websites nog specifiek benoemd: ‘In de omgeving van Oss werden Nederlandse Pioniers opgeroepen om aanvallen van vijandelijke patrouilles die 's nachts de Maas overstaken, af te slaan.

(Bron: Website Pioneer Corps British Army Rhine group, https://www.britishbadgeforum.com/the-pioneer-corps-british-army-of-the-rhine-1943-46/)

 

Geallieerden op zolder

Vanaf begin 1944 bivakkeren meer dan 30 geallieerden uit Schotland, Canada en Engeland op de ruime zolder van Mia’s ouders. Behalve de brieven van zijn ouders, heeft Ton Bastings ook notitieboekjes gevonden waarin de geallieerden versjes schreven, zoals het versje dat begint met: ‘There is a house in little Oss, where live the people Hubertus. And there you will find a peace of mind, that nearly was to the best of us.’

Soldatenboekje van een van de geallieerden die bij de familie Hubertus in Oss op zolder verbleven.

Behalve versjes en wensen lieten de geallieerden ook hun namen, foto’s, insignes en soldatennummers achter. ‘A million thanks for Mrs. Hubertus and family for their generous hospitality…’schrijft de Canadese kapitein A.R. Leers in maart 1945 in een van de boekjes.

 

Bevrijding (mei 1945)

Vanuit Duitsland, waar hij met de Pioneer Group verbleef, schrijft Jo op 5 mei 1945: ‘Hier het officieus ontvangen nieuws dat de mof in Holland gecapituleerd zou hebben. Moet je wel een verheugend gevoel geven. Ik zou nu wel erg graag in Holland zijn om te weten hoe de toestand in het tot op heden bezette gebied is geweest. Hoor ik dit eens van je? In ieder geval proficiat met de bevrijding van ons dierbaar landje na de vijfjarige knechting en ellende. Ik zeg dierbaar, want dit is de gedachte die iedere Nederlander heeft. Moge Holland wel eens een afscheiding zijn tussen Noord en Zuid, in tijden als deze bestaat dit niet en dat merk je vooral als je in den vreemde vertoeft. Een desnoods vals in alle toonaarden gezongen Wilhelmus op die ogenblikken een aangrijpende indruk op je zal maken.’

Op 10 mei 1945 schrijft hij: ‘En Miepske, V-dag goed gevierd? Ik hoor zo links en rechts dat in Holland nogal gefeest is. Hier was er uit de aard van de zaak weinig van te bespeuren. Ik heb hier in het kamp wat sportwedstrijden gehouden en ’s avonds hebben we onder het zingen van liedjes wat kampvuren ontstoken. Daar moest het bij blijven, maar de vrede in Europa is in elk geval een feit en daarmede proficiat. Ik hoop dat deze gewijzigde toestand voor ons inhouden zal dat we spoedig terug kunnen gaan naar Holland en dra van dit kruiperig geboefte worden verlost.’

In een brief van 27 mei 1945 beschrijft hij de tegenvallende bevrijdingsfeesten in Nijmegen en ook de oorlogsdreiging in Nederlands Indië:’Nijmegen was de jongens ontzettend tegengevallen. Geen bier, geen drank, bioscopen overvol, cantines een uur wachten voor een paar broodjes en een pakje cigaretten en de dancing in de Vereeniging te vol om het 10 minuten uit te houden. Ik heb hier een krant gekocht waarin staat dat alle Nederlanders van 18 – 35 jaar worden opgeroepen voor Ned. Indië. Is dat waar?’

Op 13 juni 1945 stuurt Mia een brief van acht kantjes. Mia vertelt hem hoe het met verschillende familieleden en vrienden gaat: ‘Oom Piet gaat naar Engeland. Hij was nogal zenuwachtig en nog lang niet de oude. Veels te veel meegemaakt in dat moffenland.’ (...) ‘Zeg, Jan van Erp is terecht en zit weer in Schaijk. Pona van Loosbroek is ook terecht en zit weer in onze stad. Is getrouwd met, schrik niet, een Duitser!’

Ze schrijft ook dat de zwarthandel welig in Oss tiert: ‘Oom Jan vertelde dat een blikje corned beef 30 gulden kost. Je moet toch ver gedaald zijn als je een uitgehongerd persoon dit durft af te persen.’

En: ‘Over ons stadje wordt veel geroddeld over grabeltonnen, misgeboorten, radio’s, ranstsoenen en al wat hiermee in verband staat. Je weet naturljk niet wat er van waar is, maar de eeuwenoude zwarte schandvlek zal er wel nooit afgaan.’

Ook schrijft ze over mensen die uit kampen terugkeren in Oss:

‘Verder komen hier dagelijks weer Joden opdagen. Clara den Hartog moet ook terecht zijn. (...) De zoon van Van Hooven is teruggekomen en heeft veel meegemaakt. Zoals alle mensen die in kampen geweest zijn. Wat heb jij er toch veel uit gered, Jo! En dan de rest nog. Je hebt heel wat illegaal werk verricht’.

In tegenstelling tot wat Mia op dat moment denkt, komt haar vriendin Clara den Hartog niet terug uit concentratiekamp Sobibor. Ook haar andere Joodse vriendin, Ada van Zwanenberg, keert niet naar Oss terug.

Clara den Hartog en Ada van Zwanenberg

De twee Joodse vriendinnen van Mia, Ada van Zwanenberg en Clara den Hartog, zitten bij haar op de lagere school en wonen in de buurt. In enkele van haar brieven aan Jo schrijft ze wat over hen:

31 jan 1940: ‘Zeg, hoe vind je dat van Clara? Zaterdagavond is ze met Ada van Zwanenberg met twee soldaatjes uit geweest. Begrijp je dat nou? Ze degradeert van twee kanten tegelijk. ‘

En in een andere brief: ‘Ben Clara wezen opzoeken en heb een prachtige fruitschaal meegebracht van KeepFit. Ze was er dolblij mee...’ Op 22 februari 1940 schrijft Mia: ‘Vandag is Clara jarig. Ben vanmiddag op visite geweest. Ze zag er echt fleurig uit en mag er zijn (20 jaar)...)’

Zowel Ada als Clara worden in het boekje ‘Stilstaan bij Struikelstenen in Oss’ genoemd:

Alida (Ada) van Zwanenberg

Ada is geboren op 23 januari 1920 in Oss en werkte als kantoorbediende. Op 31 augustus 1942 is ze van Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze onmiddellijk na aankomst op 3 september is vermoord. Ze was toen 22 jaar. Op Ada’s woonadres, Spoorlaan 48, is een struikelsteen voor haar geplaatst.

Clara Rozetta den Hartog

Clara is op 22 februari 1920 in Oss geboren. De familie den Hartog heeft op verschillende adressen in Oss gewoond, o.a. in de Kromstraat en de Molenstraat. Op 12 februari 1943 is ze vanuit de gevangenis naar kamp Vught overgebracht. Waarschijnlijk zat Clara ondergedoken, en is ze opgepakt en gevangengezet. Vanuit kamp Vught is ze op 31 maart 1943 doorgestuurd naar kamp Westerbork. Ze krijgt een plek in barak 57. Op 6 april 1943 volgt transport naar Sobibor. Op de transportlijst staat Clara aangemerkt als strafgeval, waarschijnlijk omdat ze een opgepakte onderduikster was. Bij aankomst in Sobibor hoort ze vermoedelijk tot een kleine groep jonge en ongetrouwde vrouwen die geselecteerd worden voor werk in Sobibor. De meeste van deze vrouwen moeten helpen bij het sorteren van kleding. Clara den Hartog is uiteindelijk omgekomen in Sobibor op 15 oktober 1943, een dag voordat daar de opstand uitbrak. Volgens ooggetuigen is ze doodgeschoten. Clara was toen 23 jaar. Op een van Clara’s woonadressen, Molenstraat 69, in Oss is een struikelsteen voor haar geplaatst.

(Bronnen: Stilstaan bij Struikelstenen in Oss, Werkgroep Struikelstenen Oss, april 2014; Portretten. Herinneringscentrum Kamp Westerbork; WO2 Biografieën Netwerk Oorlogsbronnen.)

 

Na de oorlog

Ton Bastings vertelt me dat er bij hen thuis weinig over de oorlog gesproken werd. Ik vraag hem of hij een idee heeft waarom.

‘Mijn moeder zei altijd: wat heeft de oorlog je vader veranderd. Ik denk dat hij veel gezien heeft. Hij lachte altijd heel schamper om mensen die oorlogsonderscheidingen kregen, daar moest hij niet veel van hebben. Hij was heel erg anti-Duits.’

‘Na de oorlog is mijn moeder erachter gekomen dat haar jeugdvriendinnen, Clara en Ada, in kampen terecht zijn gekomen. Ik denk dat dat op haar een zware wissel getrokken heeft. De meisjes woonden bij haar in de buurt, ze hadden samen de hockeyclub opgericht, en nu waren ze in een keer weg. In haar brieven lees ik ook dat ze in de volste overtuiging was dat ze weer terug zouden komen, maar dat was helaas niet het geval.’

*********************************************************

Nawoord:

Ik wil Ton Bastings heel hartelijk danken voor het uitgebreide interview dat ik met hem had, en de volledige inzage die ik kreeg in zowel de briefwisseling tussen zijn ouders als het draft manuscript dat hij voor het Stadsarchief in Oss schrijft ter ere van 80 jaar Oss bevrijding in 2024.