Hanny Reekers

Silvo interview met mevrouw Hanny Reekers (1928)

Hanny Reekers heeft nog vele herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Ze woonde in de oorlog in Apeldoorn met haar ouders, twee broers en twee zussen. De moeder van Hanny was Duits, haar vader kwam uit Friesland. In Friesland hebben haar ouders elkaar leren kennen toen haar moeder daar werkte als oppas in een welgesteld gezin.
Haar ouders zijn vanuit Friesland naar Apeldoorn verhuisd.

In de het begin van de oorlog kregen de ouders van Hanny aangezegd dat hun kinderen naar de NSB school zouden moeten. Het was de bedoeling dat hier kinderen met een Duitse vader of moeder of NSB kinderen naar toe zouden gaan. Gelukkig wisten haar ouders dit te voorkomen en kon Hanny naar de ‘gewone’ school in Apeldoorn.

Transportaties:

Aan het begin van de oorlog werden de Joodse overburen van de familie Reekers door de SS uit hun huis gehaald. Er werd in de buurt gezegd dat ze naar een park zouden gaan.

In het Apeldoornse bos was een tehuis voor lichamelijk en geestelijk gehandicapten. In
januari 1943 stonden er vele goederenwagons in Apeldoorn klaar, waar alle bewoners onder zware bewaking in moesten. Pas heel veel later wisten de mensen uit de buurt dat de buren en bewoners uit het tehuis destijds getransporteerd werden naar een concentratiekamp, waar ze gruwelijk aan hun einde kwamen.

Tijdens de oorlog moesten de Nederlanders hun radio’s inleveren. Hanny’s vader had een zaak wat verder van huis. Daar had hij een radio verstopt. Hij ging hier op onregelmatige tijden naar toe om naar radio oranje te luisteren. Dit om zo min mogelijk op te vallen. ’s-Avonds mocht hij eigenlijk niet eens op straat komen dus het luisteren van de radio bracht risico met zich mee.

Op een dag toen Hanny met haar vriendin van school kwam werden ze door Duitsers bij hotel van Steeden (dat was gevorderd door de Duitsers), staande gehouden door twee Duitse militairen. Zij maanden Hanny en haar vriendin om aardappelen te schillen. Hanny en haar vriendin dachten dat dit een grap was, maar toen de Duitsers in de lucht schoten kwamen ze mee. Er stond een baal aardappelen en op de grond stond een gaspit met een teil met een half varken dat de Duitsers bij een boer hadden meegenomen. Toen de hele baal aardappelen was geschild, mochten Hanny en haar vriendin weer naar huis, maar de schrik zat er goed in.

Een herinnering die altijd is bijgebleven is dat op een dag onschuldige mensen uit hun huis zijn gehaald en doodgeschoten op straat. Deze moesten de hele dag blijven liggen en Hanny moest daar langs naar school. Ze kijkt hier nu nog met veel afschuw op terug.

Tijdens de slag om Arnhem in september 1944 vluchtten er tienduizenden mensen richting Apeldoorn. In Apeldoorn was het eten al op de bon en de situatie werd, met zoveel vluchtelingen erbij, alleen maar nijpender. Heel vaak waren de winkels half leeg. Via via kon er tegen woekerprijzen wel wat gekocht worden. De vader van Hanny deed dit ook wel eens. Hij heeft eens gedacht zout te kopen (waar toen nergens aan te komen was). Het bleek achteraf dat haar vader gemalen glas gekocht had. Vader ging eens door de sneeuw naar de boeren in het buitengebied om toch voor wat extra eten te zorgen. Na een tocht van uren kwam hij volledig verkleumd met wat eten terug.  
Doordat er ook geen kolen of hout was, is Hanny eens met haar broer Paul naar het bos dicht bij hun huis gegaan om een boom om te zagen. Deze is mee naar huis gesleept om daar in stukken te zagen. Zo was er toch brandstof. Bij schaarste worden mensen ook inventief. Broer Paul heeft bij gebrek aan stroom, met een ingenieus systeem via een fietslampje toch voor enig licht gezorgd in de donkere avonden.  

Op 2 december 1944 moesten mannen en jongens van 16 tot 55 jaar zich melden en werden samengedreven op het marktplein in Apeldoorn. Zo ook Hanny’s vader en haar oudste broer Paul. Het waren in totaal zo’n 1400 mensen. Ze moesten daar uren wachten. De deuren van de huizen moesten openstaan en de huizen werden doorzocht of er geen mannen waren verstopt. Als er mannen gevonden werden volgden er vergelding en werden deze doodgeschoten. De meeste mannen en jongens moesten gaan werken aan verdedigingswerken in Nederland of Duitsland. De vader van Hanny werd bij de brandweer in Apeldoorn tewerkgesteld en moest daar onregelmatig werken. Hanny’s broer Paul werd naar de IJssel gestuurd om daar aan versperringen te werken. ’s Nachts sliepen ze in een kamp wat bewaakt werd door de Duitsers. Op een nacht heeft Paul toch kunnen vluchten. In vijf dagen is hij via Deventer weer naar Apeldoorn gekomen. Op een nacht werd er op de deur geklopt. Hanny ging kijken. Haar vader was bij de brandweer en haar moeder wilde niet dat Hanny naar beneden ging. Maar Paul riep zachtjes ‘doe open, ik ben het’. Hanny liet hem gauw binnen. Paul heeft daarna tot het einde van de oorlog ondergedoken gezeten. Hij zat thuis achter een schot wat open kon met een kast ervoor. Als hij naar de wc moest, klopte hij. Paul heeft het na de oorlog nog moeilijk gehad met zijn ervaringen van tijdens de oorlog.

In de laatste oorlogswinter kreeg Hanny’s vader het bericht dat zijn moeder in Friesland op sterven lag. Haar vader is toen op de fiets naar Friesland gegaan, (er reed geen openbaar vervoer meer). Na het overlijden van zijn moeder kocht Hanny’s vader zoveel mogelijk eten en pakte hij zijn fiets helemaal vol. Gelukkig kon zijn fiets de terugweg een stuk boven op een vrachtwagen mee, want het vroor dat het kraakte (tot -18) en er lag een flink pak sneeuw. Via het Rode Kruis kregen Hanny’s moeder en de kinderen door dat hun vader te voet naar huis zou komen. Hierop zijn Hanny en haar broer Paul, hun vader tegemoet gegaan met een slee met een bak erop. Toen ze hem zagen lopen, zeulend met zijn volgepakte fiets, was vader doodop. Paul heeft alles van de fiets op de slee geladen en gedrieën hebben ze de tocht naar huis, van nog zo’n drie uur, volbracht. Zo zorgde haar vader ervoor dat er weer een paar dagen voldoende te eten was.  

In de nacht van 6-7 maart 1945 (kort voor de bevrijding van Apeldoorn in april 1945) was er een toevallige aanslag op Hanns Rauter (een hoge SS officier). Hij overleefde de aanslag, maar de Duitsers lieten de dag erna 263 mensen executeren. Dit waren gevangenen die vanwege verschillende redenen ter dood waren veroordeeld. De gevangenen werden vanuit Apeldoorn naar de Woeste Hoeve gebracht, waar 117 van de 263 mensen werden geëxecuteerd. Hanny’s moeder was erg verdrietig om deze actie van haar oorspronkelijke landgenoten.

De buren van Hanny waren lid van de NSB. Dat was naar. Hanny’s familie werd in de gaten gehouden door de buren en de buurjongen liep in NSB uniform en marcheerde met stampende laarzen. Het gevoel continue gecontroleerd en in de gaten gehouden te worden werkte benauwend.

In het begin van de oorlog kwamen brieven van de Duitse familie nog aan, maar met het vorderen van de oorlog veranderde dat. De post kwam via het Rode Kruis, maar werd allemaal geopend en gelezen. Ongewenste tekst werd zwart gemaakt, de brief werd weer dichtgeplakt met grijs-blauwe plakband met stempel erop ‘geöffnet’. Aan het einde van de oorlog kwam er geen post meer aan.

Hanny heeft door de oorlog twee vrienden verloren. De eerste in concentratiekamp Sachsenhausen. Zijn hele famile zat in het verzet. Ze hadden hem opgepakt toen hij met paard en wagen, waarin wapens verborgen lagen, werd gesnapt. De ander moest direct na de bevrijding in militaire dienst naar Indië. Daar is hij al kort na aankomst gesneuveld. Hanny heeft daar twee keer verdriet van gehad.

Na verschillende bombardementen en gevechten en ook nog de nodige angst en dodelijke slachtoffers is Apeldoorn eindelijk bevrijd. De mensen waren dolblij dat de oorlog voorbij was. Na de bevrijding werden meisjes en vrouwen die bevriend en verloofd waren met Duitsers, kaalgeschoren en er werd een hakenkruis op het voorhoofd geschilderd. Ze moesten met z’n allen door Apeldoorn lopen met de bevrijders als hun begeleiders.