Peter Haalman
Ik ben geboren in 1938 in Coevorden, als eerste kind van joodse ouders. Mijn vader had in Coevorden een accountantskantoor. Van de mobilisatie en de eerste periode van de bezetting weet ik natuurlijk niet zoveel. Mijn oorlogsherinneringen beginnen in augustus 1942. Toen werd ik via bevriende mensen weggehaald bij mijn ouders en kwam in Gouda terecht als “neefje” van de eigenaar van een kruideniers/bakkerswinkel. Ik was ontzettend verdrietig, kan me herinneren dat ik huilend ben meegenomen in de trein op weg naar het onderduikadres.
In 1942 woonden er 139 joodse mensen in Coevorden. Van hen overleefden er slechts 14 de oorlog. Twee weken nadat ik werd meegnomen naar Gouda en mijn ouders onder waren gedoken in Haarlem, werd ons gezin gezocht door de bezetters.
Ik kreeg als jochie van 4 jaar al veel verantwoordelijkheid, mocht over veel dingen niet praten. Intussen liep ik welgewoon tussen de Duitsers rond, maar altijd enorm gespannen. Constant bang om iets te zeggen waardoor er iets erg zou gebeuren. Ik kan me herinneren dat er een radio was, verstopt natuurlijk, en dat mijn “oom en tante” probeerden naar de BBC te luisteren. Ik ging naar school, had een vriendinnetje waarvan de vader een SS-er was. Over mijn vroege jeugd hing constant een dreiging, dat heeft veel invloed gehad op mijn verdere leven. Ik heb altijd geprobeerd alles wat Duits was te vermijden, gewoon door de taal. Die taal heeft mij altijd angst aangejaagd.
Ik herinner me wel bombardementen op Gouda en omstreken, enorme vuurballen en lawaai. Ook in die periode bombardeerden de Duitsers vooral infrastructuur en mijn herinneringen bestaan uit de bommen op het station van Gouda. Honger heb ik niet gehad, dat kwam omdat in bij de kruidenier/bakkerij woonde.
Van de bevrijding herinner ik me de optochten en dat er een last van mijn schouders viel. Ik hoefde niet meer zo op te passen met wat ik zei en deed. Nu nog kan ik dat gevoel zo terughalen.
Mijn ouders waren ondergedoken in Haarlem en hun huwelijk was niet gelukkig. Als je niet gelukkig bent met elkaar en je zit in een onderduiksituatie, dan maakt dat het leven nog net een tandje moeilijker. Mijn vader kreeg een relatie met de dochter van de buren. Hij bracht daarmee behalve zijn eigen leven, ook dat van mijn moeder en de mensen die hem lieten onderduiken in gevaar. Ik heb hem dat nooit vergeven. Zodra het na de bevrijding kon, zijn mijn ouders gescheiden en omdat zij niet voor mij konden zorgen werd ik in een kindertehuis ondergebracht. Ik heb daar ook nare herinneringen aan.
Door al de ellendige belevenissen in mijn jeugd kreeg in een spraakgebrek, ik stotterde. Toch ben ik daar vanaf gekomen, met hulp en dankzij een werkgever die wel iets in mij zag. Ik ben hem daar altijd dankbaar voor gebleven, je moet toch ook af en toe wel geluk hebben om zo iemand tegen te komen.
Ik heb wel contact gehouden met mijn Goudse “oom en tante” en ben zo’n 30 jaar na de bevrijding ook teruggeweest naar mijn vriendinnetje van toen, die met met de SS-vader. Dat was goed.
Ik denk dat oorlogen helaas onvermijdelijk zijn. Ze zijn zinloos, brengen dood en verderf en onnoemlijk veel verdriet. Maar mensen zijn, denk ik, geen haar beter dan dieren. Het draait altijd om macht en, in het geval van mensen, om geld.
Ik zou willen zeggen: Denk na voordat je een oorlog begint, denk aan de onvermijdelijke gevolgen. Het zou misschien wel handig zijn om eerst een soort van examen te doen voordat je mag stemmen in een democratie. Zodat je weet wat je doet en je niet laat meeslepen door de waan van de dag.