Jos Coesel

Opgetekend door Ria

Jos Coesel, geboren in Amsterdam-Noord in maart 1939, ontvangt mij hartelijk in zijn knusse woning in Almere-Haven.

Vóór hem op tafel ligt een ordner met keurig bewaarde herinneringen van vroeger.

Hij vertelt:

Toen de oorlog uitbrak, was ik net een jaar, dus van het begin weet ik heel weinig.

Wat ik als kind zijnde op een gegeven moment begreep, is dat er 3 vreemde mannen bij ons in huis kwamen wonen, die we allemaal ‘oom’ gingen noemen. Dat waren mensen uit het verzet. Zij hadden onze woning nodig als observatiepost, omdat wij recht tegenover de Papaverweg in Amsterdam-Noord woonden (daar hadden wij een koffie- en theezaak, boven die zaak woonden we). Zij zaten 24 uur per dag voor het raam achter het gordijn, zodat zij schuin naar buiten konden kijken. Alles wat daar gebeurde werd meteen doorgegeven. Hoe dat precies in zijn werk ging, weet ik niet. Aan de achterkant van ons huis was een afgesloten blok. Daar woonden verzetsmensen. De tuinen grensden aan elkaar en er waren doorgangen van de ene tuin naar de andere. In de tuin hadden wij een trap naar het bovenhuis, onder de trap zat een kast. De gewone kast was in gebruik, daar stonden dozen met kleding, oude schoenen etc.  Dat werd eruit gehaald, er werd een zijwand opzij geschoven, zodat de 3 ‘ooms’ zich daar konden verschuilen als er een razzia was. Wij, 2 broers en ik, die samen in 1 bed sliepen, moesten dan als de wiedeweerga in de bedden van die onderduikers gaan liggen, zodat, als er bij ons een inval kwam, ze geen lege bedden zouden zien. Wij hebben nooit geweten dat onder die matrassen allemaal wapens lagen. Wij zijn gelukkig vrij van razzia’s gebleven. Dat kwam ook door het volgende: mijn vader had in 1939 Tuberculose gekregen. Dat was een hele besmettelijke ziekte, waardoor een schildje aan de voordeur hing waarop stond vermeld dat er in huis een besmettelijke ziekte heerste. Dat hield de Duitsers tegen om binnen te komen.

 Vanuit ons raam keken wij recht op de Papaverweg, waar links scholen en rechts karrenloodsen en opslagplaatsen waren gevestigd. Als je die weg afliep, liep je tegen het Binnen IJ aan, waarvan de Duitsers al heel snel doorhadden dat dat een mooie plek was om in te kwartieren. Zij hadden een hek geplaatst voor de Papaverweg, de scholen waren toen al gesloten. De scholen en opslagplaatsen hadden zij ingenomen en gebruikt als opslag voor hun materialen etc.

Van daar uit werden er ook razzia’s gehouden. Vooral ’s nachts. Omdat alles was verduisterd, was het makkelijk te zien, want dan was er daar licht. Het is niet zo dat er schietpartijen waren. Het gebeurde zelfs dat mijn broers, die toen beginnende pubers waren, regelmatig met ze voetbalden.

Wij woonden vlakbij de Fokkerfabrieken, waar van oorsprong vooral watervliegtuigen werden gebouwd. Dat was een mooi doel om gebombardeerd te worden door de geallieerden, Engelsen voornamelijk, omdat dat ook in beslag was genomen door de Duitsers.

Daarnaast was een groot stuk landbouwgrond, waar de Duitsers een imitatiestad hebben gebouwd. Dat waren eigenlijk alleen maar daken die op palen stonden. Als er dan vliegtuigen overvlogen, zagen ze alleen maar een stad. Dat was om te camoufleren dat daar de Fokkerfabriek was gevestigd. Als ik met mijn (oudere) broers buiten gingen spelen, speelden we daar graag krijgertje. De hond, een bouvier, ging dan ook mee. Ik had geen angst, ik was klein, maar bij mijn broers zat dat er best wel in.

Op een gegeven moment konden er geen koffie en thee meer geleverd worden. De winkel bleef wel open, omdat we nog wel 1 belangrijk product konden leveren en dat was suikerzoet. Wij hadden een grote zinken vuilnisbak, waar een kraan aan was gemonteerd. Daar ging een zacherrosepoeder in, een hoeveelheid water, en dan kreeg je suikerwater. Dan stonden er zomaar 50 mensen in de rij met een flesje of een pannetje, dan kwamen ze één of 2 maatjes suikerzoet halen. Ik weet niet meer of daar bonnen voor nodig waren.

Toen de hongerwinter begon, zijn alle 9 kinderen overgeheveld naar Culemborg, waar ze de kinderen allemaal werden ondergebracht in pleeggezinnen. Mijn ouders bleven in Amsterdam. Wij konden niet meer goed gevoed worden en er was niets te doen, de scholen waren ook dicht. Wat er met de 3 verzetsmensen is gebeurd, weet ik niet.

Huizen verwarmen was een gigantisch probleem, huizen van Joden, die uit hun huis waren gehaald, werden compleet geplunderd aan alles wat van hout was, ook traptreden, trapleuningen.

Tegenover ons was een bakkerij, waar wij onze aardappelen mee mochten laten bakken met het brood in de oven, mensen hielpen elkaar.

 

Op 4 mei 1945 kregen de Binnenlandse Strijdkrachten van Prins Bernhard te horen dat de geallieerden (voor Amsterdam waren dat de Canadezen) degenen waren die de Duitsers zouden ontwapenen. De Binnenlandse Strijdkrachten mochten niet gewapend zijn, om geen conflicten uit te lokken met de Duitsers. Inmiddels was er al een overgave gedaan door een Duitse generaal, ik weet niet wie. Op 7 mei zouden de Canadezen op de Dam komen. Toen is mijn moeder met 6 kinderen de stad ingegaan, eigenlijk tegen de wil van mijn vader. Maar iedereen was zo door het dolle heen, wij hadden zwaaivlaggetjes bij ons. Wij liepen over de ponten (omdat er geen grondstof meer was om de ponten te laten varen, had men de ponten netjes achter elkaar gelegd zodat je toch naar de overkant kon).

Wij hadden een prachtige plaats op de Dam, vlak voor de trappen van het paleis.

Mijn moeder had een soort van kijkdoos (dat was een lange doos, met onderin een spiegeltje en bovenin een spiegeltje. Als je in het onderste spiegeltje keek, dan kon je in dat bovenste spiegeltje voor je uit kijken, over de hoofden van de mensen heen).

Toen kwam er een jeep de Dam oprijden en een motor met zijspan. Toen die weer wegreden verwachtten wij meer. Op dat moment was er, vóór Peek & Cloppenburg, was er een heel geroezemoes. Bovenop de grote top, op de hoek van de Kalverstraat en de Dam, zaten Duitsers. Er werd gezegd dat het Duitse mariniers waren, maar dat kon niet kloppen, want ze hadden daar helemaal geen mariniers. Op een gegeven moment ontstond er een worsteling daar voor P&C, tussen Duitsers die op weg waren naar de Grote Club, en de Binnenlandse Strijdkrachten, die tegen de bevelen van het Verzet in, wél bewapend waren. Zij eisten van de Duitsers dat ze hun wapens in zouden leveren. De Duitsers die boven de Grote Club zaten, zagen dat, en zijn toen gericht op de bevolking gaan schieten. Daar zijn divese doden gevallen en vele gewonden. Wij konden gelukkig onder de Grote Club door vluchten. Mijn moeder had aan elke hand één kind, mijn 2 oudere zussen zijn naar de Nieuwe Kerk op de Dam gevlucht, waarvan de deuren meteen werden geopend, en mijn 2 oudste broers, die het wel heel spannend vonden, zijn richting Krasnapolsky de stad ingegaan. Mijn moeder had toen alleen nog mijn oudere broertje en mij, we zijn toen met diverse mensen een sigarenwinkel ingevlucht en hebben daar in de kelder gezeten.

 

Ik dacht dat dit allemaal verleden tijd was, tot ik kleinkinderen kreeg en in Almere kwam te wonen en voor school wel eens dingen deed. Zo ging groep 8 een keer naar het Anne Frankhuis, waar ik als begeleider mee ging. Ik had een rugzak mee met een stuk of 30 eierkoeken en net zoveel pakjes drinken. De bus stond bij het Victoriahotel, waar wij heen moesten lopen. Wij kwamen dan ook bij de Dam, daar zette ik alle kinderen netjes neer op de trappen van het paleis. Ik gaf ze dan allemaal een eierkoek. Met een eierkoek in hun mond kunnen ze echt niet praten, zodat ik rustig kon vertellen, waar ik als jochie van 7 jaar heb gestaan en hoe ik dat had beleefd. Tot mijn grote verwondering, de 1e keer dat ik dat deed, de kinderen op de treden en ik op mijn hurken zodat ik op hun hoogte zat, sloeg er een angst in mijn lijf.. Toen heb ik snel de kinderen een pakje drinken gegeven, toen ik daarmee klaar was, had ik mezelf gelukkig weer een beetje onder controle. De keren daarna heb ik wel de leerkrachten ervoor gewaarschuwd, mocht het met mij niet goed gaan, dat ze het over konden nemen. Ik heb ze wat documentatiemateriaal gegeven zodat ze zich alvast wat in konden lezen. Maar gelukkig is dat nooit meer aan de orde geweest.