Frans de Wit
Verzetswerk in Groningen
Frans was 17 toen de oorlog uitbrak en kan zich daarom deze tijd nog goed herinneren.
De Duitse inval
”Ik kan me de 10de mei van 1945 nog goed voor de geest halen… Ik was 17 jaar en woonde in Wildervank, niet ver van de Duitse grens en onder de rook van Groningen. Er werd al enige tijd op de radio over een Duitse inval gespeculeerd, maar in de vroege morgen van 10 mei werden we gewekt door het geronk van vliegtuigen die vanuit oostelijke richting Nederland binnen vlogen, de Duitse inval was een feit.
In allerijl probeerde de Nederlandse soldaten die in onze buurt gelegerd waren de bruggen in onze woonplaats op te blazen. Dat lukte maar gedeeltelijk… Ik kan me nog goed herinneren hoe een Luitenant uit frustratie na een mislukte poging één van de bruggen in Wildervank deze met eigen handen probeerde te slopen… Nee, het Nederlandse leger maakte op mij geen sterke indruk. Even verderop in Zuidbroek is het ze wel gelukt een spoorbrug op te blazen, echter de Duitsers waren zo goed voorbereid dat ze vooraf een vervangende brug hadden gemaakt en deze zo weer op de plek van de oude hadden liggen.
In de eerste maanden van de bezetting hadden we weinig last van de Duitsers, het leven ging gewoon door. Ik was 17 en op den duur begonnen we hun een beetje uit te dagen. Ik droeg een Willemientje onder mijn kraag en op de nationale feestdagen gingen we juist in oranje gekleed. Dit was natuurlijk verboden en was vragen om problemen.
1941
Op een goed moment, het moet in 1941 zijn geweest, fietste ik door ons dorp. Er stond een Duitser voor de etalage van een winkel. Terwijl ik langs fietste maakte ik met mijn hoofd een gebaar van: Moet je wat van me!? Daar was hij natuurlijk niet van gediend. Met een rake klap belande ik naast mijn fiets en toen hij mij bij mijn kraag vatte ontdekte hij het speldje dat ik droeg. Hij trok het onder mijn kraag vandaan en trapte het onder zijn laars beslag fijn… dat had ook wel anders kunnen aflopen denk ik achteraf.
Vanaf 1941 begonnen de geallieerde vliegtuigen regelmatig op Duitsland te vliegen om te bombarderen. Dit waren er geen tien of twintig tegelijk maar eerder honderd tot tweehonderd! Voordat de steden werden gebombardeerd werd de bevolking door pamfletten vaak gewaarschuwd. Omdat wij vlakbij de grens woonden belandden veel van deze pamfletten bij ons in de buurt. Wij gingen ze vaak zoeken en hadden na verloop van tijd een hele verzameling. Boven Nederland werden regelmatig foto’s van het koningshuis gedropt.
Arbeitseinsatz
In april 1943 begonnen voor mij de problemen. Ik werd op een goed moment vlak voor het weekend opgeroepen om in Peenemünde (Duitsland) te gaan werken. ik moest mij de maandag erop melden. Dat heb ik natuurlijk niet gedaan. Ik ben zonder iets tegen mijn ouders te zeggen vertrokken. Ze hebben maandenlang niet geweten waar ik was! In werkelijkheid ben ik naar een oom en tante gegaan. Ik kon hier niet lang blijven aangezien mijn oom naast zijn werk als Gemeente ontvanger ook met verzetswerk druk was. Hij luisterde de telefoon van de burgemeester (een NSB-er) af om zo op handen zijnde razzia’s of huiszoekingen door te geven aan het betreffende adres. Op deze manier heeft hij veel mensenlevens kunnen redden.
Het georganiseerde verzet
Na korte tijd ben ik bij mijn oom en tante weggegaan en terecht gekomen bij een boer in Wildervank, hier sliep ik op de hooizolder met andere onderduikers. Ik weet ook nog goed dat een zoon van een boer in Hoogkerk zich ook bezig hield met verzetswerk. Hij verspreidde illegaal drukwerk. Toen de Duitsers daar lucht van kregen en hem op de boerderij opzochten nam hij de benen… Hij is toen voor het huis dood geschoten. Zoiets kunnen wij ons vandaag de dag hier niet meer voorstellen, maar toen gebeurde dat gewoon…
Wildervank jaren ’30
Door het verblijf bij mijn oom en tante en door de tijd op de boerderij kwam ik zelf ook in contact met het verzet en wel met Henk Ridder (schuilnaam Henk de Vries). Henk, die uiteindelijk in oktober 1944 werd opgepakt en is vermoord in Westerbork, heeft mij geleerd hoe onderduikers veilig vervoerd en ondergebracht konden worden en wat de beste manier was om bonkaarten en de “illegale Trouw” te verspreiden.
Henk Ridder
Een andere gebeurtenis uit 1943 is mij ook in het bijzonder bijgebleven, namelijk de liquidatie van de politiechef Derk Klaver in Zuidhorn. Vlak nadat hij namelijk was doodgeschoten door leden van het verzet, Klaver was een NSB-er, fietste ik nietsvermoedend met een fietstas gevuld met illegaal drukwerk Zuidhorn in. Toen wist ik nog niet dat mijn kleding voldeed aan het signalement van de dader, namelijk een lange bruine jas. Gelukkig werd ik gewaarschuwd door een aantal spelende kinderen dat er veel Duitsers in het dorp waren… Ik kon nog net op tijd rechtsomkeert maken. Wat ik alleen niet doorhad was dat er achter mij een motorfiets aan kwam met daarop een Duitser en een Nederlandse veldwachter. Ik heb meteen mijn fiets tegen een boom aan gezet en mijn band leeg laten lopen. De motorfiets kwam dichterbij maar tot mijn verbazing reden ze door!
De jaren die volgden waren rare jaren, het was een rare tijd… Je moest overal een excuus voor hebben als je ergens was. Je kon zomaar staande gehouden worden, je moest altijd achterom kijken. Verder was er aan veel dingen een gebrek. Brandstof bijvoorbeeld, er was geen verlichting en nauwelijks vervoer. Inmiddels was het 1944 en kwam ik zo nu en dan weer thuis, soms om te eten of te slapen. Maar lang kon ik nooit blijven. In de maanden dat ik niet thuis was leefde ik op veel verschillende adressen. Omdat je na 20:00 uur de straat niet meer op mocht sliep ik vaak op het adres waar ik dan was of dicht bij in de buurt was. Vreemd eigenlijk als je daar aan terug denkt.
Het gebeurde dikwijls dat geallieerde vliegtuigen werden neergeschoten op hun vlucht van of naar Duitsland. Piloten die uit het vliegtuig konden springen en bij ons in de buurt neer kwamen hebben wij vaak verstopt. Dit deden we op de zolder van het gemeentehuis. Wij zorgden er dan voor dat ze een vervalst persoonsbewijs kregen. Om ze daar in het geheim op de foto te zetten was soms een heel gedoe. Doel was om ze over de IJssel bruggen te brengen zodat ze daar door het lokale verzet richting bevrijd gebied konden worden gebracht.
Uiteindelijk zijn we zelf ook in april 1945 door een Poolse divisie bevrijd. Tijdens de bevrijding zelf zijn er in tegenstelling tot de stad Groningen weinig gevechten geweest.
Terugkijkend op de vijf jaar bezetting is me de onzekerheid het meeste bijgebleven… je moest altijd zo oppassen! Ik wilde graag wat nuttigs doen, maar door de bezetting kon je niks. Het verzet was daarom een “avontuurlijk” tijdverdrijf. Dat het niet zonder risico was wist ik natuurlijk wel. Ik ben in die jaren helaas meerdere leeftijdgenoten verloren. Dat vergeet je nooit meer.”