Leo Koenen

Opgetekend door J (Sjef) Smeets

Vandaag, 5 juli 2024, noteren we in Aalst (N.-Br.) de herinneringen van de, op 20.1.1933 in Eindhoven geboren, heer Leo Koenen:

Als ik over mijn oorlogsherinneringen ga vertellen dan denk ik daarbij meteen aan mijn zes broers en zusters, die allemaal ouder waren. En die destijds veel invloed hadden op de ontwikkeling van mijn interesse in wat er gebeurde. Ik ben in gedachten nog steeds vaak terug in die tijd. Die oorlogsjaren waren voor mij gewoon spannend en interessant. En dat is nog steeds zo.

De herinneringen beginnen voor mij bij het zogenaamde “Sinterklaasbombardement” van

6 december 1942 op de Philipsfabrieken. Ik was die middag meel aan het malen. Daar had vader een molen voor gemaakt. We hoorden een hoop herrie. Ik wist niet dat het vliegtuigen waren. Maar ik zag aan mijn broer Victor dat er iets aparts aan de hand was. Die ging samen met mijn andere broer, Jo, naar buiten. Zij waren toen al 18 en 16 jaar en op sensatie belust. De bommen vielen niet zo ver bij ons vandaan. We zagen de rook opstijgen. En een paar uurtjes later hoorde ik mijn broers zeggen: “Wij gaan dadelijk kijken”. Ik wilde natuurlijk mee, maar dat mocht niet. “Ik was daar nog te jong voor”, zeiden ze. Een paar uurtjes later ben ik er toch naar toe gegaan. Maar je kon niet veel zien, de Vrijstraat, in de Eindhovense binnenstad, was afgezet. Op de Demer zag je het nog wat roken. Ik heb er wel een en ander over opgeschreven in mijn oorlogsschriften.

 

Waar ik me meer van herinner is het bombardement van 30 maart 1943. Dat vond ik heel mooi. Ik hoorde in onze tuin het Spervuur, het voortdurend schieten met onder andere lichtkogels. Ik was toen alweer iets ouder en besefte meer wat er gebeurde. Ik zag de branden.

Mijn school, de St. Jansschool was bezet, dus ging die soms ergens anders door, in een kroeg bij voorbeeld. De Mariaschool in de Gasthuisstraat zat ook vol Duitsers. Die kwamen bij ons marcherend langs op weg naar hun schietberg. Ze zongen daarbij en dat vonden wij jongens zo leuk. Dus we liepen er achteraan. Ik ken zelfs nog enkele van hun liedjes, zoals: “Wo zu ist die Strasse da? Zum marschieren”.

 

Vanaf ongeveer 10 jaar oud ben ik me echt gaan verdiepen in de toestand. Ik begon op maandag 17 augustus 1943 oorlogsschriften te maken, waarin ik alle krantenartikelen plakte, die over de oorlog gingen. Dat weet ik zo precies, omdat op die dag mijn oudste zus jarig was. En omdat op die dag na een strijd van vier weken ook Sicilië veroverd was. Ik vond dat zo bijzonder, dat ik toen nog meer uit kranten ben gaan knippen. Het verzamelen van het oorlogsnieuws liet me niet meer los. Ik wilde vooral ook nog meer er van afweten dan mijn broers. Op ’n gegeven moment ben ik ook in oude kranten gaan terugzoeken naar foto’s en artikelen van voor 1943. (Dat heeft geleid tot een ongekende verzameling van meer dan vijftig schriften boordevol ingeplakte krantenartikelen. J.S.) Al die schriften heb ik nog.

En ik schreef in zelf gemaakte kleine schriftjes precies op van hoe laat tot hoe laat er luchtalarm was. Ik schreef jammer genoeg ‘s middags nog geen 14.00 uur, maar gewoon 2.00 uur. Dus je kunt nu niet lezen of het luchtalarm ’s middags of ‘s nachts was. Het luchtalarm klonk als muziek in mijn oren.

 

 

Bij de “IJzeren Man” (een zandgat in het Eindhovense stadsdeel Tongelre, dat toen al gebruikt werd als zwembad. J.S.) daar stond Flak, Duits luchtafweergeschut. Dat hoorde je bij ons keihard. Je zag dan ook de lichtflitsen. Wij stonden op ons plat dak boven de keuken daarnaar te kijken. Een keer heb ik gezien dat ze met  de schijnwerpers een vliegtuig vingen. Best griezelig, want dan dacht ik toch: “Och erme, die gaan dood”. We hebben ook behoorlijk wat vliegtuigen naar beneden zien vallen.

Mijn broer Theo heeft zelfs een keer kabels van die Flak (Fliegerabwehrkanone) doorgeknipt, opgejut door de hopman van de Verkenners, waar hij bij was. Die groep mocht van de Duitsers niet meer bestaan, maar onderling deden ze nog van alles. Hij haalde meer streken uit. Een keer zei hij tegen mij: “Ga eens daar bij die mannen staan, die “Volk en Vaderland” (het weekblad van de NSB) verkopen. En dan moet je eens kijken wat ik dadelijk ga doen”. Hij kwam aanlopen en gaf een van die mannen een zetje, zodat die achterover viel. En Theo maakte dat ie wegkwam. Ik zag dat allemaal gebeuren. Een keer zou Mussert in Eindhoven komen. De Markt werd daarvoor afgezet. Toen zei Theo: “Leo, je moet eens  even aan de overkant gaan staan en heel hard beginnen te huilen. Zijn plan was om brutaal de afgezette Markt over te steken. Hij liet zich niet terugsturen, “Want er is iets met mijn broertje aan de hand en daar moet ik naar toe”. Allemaal om die NSB-ers uit te dagen. Ik heb Theo zijn streken later dikwijls verweten. Want mijn ouders hadden, omdat hij pas 16 was, door zijn strken opgepakt kunnen worden en in het kamp terecht kunnen komen. Er zijn een keer twee politieagenten aan de deur geweest. Die zeiden “Wij zijn toevallig twee ‘goede’, maar we moeten jullie waarschuwen. Hou je zoon in de gaten”. Theo bracht namelijk “Trouw” en andere ondergrondse blaadjes rond.

Er woonden nogal veel gewapende NSB-ers (landwachters) bij ons in de buurt. Als wij dan overdag op het dak enthousiast stonden te kijken naar groepjes vliegtuigen, die richting Duitsland vlogen en riepen: “Daar moet nog veel meer gebombardeerd worden”, dan stond er beneden zo’n landwachter, die zei: “Jullie moeten wel een beetje rustiger zijn daar boven, anders maken wij er werk van”. Ik zie die man daar nu zo nog staan. Met zijn zoon speelde ik wel eens. Die zat vaak voor hun deur met  een trommeltje en een roodzwart ding op zijn kop. Een paar huizen bij ons vandaan was café Straatman. Daar stond met grote letters onder op de gevel: “Houzee, met Mussert in de NSB”. Daarboven hingen frontkaartjes, waarop werd bijgehouden hoe het front liep. Mijn broer Theo had altijd een Koninginnespeldje op zijn revers. Als hij langs het café kwam, dan spuugde hij op de grond. Een keer kwam net een NSB-er het café uit, die zei: “Zal ik jou eens een draai om je oren geven?”.  Daar bleef het gelukkig bij.

 

In 1943 maakten we een familiefoto. Mijn vader zei: “Je kunt nooit weten hoe het afloopt, maar nu zijn we er allemaal nog”.

Mijn broer Jo kon horen als er alarm was op het vliegveld. En dan maakte hij ons wakker met een fluitje: “Er gaat iets gebeuren”.

Wat ik ook nog zo voor me zie, is dat als vliegtuigen van vliegveld Eindhoven opstegen op de toren van de St. Joriskerk rode lampjes aangingen om de piloten te waarschuwen dat  ze er hoogte moesten houden. Wij woonden daar ongeveer 200meter vandaan.

Mijn broer Victor moest voor de Arbeitseinsatz in Duitsland gaan werken als Grensgänger in Goch. Omdat mijn moeder uit Siebengewald, een dorp in Noord-Limburg, kwam, kon ze daar voor onderkomen zorgen. Dus kon Victor in Siebengewald wonen, maar als zogenaamde grensarbeider dagelijks naar Duitsland gaan.

Mijn broer Antoon, moest ook in Duitsland werken. Die zat er bij het spoor.

Mijn vader heeft vrijwillig heel de oorlog in het Duitse Krefeld gewerkt als trijpwever. (mohair velours, een kostbare stof. J.S.) Na de oorlog kreeg hij ook pensioen daarvandaan. Hij maakte daar ook op 21 juni 1943 het zware bombardement mee. (Van de 705 vertrokken bommenwerpers bombardeerden er uiteindelijk 623 daar het doel. Die nacht werd de helft van de stad Krefeld verwoest, 47% van de binnenstad brandde af, 1.050 inwoners werden gedood, 4.550 mensen raakten gewond en 75.000 inwoners werden dakloos. In totaal werden er 2.306 ton bommen gedropt J.S.). Ook vader was zogenaamd “Grensgänger”, net als Victor. Dus iedere dag daarheen en ook weer terug naar Nederland. Hij smokkelde daarbij boter de grens over in de buurt van Kaldenkirchen. Het was zo dat hij elke dag met  de trein naar Eindhoven terugkwam. Op het station hier was een Duitser, die telkens vroeg of vader brood kon gebruiken? Daar moest hij wel iets voor geven. Wat weet ik niet. Later kwamen ze zelfs dat brood bij ons brengen. Dat deed eentje van de Schutzstaffel, de SS. Ik zie hem nog bij ons zitten. Als ik toen meer geweten had, dan had ik ook nog iets meer kunnen vragen. Maar het brood kwam van pas. Want als we niet hadden, dan fietste mijn moeder helemaal naar Vessem om brood te halen voor ons grote gezin.  

Ook indrukkend voor ons jongens was nadat de Duitsers van het vliegveld vertrokken waren: rond 10 September 1944  kwamen de Sprengkommando's in actie. Waarschijnlijk alle belangrijkste gebouwen en munitieopslag gingen de lucht in met de rood oranje lichtflits en even daarna de knal die bij ons nog de ramen liet trillen. Echt indrukwekkend.
Een dag later kwamen ook in Eindhoven zelf o.a. bij het station Sprengkommando’s in actie, waar ik niet ver vanaf stond. Het gekke daarvan was je werd niet gewaarschuwd.
Toen de Duitsers van het vliegveld weggingen haalden we daar veel kolen weg. Maar ik haalde er ook allerlei andere spullen vandaan. Er lagen ook ergens allemaal speldjes, maar die heb ik jammer genoeg niet meegenomen.  Wel een hakenkruisvlag, die heb ik nog steeds. Ik weet eigenlijk niet waarom ik die bewaard heb.

 

 

Leo schreef dit bericht toen hij 11 jaar was

 

Bij het bombardement op 19 september 1944, ’s daags na de bevrijding van Eindhoven, zaten wij weer achter het huis in de schuilkelder van golfplaten, die we ergens hadden gehaald. Een kar hadden we niet. Dus we zetten zo’n plaat op de trapper van de fiets en dan liepen we er zo mee naar huis. Halverwege brachten we alles bij een tante van mij en dan gingen we terug om nog meer te halen. Ik wilde daar persé bij zijn.

Bij dat bombardement kwamen eerst markeringslichtkogels in de lucht. Mijn vader wist, die geven het doelgebied aan, dus we moeten de schuilkelder in. Die had een ingang en een uitgang. Er werd volop gebeden. Ik deed dat niet, misschien omdat ik perplex was. Telkens als een bom viel dan kwam zand naar beneden gerold, onze schuilkelder in. En in huis lagen de gordijnen van de voorkamer, achter op de plaats. Op ’n gegeven moment hoorden we allemaal schreien. Wat was het geval? De wc was bij ons buiten. Daar zat  de vriendin van onze Wim op. Ze kon er niet meer uit, want de deur was ontzet. Later bleek me dat  een hele reeks van bommen die dag in een rechte lijn gevallen was. Als die lijn een paar graden anders had gelopen, dan waren wij er allemaal niet meer geweest. Een van mijn broers riep: “Ons huis staat in brand”. Maar dat was niet zo. Op het eind van onze straat stond wel een huis in de fik. En het licht daarvandaan weerkaatste bij ons in het dakraam, wat de indruk gaf dat het bij ons brandde.

De winkel op de hoek Rozemarijnstraat/Leenderweg die in brand stond
waarvan het licht in het dakraam van ons huis scheen

Heel de voorgevel van ons huis, tevens sigarenwinkel lag er wel uit. Maar we konden aan de achterkant blijven wonen en hebben het allemaal overleefd.
Direct nadat wij bevrijd waren, in oktober 1944, kon je je hier vrijwillig aanmelden voor het Nederlandse leger. Victor en Jo hadden een hekel aan Duitsers, dus deden ze dat. Theo wilde dat ook, maar mocht niet mee van vader. Jo kreeg een aantal Duitsers onder zich, die in de buurt van het Reichswald (Noordrijn-Westfalen langs de Nederlandse grens) mijnen moesten gaan ruimen. Hij was toen dus weer opnieuw in de buurt van Siebengewald. Jo heeft trouwens ook nog meegeholpen Dordrecht te bevrijden. Later was hij bij de Luchtmacht op Gilze-Rijen. Hij herkende alle vliegtuigen aan hun geluid.

 

 

Een gedeelte van het indrukwekkende historische krantenarchief
Leo begon aan de opbouw van deze verzameling toen hij 10 jaar oud was