Cootje Dechering – Vermeeren
Opgetekend door J( Sjef) Smeets
Vandaag, 22 juli 2024, noteerden we in Geldrop de oorlogsherinneringen van, de op 18.8.1930 te Breda geboren, mevrouw Cootje Dechering – Vermeeren:
Breda heeft zijn KMA en vier kazernes. Ten tijde van de mobilisatie in 1939 liep de stad helemaal vol militairen. We hadden er ook de Trip van Zoudtlandtkazerne. Als de cavalerie daarvandaan op hun paarden door de stad trok met hun mooie blauwe mantels om, dan werd ook een lied gezongen: “Zie ze de mooie mantels zwaaien, cavalerie, cavalerie”.
In die tijd was de stad in verband met de oorlogsdreiging al ingedeeld in vier wijken. Mijn vader was een van de wijkhoofden.
Op zondag 12 mei, 1e Pinksterdag 1940, dreigde Breda in de frontlinies tussen de Duitsers en de Fransen terecht te komen. Burgemeester van Slobbe verordende dat de stad ontruimd moest worden. Iedereen moest zelf maar zien hoe dat te gaan doen. Wij waren toen een gezin met zeven kinderen en er was een inwonende dienstbode, Sjaantje Radings.
De kinderen Vermeeren in 1942
bovenste rij v.l.n.r. Ria, Corry, Joop, Toos, Cootje
vooraan Thea en Netty op de trappen achter het huis
We hadden maar drie of vier fietsen. Mijn vader heeft toen nog gauw in een winkel een kinderwagen gehaald om de nodige spullen te kunnen vervoeren. Hij is met mijn drie oudste zusjes en Sjaantje op de fiets weggegaan. Mijn moeder is met de jongste kinderen, waaronder ik, te voet vertrokken. Corry, de jongste zat in een kinderwagen. Ik liep met een wandelwagentje, waar opgerolde dekens in lagen.
De bevolking werd toen in twee richtingen geëvacueerd. Eén groep, zo’n 25.000 mensen, waar ons gezin ook bij was, vertrok te voet richting de nabijgelegen dorpen Zundert en Achtmaal. Deze groep had het tijdens de vlucht zwaar aangezien zij precies terecht kwamen op de route waarover de Fransen oprukten. Overvliegende Stuka’s werden door de Fransen beschoten, waarop de Duitse vliegtuigen de kolonne onder vuur namen. (volgens lokale geschiedschrijving vielen hierbij onder deze evacuees 40 doden. J.S.). Vanwege de Duitse bombardementen moest iedereen regelmatig in een greppel of sloot duiken. Het toeval wilde dat mijn moeder, twee dagen voordat de oorlog uitbrak, met ons per trein naar Tilburg was gegaan, waar ze voor ieder van ons bij C&A een nieuwe jurk had gekocht. Die moesten we met de vlucht maar aandoen. Ik bleef met die jurk in het prikkeldraad bij de sloot hangen. Samen met andere mensen kwamen wij terecht op een boerderij in Achtmaal. We mochten boven in de koeienstal, waar stro lag om in te slapen. Als ik er nu aan denk, dan voel ik dat stro nog in mijn rug prikken. Ons gezin mocht na vier dagen weer naar huis. Er was niet gevochten in of om Breda en de Moffen hadden de kazernes gewoon overgenomen.
Heel gek, de Fransen zijn er voordien wel geweest. Toen wij weggingen was het verboden de voordeuren op slot te doen. En toen we terugkwamen, in ons blok van vier huizen, stonden er bij ons in de gang een hele hoop kisten vol Franse munitie en…..peperkoek. De Duitse Ortskommandant had intussen het vierde huis van ons rijtje betrokken. Mijn vader is daarheen gegaan en heeft hem gevraagd die munitie bij ons weg te halen. Heel eng was dat in dat huis ook allerlei mensen binnen gebracht werden, die opgepakt waren. We hoorden ze tot bij ons gillen als ze mishandeld werden.
Van zonsondergang tot zonsopgang mocht je niet buiten komen. Gas was er maar een paar uur per dag beschikbaar. Tussen vijf en zeven uur ’s avonds was er elektra, evenals ’s morgens tussen zeven en acht uur. Mijn moeder had een hooikist om eten in warm te houden. Kleding, eten en drinken was zeer beperkt. Mijn grootmoeder had voor de oorlog allemaal gehaakte spreien gemaakt. In de oorlog heeft mijn moeder die allemaal uitgetrokken om er borstrokjes en broekjes van te breien. Dat zat niet lekker, maar er was niets anders.
We hebben heel veel in de kelder gezeten. Het huis was voorheen van een notaris geweest. In de kelder stond ook een grote kluis. Aan het eind van de oorlog, stuurden de Duitsers V1’s en V2’s naar de haven van Antwerpen. Die kwamen bij ons over en ook wel eens te vroeg naar beneden. Bij hun geluid werd mijn zusje Corry met haar wiegje in de kluis gezet. Ik was dan altijd bang, pakte mijn matrasje en ging ook naar de kelder. Ik ben later nog eens in het Duitse Peenemünde op het eiland Usedom geweest waar in de oorlog door dwangarbeiders meegewerkt moest worden aan de ontwikkeling van die wapens.
Net als de cavalerie voor de oorlog deed, trokken de Moffen tijdens de bezetting ook zingend door de straat. Nu klonk het: “Wir fahren gegen Engeland”.
Wij zijn vanuit Breda met z’n vieren in Roosendaal op school gegaan. In Breda was namelijk wel een Rijks HBS en een Gemeentelijk Gymnasium. Maar vader wilde ons op een katholieke school hebben. Het belangrijke kopstation van de NS in Roosendaal liep echter te vaak kans gebombardeerd te worden. Vader wilde niet dat we daar elke dag naar toe zouden moeten. Dus deed hij ons in Roosendaal op Kostschool. Op 5 september 1944, Dolle Dinsdag, is die school gesloten. Ze hadden geen eten meer voor ons. Daarna hebben we tot na de bevrijding thuis gezeten. Mijn zusje Ria moest dat jaar eindexamen doen en kreeg het diploma “gewoon”, zonder examen.
In een kazerne links van ons, aan het Van Coothplein, zaten de Polen en rechts, in een andere kazerne, de Duitsers. Mevrouw Stomp, onze overbuurvrouw, stond bij het raam te kijken. Zij werd helaas bij de wederzijdse beschietingen dodelijk getroffen.
Uiteindelijk zijn wij 29 oktober 1944 door de Polen (de Eerste Poolse Pantser Divisie onder leiding van Generaal Maczek J.S.) bevrijd.
Prachtig om de eerste tanks door onze straat te zien komen. Wij kregen een sinaasappel, een vrucht die we niet kenden. Er werden onder andere ook potjes pindakaas uitgedeeld. Mijn vader was nog steeds wijkhoofd bij de Burgerwacht. Dus die wist nog wel eens iets te scharrelen bij de bevrijders, die tegenover ons in stadsschouwburg, Concordia zaten. Nog iets wat we voorheen nooit gezien hadden was eierpoeder. En uit Zweden kwam walvisvlees in blik.
In het Brabantpark is ter dankbare herinnering aan de bevrijding en als geschenk van Breda aan de Poolse gemeenschap de Poolse Maria Kapel opgericht. Het gebouw is ingewijd op 31 oktober van het Mariajaar 1954. In de kapel staat een afbeelding van de Poolse Madonna, gebaseerd op een icoon van de Zwarte Madonna van Częstochowa.