Titia de Vries

Opgetekend door Titia de Vries

Onderstaand een verhaal van Titia de Vries uit Heerhugowaard. Titia is 88 jaar en zij heeft meerdere boeken op haar naam staan. Zij heeft de oorlog heel bewust meegemaakt en heeft veel van haar herinneringen opgeschreven. Het is haar voorkeur om haar verhalen ”in de derde persoon” te schrijven.

 

Vogelsang

Ze las, in een blad, de geschiedenis van ORDENSBURG VOGELSANG, een half uurtje rijden met de auto, ten oosten van Monschau. Ze trok haar wenkbrauwen omhoog. Vogelsang? Ze werd nieuwsgierig. Het zingen van vogels, dacht ze, maar dat was een vergissing.

Toen ze de regel las dat er in 1939 ongeveer 500 SS’ers werden opgeleid, schrok ze. Ze wilde de oorlog 40-45 achter zich laten en vergeten de tijd, die zij had meegemaakt, als klein kind. Toch las ze verder of ze wilde of niet. Iets in haar geest zei dat ze pas rust kreeg als ze wist wat er gebeurd was.

Ze had nog nooit iets vernomen over dit grondgebied. Ze luisterde niet naar haar eerste ingeving die zei, bladzijde dubbel vouwen en weggooien. Ze had genoeg meegemaakt in de jaren 40-45. Haar vader in het verzet en gezin steeds verhuizen. Ze had er nog steeds last van als er vuurwerk de lucht in ging of onweer dat de rust verstoord. Vaak ging ze dan naar het toilet, licht uit en deur dicht. Maar ze las verder: Met het uitbreken van de tweede wereldoorlog werd het complex “Vogelsang” in gebruik genomen als “Kazerne van de Wehrmacht”.

 

Tot haar verbazing las ze dat het grondgebied, waar SS’ers werden opgeleid,  een oefenplaats werd voor de Britten. Hoe kan, schoot het door haar gedachten, een land grondgebied gaan gebruiken, waar eerder SS’ers werden getraind om in een strijd mensen te doden. Weg Duitsers, dan Britten en vervolgens Belgische militairen en vanaf 1955 kwamen de NATO troepen, onder Belgische supervisie. Dit alles op Duits grondgebied waar werd getraind om misdaden te plegen tegen de vijand.


Ze snapte er niets van en legde haar pen neer. Even niet verder lezen, maar een wandeling maken, om rust in haar hoofd te krijgen.
Nadat ze genoeg had gelopen en geluncht,  ging ze weer achter haar pc zitten en zocht ze de letters op, die stonden gedrukt in het blad. Ze las:
“Men” kwam tot zinnen en in 2005 vond de teruggave van het grondgebied plaats, aan Duitsland. Een stuk grond waarop  soldaten uit diverse landen werden opgeleid om in een oorlog mee te vechten, terwijl het grondgebied van Duitsland was. “Landje pik”, noemden ze dat vroeger.


Nu heeft het stuk land rust gevonden. Het is een Nationaal Park en sinds 2006 werd het opengesteld voor bezoekers. Als men de geschiedenis kent of tijdens het bezoek leert kennen, komen er toch herinneringen boven bij het bekijken van de indrukwekkende gebouwen. Indrukwekkend , vroeg ze zich af. Vreselijk en niets was indrukwekkend voor haar en velen. Herinneringen aan nare tijden, die kwamen boven. Leer van deze geschiedenis, las ze, ook al is het een onbekend, klein onderdeel van de oorlog, die Duitsland voerde naast Nederland. “Proef de geschiedenis en de beklemmende sfeer van het “duister ”verleden van het opleidingsinstituut.

 

 

 Buchenwald

Niemand lachte

niemand zei een woord

 gegooid in een trein

 geen hoop

 stilzwijgen

op weg naar je eind

In een volgepropte trein.

 

Ik zag in gedachten de huid

de genummerde arm

de niet begrijpende ogen van

man, vrouw en kind.

                         

Ik slenterde over dat gebied

in gedachten zag ik de barakken

de ovens, de lijken en de foto's.

                        

Als mijn gedachten worden verstoord

lijkt het net of het nooit is gebeurd

de zon schijnt en de vogels zingen.

Maar daar waar ik was

liegen de feiten niet

ik stond er verloren

helemaal alleen

tranen in mijn ogen

onbegrip en verdriet.

                        

Ik voelde het wreed

ik voelde het lijden

ik voelde de marteling.

Ik stond daar

en zag de naakte waarheid

 

Influenza

 Ze had het koud en rilde. Haar moeder stond naast haar en voelde aan haar voorhoofd. Ze liep naar de kast en pakte een koortsmeter.

- Doe je onderbroek even naar beneden, zei ze.

   Ze werd bang en vroeg:

- Wat heb je in je hand en wat ga je er mee doen, mama?

   Haar moeder liet de meter zien. Een glazen staafje met getallen onder het glas. In het midden zag ze vanonder naar boven een blauwe streep. 42 graden was het hoogste getal dat ze las. De andere kant van het staafje was puntvormig en gevuld met een zilverkleurige vloeistof.

- Dat is een thermometer en hier kun je op zien of je koorts hebt en hoeveel, omdat het kwik, dat in de punt zit, door de warmte van je lichaam, omhoog gaat.

   Ze trok haar onderbroekje naar beneden.

- Kan die glazen meter niet breken mama?

- Nee, nieuwsgierig Aagje en het doet ook geen pijn. Ga maar op je zij liggen en trek je knieën naar je neus.

   Ze gehoorzaamde en haar moeders linkerhand duwde haar billen van elkaar. Met haar andere hand schoof ze de punt van de thermometer naar binnen. Ze bleef doodstil liggen en kneep haar billen tegen elkaar. Na drie minuten werd de meter er weer uitgehaald. Het kwik was naar boven gekropen en gaf negen en dertig graden koorts aan. Haar moeder schrok, maar vertelde niet dat haar dochter ziek was. Ze liep naar de slaapkamer, pakte een deken en sloeg die om haar dochter heen. Ze mocht niet ziek zijn, want een arts vinden was moeilijk in oorlogstijd. De vijand liep door de straten. Zij marcheerden met geweren over hun schouders en het geluid van de kisten aan hun voeten weerkaatsten tegen de muren van de huizen. Geen mannelijke inwoner van de stad liet zich ’s avonds, na acht uur, buiten zien.

   Ze kreeg het warm en duwde de deken van haar schouders. Ze zag dat haar moeder de poppen en dekentje uit haar poppenwagen haalde en alles op de stoel legde.

- Mama, die poppen horen in mijn poppenwagen. Waarom doe je dat?

- We gaan aan de overkant van de straat de takjes, die van de bomen zijn gevallen, oprapen en in jouw wagen leggen, dan hoeven we ze niet te dragen.

- Ik wil niet dat je mijn speelgoed vies maakt. Dat is van mij en ik wil het niet.

   Ze speelde veel met haar poppen. ’s Avonds legde ze hen in de lichtgrijze wagen, die op witte wielen stond. De gebogen witte duwstang paste precies bij haar lichaamslengte en iedere dag reed ze ermee door de kamer.

- Ik zal hem strakjes schoonmaken en je poppen er weer netjes in leggen, zei haar moeder, terwijl ze een versleten jas aan trok.

- Ga even staan, dan kan ik je helpen met je jas aantrekken.

- Ik wil niet mee.

   Ze werd duizelig en misselijk toen ze opstond.

- Het kan niet anders, liefje, je moet mee.

   Ze kreeg een extra sjaal om haar hoofd en samen verlieten ze, met de poppenwagen, het huis.

  

Op straat liep ze achter de poppenwagen naar het Staten Bolwerk. Het lag tegenover hun huis. Een singel scheidde de straat met het park en toen ze over de brug liep, begon ze te braken.

- Even doorzetten, lieverd, dan zijn we zo weer thuis.

   Nadat ze over de brug hadden gelopen, sloegen ze het eerste pad aan hun rechterhand in. Ze moest van haar moeder bij de poppenwagen blijven staan, terwijl zij naar takjes zocht. Ze verbood haar dochter één stap te verzetten, maar toen ze uit het zicht van haar moeder was verdwenen, ging ze aan de andere kant van het pad op zoek. Gebukt zocht ze in de sneeuw of er een takje lag. Ze voelde een duizeling en met haar laatste krachtsinspanning kwam ze overeind.

- Mama, mama.

- Ik had gezegd dat je bij de poppenwagen moest blijven staan. Is gehoorzamen zo moeilijk?

- Ik wilde helpen.

   Haar voeten waren kletsnat. Er zaten gaten in de zolen van haar schoenen en door de warmte van haar voeten, smolt de sneeuw. Ze was steenkoud geworden van het stilstaan. Ze rilde en ze was bang dat ze haar evenwicht zou verliezen.

- Mama…

   Voor ze viel, tilde haar moeder haar op en langzaam liep ze met haar dochter op haar arm en de poppenwagen met haar andere hand voortduwend, over de brug naar huis. In de gang zette haar moeder haar weer op de grond en deed haar schoenen uit. Op haar natte voeten, die afdrukken gaven op de vloer, liep ze naar de poppenwagen. Ze zag een stuk of tien takjes liggen.

- Kun je met die takjes een vuurtje maken, vroeg ze, terwijl ze naar de kamer liep.

   Ze kokhalsde en ging aan tafel zitten. Haar moeder deed opnieuw de deken over haar schouders.

   Op de tafel stond een conservenbusje. Daarin had lang geleden vlees gezeten. Haar pa had er een gat in geboord zodat mama er iets op kon koken. De gevonden takjes legde haar moeder in het busje en stak, met een lucifer, het dunne hout aan. Daarna zette ze de pan, gevuld met water en tulpenbollen, op het vuur. Na een kwartier, toen het water kookte, verspreidde de damp een vieze lucht door de kamer. Ze werd opnieuw misselijk.

- Moeten we dat eten? Ze stinken, zei ze kokhalzend.

- Het kan niet anders, lieverd, sommige mensen eten hun hond of kat op.

   Ze braakte en haar lichaam kromp ineen. Ze werd opgetild en naar haar slaapkamertje gebracht. Het bed paste precies tussen de twee muren. Ruimte voor een stoel was er niet.

   Haar moeder dekte haar toe met de deken die over haar schouders had gehangen en even later viel ze in slaap.

 

Ze hoorde schreeuwen en dreigende stemmen en ze rende naar de gangkast. Ze wist dat er een geheime ruimte was. Ze had dat eens gezien, toen haar moeder iets in die kast legde. Eén van de planken van de bodem zat los. Ze duwde hem opzij en kroop in het donkere gat en schoof de plank boven haar hoofd op zijn plaats. Ze baande zich een weg tussen stapels zakken en verhuisdozen. Daar konden ze haar niet vinden, dacht ze.

   De stemmen kwamen dichterbij en ze hield haar adem in. Ze maakte zich zo klein mogelijk. Een lichtstraal kwam de ruimte binnen en handen wilden haar grijpen. Ze schreeuwde.

- Ga weg, blijf van mij af.

   Ze schrok wakker. Iemand tilde haar op. Ze opende haar ogen en zag het gezicht van haar moeder.

Hoe lang?

De oorlogsjaren hadden voor de Nederlanders veel verdriet en nare ervaringen opgeleverd. Ook voor haar, al was ze jong. Regelmatig werd ze geplaagd door dromen. Ook die nacht.

Ze werd achterna gezeten. Ze wist niet door wie of door wat, maar ze rende weg. Zo hard ze kon. Ze stond op een kale weide, waar een neergestort vliegtuig lag. De reuk van het smeulende toestel maakte haar misselijk. Door haar braakneigingen werd ze wakker.

Haar herinneringen kwamen terug, de bom in de achtertuin, de paniek van de buurtbewoners, het trillen van hun huis. Het doodschieten van de jonge mannen op de brug, de Duitsers, die het huis doorzochten. Verhuizen, honger lijden. Altijd maar die oorlog en de gevolgen daarvan voor haar opvoeding.

Ze barstte in huilen uit. Wanneer plaagden haar herinneringen haar niet meer? De tijd heelt alle wonden, zei men, maar hoe lang duurde die tijd? Tot de dood?