Wil de Vries
Onderstaand delen wij het verhaal van Wil de Vries met jullie. Wil groeide op in Rijswijk en heeft daar de oorlog meegemaakt.
Door: Pieter Trap
'Wij hadden het voor de oorlog heel goed: mijn vader was in dienst van koningin Wilhelmina. Verder vermaakte ik mij kostelijk samen met mijn dikke vrienden Jan en Rob Colijn (geen familie van de minister). Op hun verjaardagen werd ik de laatste jaren voor de oorlog steevast als enige getrakteerd op gebak.
Op 10 mei 1940 wekte mijn moeder mij: 'kom kijken, er vliegen vliegtuigen heel laag dicht bij'. Al gauw klonk het afweergeschut en zagen we vlak na elkaar 5 Junkers52 toestellen in brand vliegen. Ook zagen we parachutisten springen.
Na een paar dagen was de oorlog voorbij en daarmee was mijn vader zijn baan kwijt. Mijn moeder ging werken als nachtverpleegster. Na een dik jaar kreeg mijn vader een baan bij de distributiedienst. Omstreeks die tijd werd ik thuis opgewacht door mijn vrienden. Ze schreeuwden 'Oranjeklant' en rukten mijn tas uit mijn handen. Voortaan had ik deze schreeuwers elke ochtend als begeleiders op weg naar school. Daar zorgden ze met enkele andere N.S.B.-jongeren dat de Oranjeklant werd doodverklaard.
Tot zij niet langer meer naar de Koningin Wilhelmina School gingen, maar naar de Openbare School. Ik kon ze daarna makkelijk vermijden, want ze liepen te pronken met hun uniform van de Jeugdstorm (N.S.B.): mijn beste vrienden ...
In de zomervakantie van 1942 logeerde ik 4 weken bij een slager in Bolsward. Toen ik daarvan thuis kwam, wachtte mij een grote verrassing. 'Kijk nu eens wie er bij ons logeren!' Dat waren vader en moeder Lezer, met hun 4-jarige dochtertje Jettie: onze eerste onderduikers, Joden. Nadat zij een tijd lang met de Jodenster hadden rondgelopen durfden zij niet langer te blijven wonen in hun huis aan de overkant: Penninglaan 52, Rijswijk (Z-H). Een sinds kort bij hun inwonende Joodse dame kwam na ontwaken erachter dat de vogel gevlogen was. 's-nachts was het gezin de straat overgestoken met wat kostbaarheden, voor zover te dragen. De eerste tijd was er nog niets georganiseerd voor onderduikers.
Daarom zorgde tandarts Pater voor bonkaarten die hij telkens 3 stuks kocht op de zwarte markt. Zonder schuldbekentenis: te riskant! Na de oorlog zou de rekening worden vereffend. Tegenover ons woonde het buurmeisje van de Lezers, met haar moeder. En als "oom Harrie" door de gesloten vitrage naar buiten keek en zag dat Jaantje Wijs met een inwonende Duitse officier zat te vrijen, dan zei hij steevast 'Na de oorlog knip ik haar kop kaal en smeer die in met menie!'
Jettie was een probleem: de hele dag op een klein kamertje zitten en zich koest houden. Zodra ik uit school kwam ging ik met haar spelen. Elke keer weer wilde zij met de blokkendoos een boevenhok maken. Door de rode cellofaanraampjes kon je binnenin een wit schijfje zien liggen: de boef. Pas later, toen ik iets van psychologie wist, begreep ik het.
Jettie begon 's-nachts te schreeuwen, waarom zij in de badkamer moest overnachten. Na geruime tijd werd ons gemeld dat er razzia's dreigden en wist het gezin 's-morgens om 4 uur -einde spertijd- in veiligheid te komen in een boot van een beurtschipper die hen naar Roelofarendsveen bracht. Daar bracht mijn moeder zo lang dat nog nodig was de bonkaarten van tandarts Pater. Soms ging ik met haar mee. Een keer bracht zij geld en ik keek mijn ogen uit: zoveel geld had ik nog nooit gezien.
In 1944 kregen wij een telegram: tante Bertha (moeder Lezer) overleden. Overkomst dringend gewenst! Toen mijn moeder terug kwam vertelde ze dat tante Bertha geelzucht kreeg en dat juist toen de Grüne Polizei een razzia hield. Het gezin Lezer heeft toen in het open veld overnacht, wat te veel was voor de patiënt.
Enkele leden van de ondergrondse kwamen dagelijks bij ons naar de oranjezender luisteren. Daaraan kwam in november 1944 een eind toen gas en elektriciteit werden afgesloten. Daarna hebben we deze trouwe luisteraars nooit meer gezien ...
Daarmee begon de hongerwinter, en de huiszoekingen tijdens de opsporing van mannen voor werk in Duitsland. De hele dag klonken af en toe mitrailleursalvo's alleen als dreigement. Elk huis in Rijswijk werd door Duitse militairen doorzocht. Wij kregen "bezoek" van een lid van de Ordnungs Polizei, zeg maar de Duitse militaire politie. Mij moeder begon prompt te huilen en zei: Mijn man en oudste zoon zijn al naar Duitsland gebracht en ik heb niets meer van ze gehoord... De Duitser klopte mijn moeder op de schouder en zei: 'Stil maar moedertje, het komt wel goed!' Hij vertrok zonder doorzoeking... Wat kon mijn moeder liegen!
Nadat de invasie begonnen was kregen we te maken met een nieuw verschijnsel: de V2 of vliegende bom. De eerste zag ik begin september. Daarna heb ik er heel wat de lucht in zien gaan, o.a. gelanceerd vanuit het Rijswijkse bos. Eén daarvan gaf al gauw geen geluid meer: die komt terug wisten we. Hij stortte neer bij een jeugdtehuis vlak bij de spoorbaan in Rijswijk. Ik meen 13 doden. Hierna heb ik er nog veel zien verongelukken.
Op 31 december 1944 rond 12 uur 's-nachts hoorden wij er weer een starten: 'een presentje voor Engeland' dachten we. Wel het plan, maar hij stortte neer in Voorburg.
In februari 1945 verbleef ik op doktersadvies 2 weken in de kop van Noord-Holland. Daarna lopend op weg naar huis in sneeuw en bijtende kou. De eerste dag redden we het tot Amsterdam-West, waar een broer van mijn moeder woonde. Wat een opluchting toen we daar aan de bel trokken!
Opluchting? Bittere teleurstelling en verontwaardiging: nee, wij mochten niet binnen komen, i.v.m. zijn inwonende N.S.B.-familie ...
Na nog weer kilometers sjouwen naar het centrum overnachten we in een hotel. Na nog 2 dagen in de kou bereikten we Rijswijk, ruim een uur na het ingaan van de spertijd. Uitgehongerd! Wat kregen we...gekookte suikerbieten, bereid op hout van ons tuinhekje. Na maanden hongeren en kou lijden kwam de zondag in april, toen er weer vliegtuigen laag over vlogen! Geen Junkers 52 deze keer, maar Lancasters en de volgende dag Vliegende Forten. Geen bommen, zoals per vergissing op 3 maart 1945 op Den Haag Bezuidenhout, maar voedselpakketten. En wat smaakten op 7 mei de droge koeken heerlijk.
Daarmee is mijn verhaal -ingekort, zoals de arrestatie van Joods gezin en de vader van mijn vriend Leo-van mijn oorlogsherinneringen achter de rug. Maar niet de nasleep!
Vlak na de oorlog kregen we bezoek : oom Harry, de heer Lezer. Hij en Jettie hadden de oorlog overleefd. Hij trok in zijn oude huis en kwam nogal eens langs. Totdat dat stokte... Wat bleek? In juli 1945 trouwde de heer Heiman Lezer met ene Sjaantje Wijs! Niets kop kaal scheren enz. Vergeten vrijerij met Duitse officier.
Enige tijd later kwam een rechercheur bij ons informeren wat de heer Lezer allemaal kwijt was geraakt. Wij konden vertellen dat na de oorlog de volledige meubilering nog werd aangetroffen (Duitse militairen waren ingekwartierd). En kostbaarheden hadden de Lezers mee naar ons toe genomen. De rechercheur vertelde dat Lezer alles kwijt was...volgens eigen zeggen.
Enkele weken later kwam tandarts Pater bij ons langs: of mijn moeder even langs kwam bij Lezer. Deze had een schuld van ca f. 5000, maar weigerde iets ervan te betalen. Dat werd een zeer lang lopende rechtszaak, waarvoor ik in 1951 in luchtmacht uniform als getuige kwam opdragen. Lezer werd veroordeeld tot terugbetaling van wat hij als geld ontvangen had, maar niet voor de veel grotere som die tandarts Pater had uitgegeven op de zwarte markt om bonkaarten te kopen, met bijbehorend risico. De rechter moest tot zijn spijt vaststellen dat bonkaarten kopen een onrechtmatige daad was en... dat uit een onrechtmatige daad geen rechtsvordering kon voorkomen ...
Lezer kende geen dankbaarheid, niet tegenover Pater, niet tegenover mijn ouders. Gelukkig werd ik door een andere joodse familie uitgenodigd voor een heerlijk diner. Aan hen bewaar ik de beste herinneringen.
Dit verhaal hebben we ook op onze facebookpagina geplaatst. Zie hier de reacties op dit verhaal.