Louis Lucker

Op 24 augustus en 28 september 2023, halen we in Veldhoven herinneringen op bij de heer Louis Lucker, geboren te Tegelen op 21 september 1934.

 

Mijn eerste herinnering aan oorlogsbeelden?

Wij woonden in Tegelen bij de Duitse grens aan de Kaldenkerkerweg. Daar waren tonnen neergezet met grote pinnen er op, om te verhinderen dat  de Duitse troepen via die weg konden binnen rijden. Ik stond daar te kijken. En zag mensen, die uit Duitsland weg wilden vluchten voor het regime, een omweg zoeken omdat die weg versperd was.

Ik was toen bijna zes jaar en het tweede kind van de vijf in ons gezin. In de oorlogsjaren zijn er nog twee kinderen geboren.

 

Op een gegeven moment zijn we bij de grens vandaan verhuisd naar midden Tegelen.

Het dorp ligt tussen de Maas en de grens. De Duitsers hadden dat gebied ingenomen. Het  werd als het ware een stukje Duitsland.

Dichtbij ons huis was een grote school, de Sint Josefschool, die bezet werd door de Duitse militairen. Een keer, toen ze op oefening waren, gingen wij, kwajongens, er naar binnen en scheten hun bedden vol.

 

In een villa aan de Posthuisstraat, dichtbij ons huis, was de Hitlerjugend ingekwartierd. Die wilden sigaretten hebben, die bij ons werden gemaakt. Mijn vader had namelijk een sigarenfabriek en had dus ook ergens tabaksplanten staan. Maar we rolden voor de Duitsers blaadjes van een heg in de sigaretten in plaats van tabak. Daar werden ze ziek van.

 

Ik kreeg thuis de opdracht om bij de melkbroer een precies aantal plakjes kaas te halen. Niet meer dan één per persoon.

En ik kreeg ook de opdracht om met een ouwe kinderwagen naar tuinders te gaan, richting Venlo, om er aardappelen te halen. Mijn vader had vanuit zijn sigarenfabriek aan de Kaldenkerkerweg in de porte brisée  (dubbele deur tussen voor- en achterkamer) een hele boel sigaren, als handelswaar, verstopt. Als oudste jongen in het gezin kreeg ik er mee om te ruilen tegen aardappelen. Het was een heel eind lopen. En een keer toen ik daar eens liep met andere mensen, werden we beschoten. Ik ben  toen achter  een muur gaan liggen totdat ik weer verder naar huis kon.

 

Wij woonden in een huis waaronder zeven kelders waren. Vóór de laatste kelder stond een kast. Daar gingen, als de Duitsers weer eens op zoek waren, onderduikers in. Vanuit die kelder hadden ze ook nog een vluchtweg naar een keldergat bij de buren. Vader moet nog al actief zijn geweest voor “de ondergrondse”, maar dat wist ik toen natuurlijk niet.

 

Er zijn bij ons ook Duitsers binnen gekomen, die met tranen in de ogen zeiden: “We moeten, maar we willen dit niet”. Dat kan ik me goed herinneren. Een Duitse officier kwam binnen omdat hij moest kijken wat er allemaal in ons huis gebeurde. Maar die zei tegen mijn ouders: “Ik kijk nergens naar, want ik wil het niet weten”. Ik heb dat zelf gehoord.

 

De gevangen genomen Oekraïens Russische meisjes werden vastgezet in de Harmoniezaal tegenover ons huis. Ze moesten loopgraven graven en stonken omdat  ze samen maar één badkamer hadden. Er zijn nog een paar van die meisjes met Tegelse jongens getrouwd.

 

Achter de Maas lagen de geallieerden. Die hadden al de toren van de Tegelse kerk afgeschoten, omdat ze bang waren dat de Duitsers die als observatie- of schutterspost zouden gebruiken. Door beschietingen tussen Duitsers en Engelsen zijn er in Tegelen heel veel huizen  beschadigd, ook ons eigen huis. Di beschadigingen zijn deels nu nog zichtbaar, ook in de muren van andere huizen. Regelmatig kwamen vliegtuigen over om Duitsland te gaan bombarderen. Wij werden continu beschoten door de Engelsen omdat  we “in Duitsland” woonden. Op een gegeven moment hadden de Duitsers namelijk verordonneerd dat het gebied tussen grens en Maas “ Duitsland” werd. In eerste instantie moest het daar tussen de Grootestraat en de Maas ontvolkt worden en nog later het hele gebied. Dan hadden ze meer overzicht. Wij zijn toen dus weer verhuisd en wel naar een broer van mijn moeder. Raar misschien, maar dat was richting Duitse grens. Hij had een groot huis, maar ook al tien kinderen. Daar werden wij met zeven kinderen bij gestopt. Wij zijn daar bijna een jaar gebleven.  

 

Kort na de bevrijding werden er broden uit de lucht gedropt. Witbrood, niet zo lekker maar beter dan niets. Doordat wij die sigaren als ruilmiddel konden inzetten, zijn wij de oorlog redelijk goed doorgekomen.

 

Klein verhaaltje tussendoor. Wij kregen in die tijd een keer per week een cent om snoep te kopen. Daarvoor gingen we naar een winkel, waar ze zo’n raamwerk hadden, wat omhoog werd geschoven. En dan kon je daarachter drie snoepjes pakken voor één cent. Die winkel noemden wij “Bij Anneke van het trepke”. Je moest er namelijk een trapje op om er binnen te komen. Anneke was trouwens de moeder van de later als acteur bekend geworden Huub Stapel. Maar die was toen nog niet geboren.

 

Wat ik me ook herinner van direct na de bevrijding is dat de pastoor en de burgemeester samen een merkwaardig statement maakten. Namelijk dat de bevolking van Tegelen alles overziend mazzel had gehad en niet zoveel had geleden door de oorlog. En dat ze daarom maar eens vijfentwintig jaar lang geen carnaval mocht vieren”. Dat stond ook in een brief, (zie bijlage) die huis aan huis werd bezorgd. De pastoor was in deze de dictator. Mijn vader was bij de Raad van Elf en “Minister van het Protocol” in die carnavalsclub. Dus hij zei: “Dat gaat niet door, ook om een praktische redenen niet. Als onze jongeren hier geen carnaval mogen vieren, dan gaan ze naar Venlo. En dan weten we niet wat ze daar allemaal doen. Dus we houden ze in ons dorp”. En zo is het feest toen weer begonnen.

 

De jongste broer van mijn vader heeft mij direct na de oorlog de vernielde steden Venlo en Eindhoven laten zien.Bij gesprekken met oude kennissen trof ik ook een man die drie maanden jonger was dan ik. En die bij de intocht van de Duitsers naast me heeft gestaan. Hij zat ook op de zelfde school, die later door de Duitsers bezet werd.

Achteraf moet ik zeggen dat de hele exercitie ten behoeve van dit interview een verrijking voor me is geweest. Ook al door de hulp die ik kreeg van de zeer actieve “Heemkunde Tegelen”.

 

Interview: J. (Sjef) Smeets