Henk Harkink

Opgetekend door Manon Oplaat
Ik ben geboren op 5 december 1937 te Lochem “op de Wonnink”. Ik was nog jong maar ik merkte in de jaren voor de oorlog wel dat er iets te gebeuren stond. Via de radio en kranten kwamen berichten bij ons binnen. Wij woonden op dit moment met opa en oma, vader en moeder, zus, broer en ik. Zusje Annie is tijdens de oorlog geboren.
Toen de oorlog begon in 1940 werden de vermoedens werkelijkheid. De Duitsers kwamen langs de woning over de Goorseweg. Wij vonden het als kinderen wel spannend om hiernaar te kijken.
De eerste weken kwamen er vele militaire colonnes over de weg met materialen die naar het Westen gingen.
Tijdens die eerste weken gingen wij als kinderen spelen bij mijn oom en tante. Zij woonden ongeveer 100 meter verderop. Wij speelden daar met onze neefjes en nichtjes die dezelfde leeftijd hadden als wij. We mochten niet over de weg naar hen toe, maar moesten binnendoor via het weiland. Op een dag gingen wij vanaf onze oom en tante weer naar huis. Dit keer niet binnendoor via het weiland, maar over de melkweg. Jan Polsvoort reed hier met zijn paard en wagen en daar sprongen we achterop. Bij ons huis sprongen we allemaal weer van de wagen af. Ik als laatste. Op het moment dat ik sprong haalde een Duitse vrachtwagen ons in en ik werd aangereden. Ik werd een eind meegesleurd over de weg en belande in de sloot.
Mijn vader en oom hebben mij uit de sloot gehaald en zwaargewond naar huis gebracht. De colonne Duitse vrachtwagens stond stil, tot dat de commandanten begonnen te schreeuwen “Weiter Fahren!”
De dokter heeft mij in huis zo goed mogelijk verbonden en gehecht, ik was buiten bewust zijn. Het ergste was de hoofdwond en de deuk in het voorhoofd. Elke dag kwam de dokter (dokter Hugenholz) om te bekijken hoe het met mij ging. Naar het ziekenhuis gaan kon niet omdat deze al in handen van de Duitsers was. Ik heb zes weken in een donkere kamer gelegen. Na vier weken kwam de Duitse soldaat die mij had aangereden met een grote zak snoep bij mij langs. Dit was een grote verrassing.
Van zowel het ongeluk als de periode daarna weet ik niets meer van. Ik heb me dit allemaal laten vertellen door mijn ouders. De komst van de Duitser met een zak snoep kan ik me nog wel een beetje herinneren.
Dit was het begin van de oorlog. In de daaropvolgende vijf jaren hebben we als gezin nog veel mee gemaakt.
De Duitsers hadden bepaald dat bij ons thuis het plaatselijk buro was. Mijn opa had voor de oorlog in het gemeentebestuur gezeten en was aangesteld als hoofd van het plaatselijk bureau. Dit betekende dat de boeren hier de hoeveelheid aan rogge, haver, beesten etc. op moesten geven. Hoeveel was er geoogst, hoeveel beesten waren er geslacht. Deze opgaven moesten dan naar de gemeenteambtenaren en naar de Duitse ambtenaren toe. Ons huis was hierdoor eigenlijk een soort doorloophuis, er kwamen ontzettend veel boeren. Soms werd er weleens gesjoemeld met de opgaveformulieren, in het voordeel van de boeren. Dit ging ook een keer mis. Toen stond de Duitse weermacht met een aantal NSB’ers met getrokken revolvers in de woning en werd opa gearresteerd, meegenomen en opgesloten in de congreszaak naast de Schouwburg. Mijn moeder is naar deze ruimte gegaan en kon goed praten. Twee dagen heeft mijn opa daar gezeten. Gelukkig werd hij toen weer vrijgelaten en kon hij weer aan het werk, we denken allemaal dat dit komt door het praatje van mijn moeder. De 3 NSB’ers die bij de inval waren, waren bekenden uit de gemeente Lochem.
Vele malen hebben wij onderdak moeten verlenen aan de Duitsers. Zij sliepen dan in de schuur op stro of hooi. Dit was voor hen makkelijker en warmer dan dat zij hun tentje ergens op moesten zetten. In het begin van de oorlog ging dit wel goed, dat waren toen geen verkeerde soldaten.
We konden in de oorlog niet vaak naar school omdat dit niet veilig genoeg was. Hoe langer de oorlog duurde, hoe minder wij naar school konden. In het oorspronkelijk schoolgebouw konden we op een gegeven moment niet meer terecht omdat deze bezet was door de Duitsers. We weken toen uit naar de witte kerk en hier kregen wij onderwijs.
Wij hadden thuis twee paarden. Deze moesten echter geregeld met mijn vader en de kar naar Lochem toe om te werken voor de Duitsers, loopgraven maken. Dit was vooral langs het Twente Kanaal

Oproep om werkzaamheden te verrichten, 1944
Thuis werden er schuilkelders gemaakt. Één voor ons dichtbij het huis, waar wij in konden schuilen wanneer dit nodig was. En één op ongeveer 200 meter van het huis in een houtsingel voor onze paarden. Dit deden we omdat alle paarden op een gegeven moment gevorderd werden door de Duitsers. Wij gaven de paarden ’s avonds in het donker te eten, terwijl zij in deze schuilkelder stonden. Ook de fietsen hadden wij verstopt, maar sommigen zijn wel gevonden door de Duitsers.Tijdens de oorlog speelden wij als kinderen veel met onze neefjes en nichtjes bij oom Sam, 100 meter verderop. Als er vliegtuigen in gevecht waren dan gingen wij opde rug in het weiland liggen kijken. Spitfires en Messerschmitts tegen elkaar. Eén keer gebeurde het dat een vliegtuig begon te roken en dat er een piloot uitsprong met zijn parachute. Toen deze zag dat hij boven het Twente Kanaal hing begon hij met zijn benen te schommelen. In dit tijd konden ze de parachute nog niet goed besturen. Gelukkig kwam hij aan de kant van het Twente Kanaal terecht. Het vliegtuig stortte neer. Ik weet niet wat er verder met deze meneer gebeurd is.

Henk met zijn zusje, juli 1944
In de laatste jaren van de oorlog stond er vlakbij, bij de familie Kelholt-Nijkamp, aan de Goorseweg een afweergeschut van de Duitsers. Wij noemden dat Kelholts pafke. Want als ze aan het schieten waren dan zeiden ze “ze zijn weer aan het paffen”. We gingen hier wel eens kijken maar die mannen die daarbij stonden waren niet echt fanatiek. Ze schoten wel maar ze raakten niets.
Het einde van de oorlog was in zicht. We moeten onze radio inleveren. Wij hadden er twee, maar dat wisten de Duitsers niet.
Tijdens een luchtgevecht kwam een Messerschmitts aangeschoten heel laag over ons huis. De piloot sprong eruit maar de parachute gingen niet meer open. Er zat een groot gat in de grond. Het vliegtuig stortte een einde verderop neer. Direct daarna kwamen de Duitsers het lichaam van de piloot ophalen en verder alles opruimen, hierdoor konden wij er niet bijkomen.
Het vliegtuigglas van het vliegtuig werd door ons later nog wel gevonden, net als de parachute. Die werd voor kleding gebruikt, het was een mooie donkergroene zijden stof. Het vliegtuigglas werd gebruikt om ringen, broches etc. van te maken.
Tegen het einde van 1944 kwam de oorlog echt dichtbij. De Duitsers zaten achter en op de kanaalwal, parallel aan de Goorseweg waar wij woonden. Zij schoten op alles wat bewoog. De hooibergen van de buren vlogen hierdoor in brand. Helpen was te gevaarlijk omdat op alles werd geschoten. Mijn zusje Annie is, achteraf gezien, net op tijd uit haar ledikantje gehaald. Na de beschietingen bleken er twee kogelgaten in haar bedje te zitten.
Het werd voor ons allen te gevaarlijk om thuis te blijven en wij zijn gevlucht. We liepen in de nacht door het weiland naar een boerderij in de buurt waar de familie Zomer woonde. De kogels vlogen ons om de oren waardoor we steeds gebukt moesten lopen.
We zijn drie dagen bij de familie Zomer geweest, tot de bevrijders zo ver waren dat we weer terug konden.
Toen de Engelse bevrijders aankwamen werden zij ook onder schot genomen. De munitiewagens van de Engelsen werden onder vuur genomen en vlogen de lucht in. Een enorme knal en vuurbal. Tot op de dag van vandaag is dit nog te zien doordat er op deze plek geen bomen staan.
Onze landbouwgrond lag dicht bij de plek waar de ontploffing plaats vond. Later vonden wij daardoor nog vele hulzen en patronen in de grond. Tijdens het bewerken van de grond kwamen we later nog regelmatig hulzen, patronen en granaten tegen. Omdat we in de oorlog het plaatselijk bureau waren hadden wij een telefoon. Wanneer deze spullen omhoog kwamen moesten we de opruimingsdienst bellen om alles op te ruimen en mee te nemen. Ze zijn meerdere keren geweest omdat bij het ploegen van het land die dingen steeds weer omhoogkwamen. Ploegen was in die tijd een gevaarlijke klus.
Tijdens de oorlogsjaren hebben wij gelukkig goed te eten gehad op de boerderij. Uit de stad Lochem kwamen er regelmatig mensen die eten of melk kwamen halen. Hier hebben wij na de oorlog veel vrienden en kennissen aan over gehouden.
Het litteken op mijn voorhoofd is door de jaren heen wel kleiner geworden maar toch vragen er ook nu nog vele mensen wat er gebeurd is.
Mijn jongere oom is tijdens de oorlog opgepakt en in Duitslang te werk gesteld. Met de bevrijding is hij door de Russen meegenomen naar Rusland.
Vanuit Rusland is hij liftend en lopend teruggekeerd naar Nederland.

Henk met zijn broer, pijl en boog schieten, gemaakt door zijn oom.