Ria van der Sloot
Mijn herinneringen aan Gouda

…Helaas heb ik de pop nooit meer terug kunnen geven aan haar… Rachel en haar gezin zijn afgevoerd naar een vernietigingskamp en zijn na de oorlog niet meer teruggekeerd…’

Ria van der Sloot wilde graag haar herinneringen door ons op laten tekenen. Deze geven een goed beeld van het dagelijks leven die tijd en hoe op de één op de andere dag je Joodse buren er niet meer zijn…

 

De beginjaren van de oorlog

”In 1941 ben ik geboren op de Kleiweg te Gouda. Mijn ouders hadden een eigen bedrijf in brood & banket. Wij woonde boven de winkel. Achter in de winkel stond een grote koelcel welke tijdens de oorlog uit stond en diende als schuilkelder. Ik kan mij nog goed herinneren dat wij daar diversen keren moesten schuilen als er weer eens vliegtuigen over vlogen. In deze ‘’schuilkelder’’ stonden groentekisten die diende als stoelen en tafels en waarvan wij aten. Vader gaf aan dat wij hier veilig waren en dit gevoel had ik ook. Er stond immers een box voor mijn broertje en zusje! Mijn oom en zijn gezin verbleven hier toen ook. De vliegtuigen die overvlogen waren waarschijnlijk op weg om het Sint Jozefpaviljoen, het rooms-katholiek ziekenhuis aan de Graaf Florisweg te bombarderen. Waarom ze dit deden is mij nooit duidelijk geweest.

Het Sint Jozefpaviljoen vlak na het bombardement

Inkwartiering

Later in de oorlog werden er Duitsers ingekwartierd, mijn ouders werden verplicht om brood te bakken voor de Duitsers. Dit deden ze uiteraard maar door handig met het meel om te gaan, kleiner en lichter brood te bakken lukte het mijn ouders ook om tegelijkertijd brood te bakken voor de ondergrondse en de nonnen en priesters van de Sint Jozef kerk.
Mijn ouders hadden met één van de Duitse soldaten die ingekwartierd was in de fabriek een bijzondere band. Zijn naam was Willie en hij informeerde mijn ouders als er weer een razzia opkomst was. Waarom hij dit deed weet ik niet precies maar ik denk dat dit kwam omdat hij het niet eens was met de hele gang van zaken en iets goeds wilde terug doen. Na de oorlog is hij nog een aantal keren langs geweest bij mijn ouders. Ik denk niet dat het echt vrienden waren geworden maar meer dat er sprake was van wederzijds respect.

Nadat het ziekenhuis was gebombardeerd deed de fabriek nog even dienst als noodopvang voor Dr. Nyst. Hij ontving geregeld patiënten bij ons en probeerde zo zijn steentje bij te dragen. In de fabriek hadden wij ook een kantoor en wachtruimte. Daar stond een bank waar geregeld gebruik van werd gemaakt door zowel vertegenwoordigers als de Duisters. Wat niemand wist was dat in deze bank ook onze radio verstopt was. Radio’s waren ten strengste verboden maar de Duitse soldaten zaten er boven op…. Op deze radio luisterde wij naar radio oranje.

 

Onderduikers

Mijn ouders hadden twee onderduikers in huis, dit waren oom Frans en oom Wim. Ik weet nog goed dat ik op een dag zag dat ze naar boven gingen en door een luik het dak op klommen. Ze verstopte zich beide in de dakgoot en konden zo aan de razzia’s ontkomen. Het was natuurlijk niet de bedoeling dat ik dit zag en er werd mij op mijn hart gedrukt dat ik niks mocht vertellen. Al was ik pas 4 jaar oud ik weet nog heel goed hoe belangrijk dit was en heb er nooit wat over verteld.

De familie van Ria van der Sloot met links Ria

Mijn moeder had een goede band met mevrouw Colyn, een joodse buurvrouw verderop. Deze buurvrouw had een dochter van ongeveer mijn leeftijd. Ik meen mij te herinneren dat ze Rachel heette. Rachel had een hele mooie pop die ze Roosje noemde. Op een dag kreeg ik de pop in bruikleen van haar (zie foto), ik mocht hem lenen tot na de oorlog, ik zou deze dan weer teruggeven aan Rachel… Helaas heb ik de pop nooit meer terug kunnen geven aan haar. Rachel en haar gezin zijn afgevoerd naar een vernietigingskamp en zijn na de oorlog niet meer teruggekeerd…

Ria met pop ”Roosje”

De bevrijding

Ik weet nog goed dat we als gezin voor het raam stonden te kijken hoe de Duisters vertrokken. Vier rijen dik marcheerde ze door de straat. Al waren ze verslagen, deze indruk maakte ze niet, dit alles ging heel gedisciplineerd. Mijn vader was bang dat het evengoed uit de hand kon lopen en ze zouden gaan schieten dus we moesten weg bij dat raam.

Een paar dagen na de bevrijding gingen wij met mijn vader naar de Oosthaven. Op nummer 31 zat tot 1943 een joods bejaardentehuis*. Mijn vader vertelde toen; ‘’wat je nu te zien krijgt mag je nooit en te nimmer vergeten’’ Nederlandse vrouwen werden aan hun haren uit het gebouw getrokken en ter plekke kaalgeschoren en weggevoerd terwijl ze geschoppen, geslagen en uitgescholden werden. Wij waren opgevoed met de gedachten dat je vriendelijk en beleefd moest zijn tegen andere mensen dus dit maakte een behoorlijke indruk die ik nooit vergeten ben.

Oosthaven nummer 31

Tot zover de herinnering van Ria van der Sloot. Op vrijdag 9 april 1943 werden de bewoners en personeelsleden van het joodse bejaardentehuis weggevoerd naar Westerbork. Met uitzondering van de directrice zijn zij korte tijd later in vernietigingskamp Sobibor in Polen om het leven gebracht.

Na de oorlog is er een onderzoek gestart naar het bombardement. Het Sint Jozefpaviljoen deed in de Tweede Wereldoorlog dienst als “Kriegslazarett” voor de Duitsers. (Duits hospitaal van het rode kruis) Op 26 november 1944 werd het ziekenhuis door bommen vanuit geallieerde vliegtuigen getroffen. De oostelijke vleugel werd hierbij geheel verwoest. Bij dit bombardement vielen zeventien doden vielen. Of de bommen daadwerkelijk voor het ziekenhuis bedoeld waren is nog altijd onduidelijk. Tegelijkertijd werd ook het station van Gouda gebombardeerd. Ook kunnen het bommen voor de aan de overzijde van de Graaf Florisweg gelegen ambachtsschool bedoeld zijn geweest. Dit laatste gebouw was in gebruik door Duitse militairen.