Mevrouw Hintzen-Peulen

Mevrouw Hintzen-Peulen huivert en zegt letterlijk “ik krijg het er nog koud van.” Dan gaat ze verder. “Mijn moeder kwam terug en was lijkbleek, ze zei tegen ons: ‘ik heb mijn broer gezien, oh, die wordt doorgeschoten!’”

 
Op bezoek bij het echtpaar Hintzen langs geweest om hun herinneringen vast te leggen.
 
Afgelopen 5 juli stapte ik rond 10:30 binnen bij mevrouw Hintzen-Peulen (1934) en haar man (1931). Het plantje in mijn hand doet zijn werk als ijsbreker - en bedankje vooraf - prima. Met een kopje koffie in mijn hand nodigt mevrouw mij uit te gaan zitten aan haar eetkamertafel. Haar man is tot op dat moment, na het voorstellen, nog op de achtergrond. Op tafel zie ik een aantal foto's, artikelen en boeken liggen. Mevrouw heeft het één en ander voorbereid. Zelfs een getekende plattegrond om de situatie duidelijk uit te leggen. Ze schuift de tekening naar mij toe en begint.
 
Mevrouw Hintzen-Peulen is opgegroeid in het dorpje Echterbosch pal aan de Duitse grens. Op hun boerderij, tevens een grenswinkel en café, woonden ze met zeven kinderen, vader en moeder, opa en oma. Het speciale aan dit gezin is dat het gemengd is. Moeder is van Duitse komaf, vader is Nederlands. Zo ook het huis. Door de unieke grensligging, waarbij de tuin zelfs deels in Duitsland lag, kwamen er dagelijks veel boerenarbeiders, veelal Duitsers, om een pintje, Nederlandse koffie of wat snoepgoed te halen. Daarna trokken ze weer door met hun kar.
 
Toen de oorlog begon, op 10 mei, veranderde dat echter allemaal. De winkel ging dicht, het café sloot en de grenscontrole werd ingesteld. Duizenden Duitse soldaten kon mevrouw de grens zien overkomen. “Het was snikheet die dag dus sommigen van hen kwamen zelfs om water vragen.” Voor het kind een aparte ervaring, maar niet per definitie gevaarlijk.
 
Vanaf dat moment maken we een kleine tijdsprong; Nederland is bezet. De grenscontrole is verhevigd. “Omdat we op de grens woonden konden we vanuit het huis zien of de SS er stond, of de SA. En als ik dan naar oma moest [in Duitsland], wist ik precies hoe ik die mannen moest groeten. Dat deed je gewoon.”
Vanaf daar gaat het heel snel. Gebeurtenissen uit de oorlog, soms niet chronologisch, voeren elkaar in rap tempo op. Ik kan duidelijk zien dat mijn gesprekspartner nog veel aan de oorlog denkt. Na bijna tachtig jaar leeft het nog steeds. Ze zit helemaal in haar herinneringen. Ik zie de beelden dan ook figuurlijk over haar netvlies schieten terwijl ze verteld. Ik beaam meerdere malen dat het bijna niet te doen is om haar situatie in te beelden, want als kind beleven dat je ouders bang zijn, de buren je familie voor “rotmoffen” uitschelden, terwijl niemand iets met de oorlog van doen heeft, is moeilijk. Echt moeilijk.
 
Dan komt haar man op het toneel. Qua herinneringen totaal het tegenovergestelde. De heer Hintzen groeide op in het dorp Maria Hoop op hemelsbreed drie kilometer afstand van zijn toekomstige vrouw. Het dorpje lag ver genoeg van de grens af en ver genoeg van de grote stad. De oorlog was daar bijna niet te voelen. Na de inmenging van meneer wisselen ze verhalen af die gek genoeg met elkaar te maken hebben. Het verschil enkel de emotie achter de beleving.
Mevrouw Hintzen-Peulen vertelt mij:
 
“En voordat de geallieerden kwamen, voor ’44, hadden de Duitsers overal in dat gebied, op mijn vaders land, mijnen gelegd. Hij kon het land niet meer bewerken. Doordat het heel koud was, hadden ze de mijnen niet onder de grond kunnen leggen. Er lag sneeuw, dus hebben ze die onder de sneeuw gelegd. Daar hebben wij heel veel geluk gehad, want ze waren bijna allemaal zichtbaar na de dooi. De geallieerden kwamen dan met zo’n zoeker en zochten toch nog het land af.” Ze blijft even stil. Haar man haakt in. “Bij ons was zelden iets, maar ik heb wel na de oorlog mijnopruiming gespeeld.”
 
Beiden krijgen een speelse glimlach. “De geallieerden hadden die lange landmijnen op een hoop gelegd, maar niet weggehaald. Daarnaast lag een boel telefoonkabel van de verbindingstroepen. We hebben toen kabels vastgemaakt aan de mijnen, zijn we een stuk verderop gaan staan en hebben getrokken. Die dingen gingen daadwerkelijk af! Maar ja, half het dorp had geen ruiten meer.”
Beiden lachen om de herinnering. Het spiegelt echter wel de daadwerkelijke beleving van de oorlog af. Mevrouw Hintzen-Peulen is opgegroeid in een gemend gezin, midden in de chaos van de oorlog en heeft heel veel spanning gevoeld door de oorlog heen. Meneer Hintzen was juist toeschouwer, en herinnert zich enkel spannende dingen, veelal op een leuke manier.
 
Dan begint het volgende opmerkelijke verhaal, wederom met twee kanten. De oom van mevrouw Hintzen-Peulen, een Duitser, was sinds het begin van de oorlog ingelijfd als militair. Net zo als zijn andere broers moest de man ver van huis vechten. In dit geval Italië. En dan vertelt mevrouw: “Die broer van mijn moeder was gedeserteerd. Hij zei ‘die hel, daar wil ik niet meer naar terug.’” Ze vertelt dat hij was teruggekomen naar het dorp. Maar ook dat hij snel was opgepakt bij de razzia’s. “Toen is hij zelfs een keer opgepakt, bij de razzia’s. Iemand kwam toen mijn moeder roepen, dat haar knecht was opgepakt. Toen mijn moeder naar die auto ging, zag ze daar haar broer, de deserteur, zitten.”
 
Mevrouw Hintzen-Peulen huivert en zegt letterlijk “ik krijg het er nog koud van.” Dan gaat ze verder. “Mijn moeder kwam terug en was lijkbleek, ze zei tegen ons: ‘ik heb mijn broer gezien, oh, die wordt doorgeschoten.’” Gelukkig vertelt ze daarna dat haar oom had weten te ontsnappen naar de bossen om de dorpen heen. “Die man heeft toen in de bossen in holen gezeten. Tijdens zijn verstopping is hij gelukkig geholpen door Nederlandse mensen met eten, want de mensen kenden elkaar. Het waren geen vijanden, het waren bekenden.” We bespreken samen dat er inderdaad veel hulp werd geboden aan de mensen in nood, tot haar man opeens met een herinnering komt, waar ik toch wel van stond te kijken. “En die oom van haar, dat heb ik ook nog meegekregen. Van bij ons uit hebben we die voorzien van eten. Die zat in het bos in een hutje, waar je zo” de man strekt zijn armen vooruit, alsof hij wil duiken,“ in moest kruipen. Je kwam er niet recht in. Ik wist toen niet wie het was, maar dat heb ik dan achteraf meegekregen.” En weer merk ik het verschil tussen de verschillende emoties achter de herinneringen. De familie Peulen was doodsbang dat hun familielid om zou komen, zielsalleen in de bossen, terwijl de familie Hintzen het avontuur op zocht en dezelfde man probeerden te helpen met eten en drinken. Die synergie en tevens het contrast zijn ondefinieerbaar interessant. Ik geniet met volle teugen.
 
Helaas kwamen we snel bij het laatste goed beschrijfbare verhaal; de bevrijding. Op de boerderij had de opa van mevrouw Hintzen-Peulen een gewelfde kelder onder de schuur gebouwd. Die werd gebruikt als schuilkelder, zo ook tijdens de laatste gevechten. De geallieerden kwamen eraan en de Duitsers moesten plaats maken. De familie Peulen was te laat met vluchten, ze konden nergens meer heen. Het dorp kwam vol in de frontlinie terecht en dat heeft de familie geweten. Mevrouw Hintzen-Peulen vertelt:
 
“De nacht dat ze kwamen, zaten wij in de schuurkelder, want die was veilig. Toen werd er op een gegeven moment geschoten. De trap ging naar beneden en de kelder zat daar haaks op. Toen schoten ze gewoon door de deur heen met een geweer.” Ergens zie ik nog altijd de vlaag angst. “Ik had toen een zusje, ze was bijna een jaar, en die begon te huilen. Mijn ouders zeiden toen: ‘laat maar huilen, dan weten ze dat er burgers zitten.’ Ze zijn daarna ook niet beneden geweest. Toen trokken die weg en toen zei mijn pa na een aantal uur: ‘kom we gaan naar boven’. Toen nam hij mij mee, want hij dat dacht ‘dat is veiliger’. Toen we boven waren begon hij te huilen. Het huis zag er verschrikkelijk uit. Dertien voltreffers had het huis gehad. ‘Dat krijgen we nooit meer goed’”
 
Vanaf dat moment is de oorlog voor het plaatsje voorbij. Geallieerde troepen worden in en rondom het huis gestationeerd om bij te komen en op te laden voor de oorlog. Menig sieraad verdwijnt en de inboedel wordt opgestookt.
 
Het verhaal laat een behoorlijke indruk achter, het is voor mij gewoonweg nog niet te bevatten.
 
Terwijl ik nog aan het verwerken ben van wat er allemaal voor hun gepasseerd moet zijn, en ook zeker de verhaaltjes die ik niet meeneem in dit stuk, of die nog niet eens verteld zijn, maakt het tweetal hun afronding. Ze praten nog over de strenge grenscontrole, die zelfs nog tot 1955 van kracht was, waarbij ze enkel met speciale toegangspassen het gebied in mochten. Ondertussen krijg ik een aantal boektitels onder mijn neus geschoven die ik gretig op papier zet om later zelf aan te schaffen. Op het laatst krijg ik zelfs nog de DVD genaamd “Mijn oma is geen mof” van mevrouw Hintzen-Peulen. Uiteraard voor de stichting, waarin zij zelf, in 2004, haar verhaal op video verteld. Een ontzettend leuke afsluiting van een beladen en leerzaam gesprek.