Catharina Hendriks
Oorlog in Bolsward

Diny en ik stonden dan voor het raam en soms zagen we een vliegtuig tollen om vervolgens neer te storten. Je hoopte dan maar dat de parachute open ging en de piloot de kans kreeg om veilig onder te duiken.”

 

Door: Riemke Oosterbeek

Vandaag delen we met jullie het verhaal van mevrouw Hendriks (1922). Ze komt uit een groot gezin met in totaal acht kinderen, waarvan vijf zussen en twee broers. Ze maakte in Bolsward de oorlog mee. Vader was apotheker, moeder hielp in de apotheek en hield het huishouden draaiende. Ook oom Julius heeft, tot zijn dood aan toe, in het gezin meegedraaid.

“Slechts vijf dagen duurde het tot Nederland zich moest overgeven. En in het begin ging het allemaal nog wel. Maar hoe verder de oorlog vorderde hoe meer maatregelen er werden doorgevoerd. De ramen werden geblindeerd met luiken, gordijnen en soms zelfs met papier. Geen enkel straaltje licht mocht ‘s nachts te zien zijn. Het bonnenstelsel werd ingevoerd. Nu was sinds de mobilisatie al het een en ander op de bon, zoals suiker en later ook de peulvruchten. Chocola was uiteindelijk helemaal niet meer te krijgen, bebogeen hebben we nog op ons brood mogen smeren.”

Er werd veel gehamsterd en de prijzen werden flink opgedreven. Alle textiel en kleding ging op 12 augustus 1940 op de bon. Iedere Nederlander kreeg een textielkaart met 100 punten, maar een herenpak was al 70 punten. Je kunt nagaan dat we steeds creatiever werden. Van twee oude jurken wisten we één nieuwe te maken en vaders jasje leverde ons twee jongensbroeken op. Als we twee lakens inleverden bij “Prins” op de appelmarkt, dan werd dit een zomerjas. Zelfs de doopjurkjes werden gebruikt als verbandgaas en van gebleekte meelzakken kon men weer ondergoed maken.”

 

“Uiteindelijk hebben we nooit honger geleden. Mede dankzij de boeren in de omgeving. Ook via de bakker of de vissers kwam er nog wel eens extra eten. Soms werd er een noodslachting gedaan, dan ging “Larius Klep” met de klepel het dorp rond en wisten we dat er weer vlees was. Het koken zelf werd op kooktoestelletjes gedaan. Ook wel “de Rus” genoemd. Hiervoor moesten we dunne houtjes hakken om deze te laten branden.

 

Brandstof was schaars, zeker in de winter van 1944. Bomen werden gekapt en lege huizen werden gesloopt om het hout te kunnen verstoken. Alle beschoeiing langs het IJsselmeer, de zogenaamde zeepalen, werden opgestookt. Wij kregen een zeepaal uit Harlingen. Philip en zijn vriendjes zaagden deze aan stukken maar vanwege al het zout in het hout was het moeilijk stoken. Op bepaalde momenten hadden we gas en licht. Was dit er niet dan gebruikten we petroleum- of carbidlampen. Het stiekem aftappen van stroom bij het hotel of een fabriek was ook niet ongewoon.”

 

De gruwelen van de oorlog waren ook in Bolsward te merken. De kleine Joodse gemeenschap moest de bekende gele ster dragen. En niet alleen zij maar ook verzetsmensen en neergeschoten piloten die geen onderduikadres konden vinden werden opgepakt en afgevoerd naar Amersfoort, om daarna verder op transport te gaan.

 

“Diny en ik stonden dan voor het raam en soms zagen we een vliegtuig tollen om vervolgens neer te storten. Je hoopte dan maar dat de parachute open ging en de piloot de kans kreeg om veilig onder te duiken.”

 

Als apotheker had de vader van mevrouw Hendriks een zekere positie in Bolsward. Veel mensen kwamen bij de apotheek hun levertraan en melkzure kalk, voor botten en gebit, halen. Ook tijdens de uitbraak van malaria in Bolsward kon men in de apotheek terecht voor kinine, dit werd daar met de hand gemaakt.

 

“Vader zat in de gezondheidscommissie maar ook bij de ondergrondse. Op een avond kwam een Duitse officier met twee grote honden de apotheek binnen. Hij vroeg om morfine. Vader wilde weten waarom en gaf aan dat hij dat niet zonder recept van de dokter mee kon geven. De officier kwam dreigend met zijn honden achter de receptentafel. Vader riep toen “Raus!”, waarop de officier gelukkig besloot weg te gaan.

 

Aan het eind van de oorlog werd het huis overvallen door de Grüne Polizei. Vader werd ondervraagd en moest mee. Oom Julius, de Duitse taal goed machtig, bemoeide zich er mee en ook hij werd meegenomen. Dit alles was zeer beangstigend. Vader en oom Julius werden naar de Hollandia fabriek gebracht. Daar stonden meer jonge mannen, allemaal met het gezicht naar de muur. Uiteindelijk mochten vader en oom Julius gelukkig weer naar huis.”

 

Er zijn ook mooie herinneringen uit die tijd. Mevrouw Hendriks was lid van een gezellige dansgroep,

“De Harlibols”, met leden uit Bolsward en Harlingen. “Soms konden wij een platenspeler huren en deze namen we dan achterop de fiets mee.” Muziek van Vera Lynn, maar ook Marlène Dietrich werd graag gedraaid. Ook werd er toneel gespeeld in “ ‘t Hemeltje” in Harlingen. “Vader schreef en regisseerde de stukken maar hielp ook met de rekwisieten.”

Op 16 April 1945 werd Bolsward bevrijd door de Canadezen. “Wat een feest. Er werd Zweeds wittebrood voor de ramen bij de bakker uitgestald. Het smaakte ons als een lekker taartje.”

Op maandag 30 april 1945 werd er ten bate van de oorlogsslachtoffers een “Herdenking der bevrijding” georganiseerd in de Martini kerk te Bolsward. Kort na de oorlog werd het land langzaam weer opgebouwd. Er werden vrijwilligers gevraagd om te helpen waar de nood het hoogst was. Deze vrijwilligers werden overal heen gezonden. Zo ook Christien, de zus van mevrouw Hendriks. Langzaam kwamen er weer voorraden en in juni 1945, toen vader en moeder Hendriks 25 jaar getrouwd waren, was er zelfs gas zodat er zelf weer gekookt kon worden.

 

“Pas vanaf 1950 was er enig gevoel van herstel. We hebben nog lang op bonnen geleefd.”

Honderdduizenden die in zware en ontberende omstandigheden, voor onze vrijheid hebben moeten vechten, leven én sterven”