Maria Schuurman-Smilde
‘Het was een heftige periode, vooral voor mijn moeder, die er met 9 kinderen alleen voorstond. Vele malen stond er een rij gijzelaars in de krant, die geëxecuteerd waren na een sabotage. Zou vader terugkomen?’
Interview Maria Schuurman-Smilde (1933)
Door: Salome Versteeg
Maria is geboren in 1933 te Rotterdam. Met vijf broers en een zus ouder en twee broertjes jonger komt ze uit een gezin van negen kinderen. Tijdens de oorlog en lang daarna woonde ze in Rotterdam in het bovenhuis (3e en 4e verdieping) van een huis aan de Bergsingel. Water voor de deur en grote kastanjebomen langs de kant. Deze bomen kwamen goed van pas als camouflage voor de Duitsers die in de dagen vóór de capitulatie en de gevechten bij de Maasbruggen met verkenners overvlogen. Dat was zondag 11 mei. Rotterdam was als grote havenstad een gewild doel voor bombardementen, die vaak in de havenstreken plaatsvonden. Zij woonden in het veiligere noorden van de stad.
De brandende stad
Dinsdags, na de zondag van 11 mei, werd de hele binnenstad platgebombardeerd met veelal brandbommen. Maria vertelt:
‘We stonden beneden in het portaaltje met een vluchtkoffertje en mijn 9 maanden oude broertje klaar voor als er bij ons een treffer zou vallen. De deur open waardoor we de vluchtende mensen uit de binnenstad voorbij zagen komen met soms merkwaardige dingen, zoals kinderwagens met spullen en een vogelkooitje met vogel. Dierbaar leven hoor! Het was een opluchting toen het bombardement voorbij was en wij gespaard bleven. ’s Avonds, voor het naar bed gaan keken mijn zus en ik vanaf het balkon naar het overal brandende centrum. Maar moeder trok ons daar gauw weg, want 7- en 10-jarigen konden dat beter niet zien.’ De oorlog meer en meer merkbaar
Voor ons werd de oorlog zichtbaarder en voelbaarder. Er marcheerden bijvoorbeeld luid (mooi) zingende Duitse soldaten in kolonnes voorbij en het afweergeschut en schijnwerpers stonden aan de rand van de stad waar we niet ver vandaan woonden. Als er overvliegers met hun bommenwerpers onderweg naar Duitsland waren (de geallieerden), was het spannend om naar de stralen van de schijnwerpers te kijken die kilometers ver de donkere lucht inkwamen en soms samenbundelden bij een vliegtuig. Als een ster schitterend in de straal! Er kon geschoten worden. Gelukkig zagen we nooit een voltreffer!
Voelbaar was soms ook de spanning om onze broer, die bij de BS was (Binnenlandse Strijdkrachten). Hij kwam bijvoorbeeld regelmatig bij een ‘zware jongen’, Samuel Esmeijer, die vanuit het huis van zijn vader aan de Bergsingel (overkant) overvallen beraamde. Zo ook toen er een inval van de Duitsers kwam en ieder, die daar was, werd meegevoerd. Later is het huis in brand gestoken. Broer met verboden blaadjes (Trouw) omdat hij wist, dat daarop zware straf stond, heeft hij ze onderweg naar Rotterdam West opgegeten zodat de Duitsers geen ‘bewijs’ zouden vinden. Na enkele dagen kwam hij op wonderlijke manier (verhoring gebed?) vrij! Ook ik heb als ongeveer 10-jarige op klompen (schoenen had ik niet meer) blaadjes in een kleurige lappentasje ergens in de stad bezorgd.’
Gijzeling
‘Op een dag in juni/juli 1942 schrikken we om 4 uur ’s morgens wakker van een inval en wordt mijn vader van bed gelicht en kreeg nauwelijks tijd zich te kleden. Mijn vader werd als gijzelaar meegenomen naar Haaren in Noord-Brabant, een kamp (seminarium) waar gijzelaars, mensen met een wat hogere functie (elite) naar toe werden gebracht. Mijn vader zat in het schoolbestuur. Dat was belangrijk genoeg om op te pakken en als ‘doelwit’ te gebruiken als er ergens sabotage gepleegd was. Dit was een heftige periode, vooral voor mijn moeder, die er met 9 kinderen alleen voorstond….
Vele malen stond er een rij gijzelaars in de krant, die geëxecuteerd waren na een sabotage. Zou vader terugkomen? Een lichtpuntje kwam toen we hoorden dat vaders uit een groot gezin vrijgelaten werden. Mijn moeder, die zoiets absoluut niet gewend was, ging met mijn oudste broer naar een instantie in Den Haag waar ze zich moesten melden en een gesprek hadden. Geen auto voor de deur! Reizen was lastig. Eind oktober kwam er bericht, dat vader thuis zou komen. Wij tekenden welkom papieren enzovoorts. En zowaar op zondag 1 november kwam vader thuis met maandag daarop moeders verjaardag! Dubbel feest! Het bezoek aan ‘Den Haag’ had dus succes gehad.’
Hier Radio Oranje
‘Nadat de Koningin naar Engeland ontkomen was, werden er clandestien berichten uit Engeland over de voortgang van de oorlog uitgezonden. Mijn broer had een radio in elkaar gezet en in de kast tussen het plafond gestopt. Met veel moeite kon er iemand inklimmen en zich verstoppen. Wat één keer nodig was toen een broer erin ging omdat er een razzia was en huis aan huis doorzocht werd. Niet ieder had een radio in die tijd. Ze moesten ingeleverd worden en waren dus verboden. Iedere avond was het ‘feest’. Stiekem kwamen er buren binnen, zodat de kleine zijkamer propvol zat. Ik zat dan opgevouwen onder het bureau. Er was nog een schuilhok op onze ‘zolder’ (ruimte voor ca. 3 mensen). Tussen het plafond met de kamer beneden was een luikje van de plankenvloer gemaakt, rooikist en wasmand erop. Niet te zien, maar wij gingen er wel eens spelen. Kleedjes erin, heel leuk.
Een paar broers hadden de leeftijd opgepakt te worden en weggevoerd naar Duitsland om te werken (Arbeitseinsatz). Vandaar die schuilplaatsen. Twee broers zijn ondergedoken. Eén in Friesland bij een bakker, de ander bij een boer in Leiderdorp. Daar is hij bij een razzia toch opgepakt en eerst in Kamp Amersfoort geweest en daarna op de trein gezet naar Duitsland. Op de Veluwe reed de trein langzaam en op een goed moment durfde hij (en ook anderen) eruit te springen. Lopend ging hij terug naar Leiderdorp.’
De Hongerwinter
‘Naast het steeds schaarser worden van etenswaren en andere levensbehoeften ontstond er in de strenge winter van 1944/1945 het ‘stookprobleem’. Kolen waren vrijwel niet meer te verkrijgen, dus werd het steeds kouder in huis én op school. Die was niet meer te verwarmen, waardoor wij in die winter thuisbleven en daar een handje konden helpen. Geen stofzuigers, dus vegen en kloppen. Eten koken werd ook moeilijk. We moesten aan hout zien te komen. We hoorden dat palen uit weilanden rondom de stad werden gehaald. Deze boomstammen waren daar gezet door de Duitsers om landingen of iets dergelijks te voorkomen. Zo gingen ook mijn broers. Het was een gevaarlijke bezigheid. Na de spertijd, die inmiddels de hele stad trof (om 6 uur thuis zijn anders kon je gesnapt worden en straf krijgen) gingen ze op pad en lieten ons in spanning totdat ze weer thuis kwamen. Ze kwamen terug met een boomstam op een bakkerskar. We woonden dus boven en zo kon de stam niet in de kachel. Dus tegen de trap gelegd en ter plekke gezaagd. Helpen en proberen te zagen dus. En daarna in het portaaltje met granieten vloer leren kloven en er kleine houtjes van te maken. Die waren nodig om in de kleine stookruimte te passen van het ‘hulp’ kacheltje. Het moest op de open vulklep van de haard gezet voor de ‘trek’ in de schoorsteen. Een klein, zwart, plaatijzeren oventje wat op een hoge hoed leek en dus ook zo genoemd werd. Daarop de 12 liter pan om het eten te koken. Toegedekt met een lap en/of kussen. Daar leerde ik stoken, want de kleine houtjes waren gauw opgebrand.
Na het koken zag ik mijn vader ‘jam’ maken. Suikerbietenpulp met geraspte wortel. Geduldig werk. Mijn vaders werk was ook de carbidlamp aansteken. Een precies werkje vanwege ontploffingsgevaar. Maar naast de olie looplampjes, nodig voor licht in de kamer. Veel was op de bon en toen haast niet te krijgen. Lange tijd in de rij staan voor bijvoorbeeld aardappels. Op een keer was ik er getuige van dat mijn moeder boven geknield lag te bidden om voedsel. Indruk voor mijn hele leven! En als gebedsverhoring spoedig daarna het bericht dat we per persoon een grote witte kool bij de kerk konden ophalen (op de hoek). Dus gingen mijn zus en ik (bijna 12 en 15 jaar) met een grote teil tussen ons in die kolen ophalen. Er kwam ook een gaarkeuken waar een portie per persoon uitgedeeld werd. Met een pannetje erheen en in de rij.’
De bevrijding
‘Na de moeilijke en zeer koude winter (vaak -10 of kouder) met steeds betere berichten over het verloop van de oorlog kwam het bericht van bevrijding in Zuid Nederland. Wij moesten nog tot 5 mei wachten. Toen barstte het feest los. Alle verborgen vlaggen werden uitgestoken en iedereen, jong en oud, was uitgelaten van vreugde. Geen onderscheid in rang of stand of oud of jong! Zo’n feest en eensgezindheid is er nooit meer geweest. Waar al het oranje opeens vandaan kwam? Ik had bijvoorbeeld ergens gympen vandaan gekregen en maakte die met rode en gele plakkaatverf tot oranje kleur. Dat was mooi om mee te doen met iedereen.’