Michal Mazur

Door Mats Paulusson

 

‘Dan wordt het 21 september 1944. Michal is dan bijna 21 jaar en weegt 80 kg. Twee dagen eerder was hun halve brigade al geland ten zuiden van de Rijnbrug. Nu was het de beurt aan de 2e helft om bij Driel te landen. Na het afspringen, nog tijdens de landing, wordt hij door de Duitsers uit de lucht geschoten. Met kogelgaten in zijn benen verstopt hij zich in een hooiberg bij een boerderij. Voor Michal is de Slag om Arnhem voorbij en verloren. Een hopeloze zaak. Het wemelde van de SS-troepen, die eerst schoten en dan nog eens schoten.’

Hier volgt nu het bizarre levensverhaal. Vanuit Polen is hij dwars door Europa op het Nederlandse strijdtoneel terecht gekomen. Neem de tijd eens voor dit verhaal over een Poolse bevrijder.

Michal wordt geboren op 28 oktober 1923 in Tenetniki. Dit dorpje lag ongeveer 25 kilometer van Lwów af, nu Lviv. Het dorpje ligt in de buurt van 2 rivieren, namelijk de Dnestr en de Swir, zo’n 3 tot 5 kilometer van Bogaczowice. Bij helder weer waren de Karpaten, de grote bergketen op 40 tot 50 kilometer afstaand, goed te zien vanuit het dorp. Het dorp had ook vier zeer heldere bronnen, met het lekkerste bronwater dat je je maar kunt voorstellen. Mazur woonde bovenaan in het dorp, dat tegen een heuvel was aangebouwd. Onder in de vallei had Michals vader – Bazyli – zijn akkers waarop hij onder andere vlas en aardappelen verbouwde. 

Van Tenetniki moet je je niet teveel voorstellen. Het was maar een klein en onbelangrijk dorpje. Echte winkels waren er niet eens. Bij een Joods gezin was er een klein winkeltje in de achterkamer, waar je de meest elementaire dingen kon kopen. Normale inkopen moesten in Bogazowice gedaan worden. Dat dorp had een soort winkelstraat. Deze winkels en de meeste huizen waren eigendom van Joodse gezinnen. Deze zeiden dan ook “De straten mogen Pools zijn, de huizen zijn Joods.”
In Tenetniki woonden Polen, Oekraïners, Wit-Russen en 3 Joodse gezinnen. In het dorp zelf stond een Oosters-Orthodoxe kerk, waar Micha’s moeder – Anna Kropelnicka – bij behoorde. De Rooms-Katholieke kerk stond aan het begin van Bogazowice, evenals de Joodse synagoge. Michal ging meestal met zijn moeder mee naar de kerk, maar als ze ziek was ging het met zijn vader naar de Rooms-Katholieke kerk.
In het voorjaar, wanneer de grote dooi inzette en het smeltwater van de bergen kwam, liep het dorp onder water.

De Dnestr was dan wel 5 kilometer breed en een zeer woeste stroom. Hij sleurde alles en iedereen mee op zijn weg naar beneden. Heftige overstromingen waren er ook wel verder in het jaar, vooral na grote stortbuien. Gelukkig kon je in de rivier ook goed vissen. Het visrecht was eigenlijk van de Joden, maar die kwamen niet zo vaak. Michal en zijn vrienden wilden daar ook vissen. Er zat genoeg. Grote snoeken, forellen, zalm, karpers, meervallen en zelfs steur. Een hengel zoals die nu gebruikt wordt kenden zij niet. Hiervoor namen zij een tak van een hazelnootboom uit het bos. Deze scheuten groeien wel zes meter per jaar en zijn zeer sterk. Ze gebruikten ijzerdraad als lijn en een kromme haak maakte het af. Helaas kwamen de vissen wel op de haak af, maar beten niet. Met een schepnet, of soms met een kruisnet, ging het toch veel beter. Eens ving hij op die manier een grote snoek, die hij in Bogazowice voor 1 zloty aan de Joodse vishandelaar verkocht. Dat was in die tijd een dagloon! Met een vriend die een boot had vingen zij vis in uitgezette netten. Daarvoor ontvingen zij eens 12 zloty, die uiteraard eerlijk verdeeld werden. Ook de vangst van twee meervallen was hij in 1997 – tijdens dit interview – nog niet vergeten. Met glanzende ogen vertelde hij smakelijk, hoe zijn moeder de kleinste meerval schoonmaakte en hoe het gezin daarvan gesmuld had. De andere meerval werd verkocht, maar niet aan de Joodse visboer, want deze verhandelde om geloofsredenen geen meerval. De meerval is eigenlijk een soort rivierhaai, die in de modder op de bodem van de rivier huist en alles wat beweegt opslokt. De meerval die zij opaten, had behalve stukjes rots ook een stuk scheerzeep in de maag. Met deze zeep had Michals vader zich nog maanden kunnen scheren.


De rivier was zeer helder. Je kon de bodem zien, ook kon je rustig uit de rivier drinken, milieuverontreiniging was daar nog niet aan de orde. De was werd door de vrouwen in de rivier gedaan. De grove hemden werden op de rotsen ritmisch geklopt. Soms zie je nog wel eens een reportage op de tv over ontwikkelingslanden waar op deze manier nog gewassen wordt. In de rivier kon je ook goed zwemmen. Soms sabbelde er wel eens een vis aan je tenen.


Het bewerken van het land was niet gemakkelijk. Niet alleen hadden zij geen moderne machines – slechts paard en wagen – maar ook zat het land vol met stenen en stukken rots. Wie ooit in het buitenland een bergakker heeft gezien, weet wel wat er wordt bedoeld. De kleisoort was ook totaal anders dan in onze polders. En bij zo’n overstroming kwamen er alleen maar meer stenen bij. Bij heftige regenval later in het jaar kon je niet eens meer zien waar en zelfs óf er aardappelen hadden gestaan. Ze waren er nog wel, maar je zag ze niet meer. Meestal was dan de oogst gedeeltelijk bedorven (aardappel rot). Een vreselijk karwei om ze te rooien.


Op zondag, na afloop van de kerkdienst, ging Michal vissen. Meestal ving hij voldoende vis. Deze werd niet op zondag gegeten, maar op maandag. Zondags aten zij pierogi. Dat was het zondagseten voor arme mensen. Op maandag werd de vis gekookt gegeten. Van de bouillon werd een vissoep gemaakt, waarbij ook de kop werd meegekookt. Als vulling voor de soep werden deegreepjes gebruikt, die overgebleven waren van de pierogi. Maar ook wel noedels die moeder zelf maakte van overgebleven aardappelen vermengd met (boekweit)meel en/of koolbladeren.

Er waren tijden dat zij het verschrikkelijk arm hadden. Dat kwam door misoogsten, die soms ontstonden doordat de rivier na heftige regenval ver buiten haar oevers was getreden, en soms door nachtvorst die zelfs in juni nog wel kon voorkomen.
Michel plukte dan de rest van de week brandnetels, die zo uit het kookwater op het bord werden geschept, dat smaakte net als spinazie. Maar ook bepaalde zachte grassoorten waren goed eetbaar. Ook maakte hij het gerecht molsla. Dit ging als volgt: In het voorjaar bedekte hij de blad rozetten die zich het vorige jaar gevormd hadden met aarde. Dan blijven de bladeren bij het groeien lichtgeel van kleur en zachter van smaak. Of gewoon in het vrije veld onder de molshopen kijken en daar de bladeren plukken. Vandaar de naam molsla.

Als vulling voor pierogi werd gebruikt:

1. aardappelpuree vermengt met gesnipperde ui, eventueel geprakte gehakt en wat (zure) room.
2. zuurkool, vermengt met gesnipperde ui, knoflook, gewone kool, gehakt en kruiden, niet te vergeten wat paddenstoelen.

Een enkele keer viste Michal met verboden middelen. Dit was een fles waarin hij wat ongebluste kalk deed en deze fles vulde hij verder bij met water. Hij sloeg de kurk er goed op vast en gooide hem direct in de rivier. Dat resulteerde in het bruisen van de kalk en de onvermijdelijke explosie van de fles. De aanwezige vissen in de omgeving van de explosie kwamen dan versuft bovendrijven met een uitdrukking op hun stomme vissenkop van “Wat gebeurt er?!”. Hierdoor konden ze vrij gemakkelijk worden opgeschept.

Deze methode was streng verboden!! De ongebluste kalk, die hij zelf uit de bergen schraapte, was ook gevaarlijk voor de huid en de ogen.

Michal maakte ook zelf zijn eigen ski’s. Hiervoor nam hij 2 planken of dikke latten van essenhout. Deze stoomde hij, waarna het hout buigbaar werd en liet dan de voorkant licht gebogen drogen. Daarna goed schuren. De voetinstap maakte hij van leer, zodanig dat het van achteren met een leren band vastgemaakt kon worden. De skistokken waren ook van essenhout. Daarop bevestigde hij een ijzeren rondje dat met 4 leren bandjes vastgezet werd, zodat het prikgedeelte beweegbaar was. Alles bij alles was het niet zo modern als tegenwoordig en ook niet zo snel en licht als de kunststoffen ski’s van nu, maar toch goed bruikbaar.

Helaas moesten deze ski’s bij de Russen ingeleverd worden, ten behoeve van het Rode Leger (Nou ja, hij had ze toch niet mee kunnen nemen).

Bij gebrek aan gereedschap maakte hij dat voor zover mogelijk zelf. Op Bazyli’s verjaardag, in 1998, vertelde hij hoe hij zelf beitels had gemaakt van een stuk ijzer, die hij in de kolomkachel roodgloeiend liet worden en daarna aan de voorzijde plat gehamerd had, waarna hij deze, na gekoeld te hebben in water, scherp had geslepen. De kachel was mijn smederij, vertelde hij lachend. Tevens werkte hij als ketellapper. Pannen en ketels waren een kostbaar bezit en werden regelmatig gerepareerd. Weggooien was in die tijd niet aan de orde. Michal fabriceerde er wat af, zoals tonnen, met 3 hoepels eromheen, bestaande uit 6 of meer duigen. Hij maakte ook veel aanstekers. Deze maakte hij van opgegraven geweerhulzen uit de eerste wereldoorlog. 1 Duitse huls en 1 Oostenrijkse huls pasten perfect over elkaar heen. Er werd een gat in gemaakt aan de bovenzijde voor het lontje, waarna de hulzen gevuld werden met watten en benzine. Daarop monteerde hij het draaiwieltje met een vuursteentje (het enige dat hij moest kopen) en klaar was Kees.

Ook maakte hij zijn eigen vuurwerk-granaten. Hiervoor gebruikte hij een stijf kartonnen koker, vulde deze met zwavel en papier, totdat de koker vol was. Hij stampte het geel goed aan, maakte het dicht en gooide het in een vuurtje. Een prachtige explosie volgde dan. Eén keer vloog zo’n raket de lucht in, het was net een lancering. Een boer die in het nabijgelegen land aan het werk was, moest zich bukken om niet door dat projectiel geraakt te worden. Al met al waren dat toch geen ongevaarlijke experimenten.

In de winter werd van de verbouwde vlas linnen gemaakt. Het vlas werd eerst gehekeld, daarna werden er draden van gesponnen. Deze werden dan naar een boer gebracht die een weefgetouw bezat. Daar werden er grote grove lappen van geweven. Om deze lappen linnen enigszins een witte kleur te geven, werden ze op de bleek gelegd en regelmatig gekeerd. Daarna naaiden de vrouwen er kleren van. Ijzersterke kleren, weliswaar niet in moderne kleuren of modieus, maar functioneel voor het boerenwerk in die streek en bij die temperaturen, die behoren bij het landklimaat (zeer hete zomers van + 40 graden en in de winter – 30 graden of nog lager).

Behalve aardappelen en vlas, werd er ook veel kool verbouwd en niet te vergeten paprika’s en augurken. Ook mais, gerst, rogge en tarwe. De Poolse tarwe was in die tijd de beste tarwe van de wereld. Polen was traditioneel de graanschuur van Europa. Dit blijkt wel uit de Nederlandse receptenboeken van de bakkerijen uit die tijd. Voor de betere broodsoorten moest Poolse tarwe worden gebruikt! Bekijk verder de Oost-Europese keuken en je weet wat er verbouwd en gegeten wordt en werd.

Tevens werd er tabak verbouwd. Scherper en zwaarder van smaak dan Virginiatabak en anders dan de ons bekende Indische soorten, maar daarom nog niet per definitie slechter. Het gezondheidsvraagstuk buiten beschouwing latend.

Een broer van Anna Kropelnicka’s moeder heette van voornaam Hwreto en was doodgraver van professie. Zelf had hij zijn twee kinderen begraven uit zijn eerste huwelijk. Op 94-jarige leeftijd ging hij nog scheiden en huwde voor de tweede keer. Uiteindelijk werd hij 104 jaar.

Tegenover de school woonde de juffrouw. Haar man was ook onderwijzer maar dan op een school in Gdafisk/Danzig. Daarom kwam hij maar 1 of 2 keer per jaar naar huis. Michel haalde altijd brandhout voor haar uit het bos. Ook ging hij met haar paddenstoelen verzamelen of leren kaarten.
De dorpsjeugd riep hem achterna dat hij verliefd was op de juf. Zij was de enige die radio had in het dorp.

‘s Winters werd er ook geskied. Michal was wel geen kampioen, maar kon zich toch goed redden op de lange latten. In het dorp woonden ook veel Russen en Oekraïners en een aantal Joden. Soms was vader ziek. In de eerste wereldoorlog had hij malaria gekregen. Tegen deze ziekte nam hij alleen soms een kinine-tabletje uit de tijd dat hij diende in het Oostenrijkse leger en bijna 5 jaar gevangen had gezeten op Sicilië onder Italië. Medische behandeling of een dokter weigerde hij, omdat dat veel te duur was en de dokter ruim 25 km verderop woonde. Deze dokter had dan met paard en wagen moeten komen. Daarvoor was de familie Mazur te arm. Ja, vroeger, vóór de eerste wereldoorlog waren zij welgestelde boeren geweest, maar toen vader Bazyli uit gevangenschap terugkeerde naar huis, was daar niets meer geweest. Zijn ouders waren verdwenen. 

Vader was door de Sovjets doodgeknuppeld en moeder was ook overleden. Zijn halfbroer Woitek Mazur kon hij eerst ook niet vinden. Gelukkig leefde deze nog wel. Deze halfbroer van Bazyli is tussen de beide wereldoorlogen met zijn vrouw en dochter Marila geëmigreerd naar Paraguay in Zuid-Amerika. Deze dochter had in 1997 nog telefonisch contact met Michal. Zij spreekt alleen maar Spaans en het Russische dorpsdialect van Tenetniki.Na schooltijd moest Michal zijn vader helpen op de boerderij. Dat kreeg een blijvend karakter toen de school voor hem definitief was afgelopen. De oostgrenzen van Polen waren ondertussen vechtend vastgesteld (1923) en het Poolse leger werd opgebouwd. 

Daarom moest ook Michal al op vrij jonge leeftijd regelmatig het uniform van de volksmilitie aantrekken om te oefenen. Deze militie was een vorm van vóóroefeningsinstituut zoals dat ook in Nederland in die tijd aanwezig was. Ook op het gymnasium kreeg men vanaf de 9e klas 2 uur per week pre-militaire training. In Duitsland was dat de Hitlerjugend, maar dat is een ander verhaal. 

De afdeling van Michal was bewapend met karabijnen en deden hun veldoefeningen in de heuvels. Soms in competitie met de andere dorpen in de omgeving. Trots stonden zij aangetreden en op het commando: Stój Cico! (Geeft Acht) stonden zij met rechte ruggen en stramme borsten. Lez Kokumasz! klonk het en met de linkervoet het eerst marcheerden zij het dorp uit. Eenmaal in de heuvels weerklonk dan: Nasat Bagnet! en fier plantten zij de bajonet op de karabijn. In deze tijd overlijdt ook Michels oma Anastasja in zijn armen. 

Zo was de situatie aan de vooravond van de tweede wereldoorlog. Die periode heb ik al beschreven, zodat we verder kunnen gaan met de dramatische gebeurtenissen van die tijd. 

Het niet-aanvalsverdrag tussen Duitsland en Rusland werd afgesloten op 23 augustus 1939, terwijl de mobilisatie in Polen op 31 augustus werd geproclameerd. Dit nadat Duitse SS-troepen in Poolse uniformen een aanval hadden gedaan op de Duitse rijkszender op de grens bij Gleiwitz. Deze zender werd verdedigd door een bataljon vetgemeste concentratiekamp bewoners uit de westelijke gebieden. Zij moesten er zeer Germaans uitzien. Voor dit doel kregen zij zogenaamd amnestie en werden bij de Wehrmacht ingedeeld. Bewapend met oefenmunitie en in Duitse uniformen. Zodat de “slachting” na afloop gefilmd kon worden voor het journaal, zodat er een reden was gevonden om de oorlog te beginnen. Die Polen hadden het arme Duitse grensbataljon, dat notabene met oefenmunitie was bewapend, tot de laatste man toe afgeslacht, zelfs de gewonden hadden volgens het Duitse journaal een nekschot gekregen! 

De Duitse inval kwam toch nog als een verrassing. Plotseling door de mobilisatie maakte de militie deel uit van het reguliere leger. Het Poolse leger was niet modern bewapend. Daar was ook geen geld voor geweest. Het vertrouwde op de bewapening van 1870 en 1914. De cavalerie, ruiters te paard met lansen of speren bewapend (ulanen) de sabel opzij, of met pistool of karabijn tegen duizenden tanks.
Het Nederlandse leger was ook niet modern bewapend. Polen had nog wel de paar laatste jaren geprobeerd van alles en nog wat te kopen, maar had hetzelfde probleem als het Nederlandse leger. Te veel soorten wapens met te veel maten munitie, die onderling niet uitwisselbaar waren. Een zeer ongelijke strijd, die bij voerbaat al verloren was. Heldhaftig strijdend ging het leger ten onder. 

De Duitsers noemden deze inval: “Fall Weiss” en vond plaats on 1 september 1939 om 04.45 uur. Zij rukten op tot de grens gevormd door de rivieren Narew, Vistula en San. In Tenetniki zagen ze geen Duitsers, wel Russen. Deze Sovjettroepen vielen een week later Oost-Polen binnen. Nou ja, die Russen kenden ze wel. Het was nog niet zolang geleden dat zij onder Russisch bestuur hadden gestaan. Daar viel misschien nog wel mee te leven en heel misschien kwamen de Russen hun wel te hulp om samen de Duitse troepen weer te verdrijven. Maar wie daar werkelijk in geloofde had zijn kop wel heel diep in het zand gestopt. 

Even een klein rekensommetje: De Sovjets kwamen op 7 september 1939, terwijl Michal was geboren op 28 oktober 1923. Deze datums van elkaar aftrekkend, leert ons dat Michal op dat moment bijna 16 jaar was.

In Tenetniki waren zo’n 7 – 12 jongelui in dezelfde omstandigheden als Michal. Wat konden ze doen. De eenheid werd ontwapend. Ze hadden dan wel karabijnen gehad, maar geen munitie. Ze konden dus nog geen schot lossen. Wat misschien maar goed was ook. Nu moesten zij zich ter beschikking houden. Michal vluchtte naar huis. Ook dat was gevaarlijk. Want wat voor risico’s liepen zijn ouders en zijn twee zusjes dan? Na wat mondvoorraad gekregen te hebben, verlaat hij het dorp waar hij geboren is, niet wetende dat dat voorgoed is. Tenetniki ziet hij nooit meer terug.

Veel ervaring had Michal nog niet. Hij had nog nooit in een trein gezeten en verder dan Bokaczówce, een plaats zo’n 9 km verderop, was hij nog niet geweest. Vrij spoedig wordt hij opgepakt door de Sovjets en met een:” Dawai broedertje” en een schop onder zijn achterste gaat Michal op weg naar een werkkamp in Dombas bij Charkow (Charkov) 49.59 N en 36.12 0, zo’n 650 km onder Moskou. Daar wordt hij uitbesteed, zeg maar gekocht, op de slavenmarkt voor de bruinkoolmijnen. Hier werkt hij tot ongeveer juni 1941. 

Operatie Barbarossa
De Duitse veldtocht tegen Rusland begint op 22 juni 1941. Ongeveer 3,4 miljoen militairen met 600.000 voertuigen vallen Rusland binnen. Hitler dacht in oktober 1941 de veldtocht te hebben voltooid. Stalin is verrast. Hij had niet gerekend op deze oorlog. De Russische verdediging stort dan ook als een kaartenhuis in elkaar. Door brandende dorpen en steden trekt het Duitse leger op tot diep in het Europese deel van Rusland. Als gevolg van de najaarsregens en de te lang wordende aanvoerlijn komt het Duitse leger tot stilstand.

Na reorganisatie herstellen de Russen zich. En dan komt de winter. De temperatuur daalde tot -40 graden. Wapens werken niet meer, tanks staan ingesneeuwd en vastgevroren. De strenge vorst eist vele doden. In 1942 komt de ommekeer, het Rode Leger begint harde klappen uit te delen.

Michals vlucht:
Door de inval van de Duitse troepen in de Sovjet-Unie in juni 1941 ontstaat er paniek bij de bewaking. Deze inval was immers niet verwacht. In dit machtsvacuüm weet Michal te ontsnappen. Langer blijven was ook niet gezond. De Oekraïners en de Russen waren lang niet lief voor een Poolse jongen, die uit hun gebied kwam en waarvan zij dachten dat dat gebied in 1923 door de Polen bezet was. Op zich was het niet noodzakelijk geweest om te ontsnappen. Eerder had ik al beschreven dat de Russen de Poolse militairen vrij lieten. Plannen? Nee, alleen uit handen blijven van de strijdende partijen en proberen te overleven. Thuis had hij geleerd te leven van het land, welke paddenstoelen je rauw kunt eten, welke planten, zelfs grassen, mos en boomschors eetbaar zijn. Van een vrouwelijke machinist weet hij gedaan te krijgen dat hij een paar honderd kilometer mee mag rijden. Verder vlucht hij door bossen en moerassen, via Kiev naar Lviv in Polen. Deze tocht duurde meer dan 2 maanden. Tenslotte is hij zwaar ziek en ondervoed. Het gaat niet goed met Michal. Het buitenleven had hij zich anders voorgesteld. In de herfst ging het nog. Er waren voldoende noten en bessen, terwijl bij de boeren altijd wel wat te krijgen of te stelen was. Met de invallende vorst wordt het gevaarlijker. Niet alleen de extreme kou kon hem de das omdoen, maar in al die ongerepte sneeuw valt een voetspoor wel heel erg op. Zijn kleding bestond nog slechts uit lompen. Een arm Russisch boerengezin in de omgeving van Lviv neemt hem op in huis en geeft hem die winter de nodige verzorging. Er zat geen gram vet meer on zijn lijf. Eigenlijk logisch, een knaap van 16 – 18 jaar hoort goed te eten, omdat hij in de groei zit. Daarbij is werken geen zonde, maar slavenwerk waarbij je nauwelijks iets voedzaams binnen krijgt dan alleen maar dunne koolsoep met hier en daar een stukje aardappel en wat zwart brood vreet het vet van je lichaam. En dan nog dat constante hongergevoel…

In het voorjaar sluit hij zich aan bij een groep van 30 partizanen. Na een gevecht met Duitse eenheden worden door granaten en andere wapens de groep vernietigd. Slechts drie man weten te overleven. Michal was gewond geraakt aan zijn arm en aan zijn been. Door de kracht van een granaatexplosie was hij twee dagen buiten bewustzijn. De Duitsers lieten hun voor dood achter. 

Op 3 augustus 1942 wordt hij bij een razzia door de Duitsers opgehakt in Lviv en in de trein gezet voor transport naar Duitsland. Hij weet echter te ontsnappen en vlucht de Karpaten in. Via Roemenië en Noord-Italië bereikt hij uiteindelijk Zuid-Frankrijk. Dit gedeelte was in die tijd nog niet bezet door de Duitsers (Demarcatielijn). Om van deze route naar Frankrijk een duidelijke beschrijving te geven is onmogelijk. Niet alleen had Michal geen kaart en dagboek bij zich, maar ik stel mij voor, dat de reis niet via de hoofdwegen met richtingaanwijzers heeft geleid. En dan reisde hij nog het liefst bij nacht. Op deze weg heeft hij veel ontberingen geleden en zelfs weleens een rauwe vogel of een halfgaar konijn gegeten. Vuur maken betekent rook. En rook betekent de aanwezigheid van mensen. 

Verder is het al zó lang geleden, dat het geheugen niet meer alle feiten op de juiste volgorde plaatst, bewust of onbewust. Onderweg kon hij geen krant lezen of TV kijken, elk gevoel voor tijd raak je op die manier kwijt. De mensen die je misschien tegenkomt verstaan jou niet en jij hun niet. En dan nog, zijn die wel te vertrouwen? Dit maakt het alleszins verklaarbaar. In Noord-Italië en Frankrijk opereerden grote actieve groepen partizanen. Deze verzetsbewegingen waren in politiek opzicht soms verschillend. Er waren communistische én nationalistische groepen. Toch hadden deze groepen allemaal “contact” met Engeland. Wapens en instructies werden gedropped vanuit de vliegtuigen. Soms landde er een vliegtuig om “passagiers” op te halen en soms werden er op een donkere nacht met boten of onderzeeërs mensen aan wal gezet, dan wel opgehaald. 

Op zo’n donkere nacht is ook Michal overgestoken naar Engeland. Daar in het zuiden van Engeland krijgt hij een parachutisten-opleiding en wordt geplaatst bij een Airborne Brigade, een Britse eenheid, waaraan Poolse afdelingen waren toegevoegd. 

De Slag bij Arnhem
Dan wordt het 21 september 1944. Michal is dan bijna 21 jaar en weegt 80 kg. Twee dagen eerder was hun halve brigade al geland ten zuiden van de Rijnbrug. Nu was het de beurt aan de 2e helft om bij Driel te landen. Na het afspringen, nog tijdens de landing, wordt hij door de Duitsers uit de lucht geschoten. Met kogelgaten in zijn benen verstopt hij zich in een hooiberg bij een boerderij. Voor Michal is de Slag om Arnhem voorbij en verloren. Een hopeloze zaak. Het wemelde van de SS-troepen, die eerst schoten en dan nog eens schoten.

Na vier dagen verstopt gezeten te hebben, bemerkte de boer dat hij “visite” had. Deze haalde hem uit de hooiberg en trakteerde Michal op boerenkool. Na zolang een lege maag gehad te hebben, viel de vette kool verkeerd. Het resultaat laat zich wel raden. De slag was verloren en Michel raakt weer eens gevangen. Ditmaal weer in Duitse handen. Na verzorgd te zijn, wordt hij overgebracht naar het Arbeitslager Ferderwardergroden, 9 km van Wilhelmshaven. Ook hier is de voeding minimaal. Hard werken was verplicht. Daar werd je echter wel voor betaald. 30 mark per week. Daartegenover stond, dat je voor wonen en voedsel weer moest terugbetalen (De voedingskaart kostte al 7 Mark, waarvoor je bijna niets kon kopen). Een keurige administratieve rompslomp, gewoon vestzak/broekzak.

Michal werd te werk gesteld bij de firma Schmitt, een kolenhandelaar in Wilhelmshaven. Hier was de SS-er Tjarks de Haas. Dit was geen prettige tijd. Gelukkig kwam er verandering. Door zijn talenkennis, Michal sprak vloeiend Russisch en Oekraïens, lukte het hem om bij een andere steenkolenhandelaar te werk te worden gesteld. Ditmaal bij de firma Sagehorn in Wilhelmshaven. Elke morgen moest Michal daar op de fiets naar toe. Deze Sagehorn had nog twee Russen en twee Oekraïners aan het werk. De kolenboer kocht zijn personeel van de SS. Daarvoor stelde hij zich garant voor zijn gevangenen. Voor Michal betekende dit alles, dat hij geen boevenpak aan hoefde, maar een leren jack met hoofdschort zoals kolenboeren indertijd in Duitsland droegen, om zakken kolen van 50 kg op de nek of schouder te dragen. Wat een promotie! Bij de Russen kolen delven in de mijn en bij de Duitsers kolen afleveren in het kolenhok of in de kelder. De aflevering geschiedde met paard en wagen. Soms was de kolenboer voor 3 dagen weg, dan zat Michel bij de telefoon en nam de bestellingen op en hield de administratie bij. De winter van 1944/1945 was een strenge winter. Het ging slecht met Duitsland. Daardoor ging het ook slecht met de gevangenen. Op zaterdag kregen zij 400 gram donker, bijna zwart landbrot. Hiermee moesten zij 3 dagen doen. Maar als je honger hebt, en honger was er altijd, dan was dat brood dezelfde dag al verslonden. Jonge lichamen hebben magen zonder bodem. Misschien was het wel goed dat het gelijk werd opgegeten, dan kon het ook niet meer worden gestolen. Op de zwarte markt konden ze ook wel brood kopen, maar dat kostte al gauw 10 mark. 

Duitsland werd in die tijd zwaar gebombardeerd. Ook het Arbeitslager kreeg zijn beurt. Door de luchtdruk verplaatsing van de vallende bommen is Michel weggeslagen en heeft ernstige gehoorschade en evenwichtsproblemen opgelopen. 

Sagehorn had twee dochters en het leek erop dat geen van die dochters de zaak zouden willen overnemen. Hij wilde graag dat Michal daar na afloop zou blijven werken en misschien wel met de oudste dochter trouwen en de zaak overnemen. 

De jongste, Christa Sagehorn, is na de oorlog getrouwd en heet nu Hessenius. Zij woont op de Pastorenkamp 14 Ostdr. 295 Leer in Duitsland. Na de oorlog zijn er nog regelmatig contacten van vriendschappelijke aard. Zelfs in 1997 ben ik nog met Michal daar op bezoek geweest, waarbij herinneringen werden opgehaald over het stiekeme aardappels koken dat moeder Sagehorn deed voor haar gevangenen in de kelder. En hoe Christa op de wagen meereed om kolen weg te brengen. Zij was toen 7 á 8 jaar oud. 

Het Lager Ferderwardergroden, bij Wilhelmshaven wordt op 3 mei 1945 door Poolse troepen bevrijd. Vier dagen later, op 7 mei wordt In het hoofdkwartier van generaal Eissenhouwer de capitulatie van Duitsland ondertekend. De oorlog in Europa is voorbij. 

Voor Michal betekent dit niet dat hij naar huis kan gaan. Hij wordt ingedeeld bij de Gravendienst, een onderdeel van de M.P. in samenwerking met het Rode Kruis. De kazerne, ofwel zijn militaire kamp, lag in Oberlangen, vlakbij Haren /Ems.

Er werden massagraven geruimd bij Diepholz-Lemförde bij Osnabrück, Maar ook bij Niederlangen, het vrouwenkamp van de opstand bij Warschau, en andere kampen.

Vanuit Oberlangen liep hij elk weekend naar Teranelkanaal of naar Musselkanaal, waar hij ook een vriendinnetje kreeg. Deze reizen waren handeltjes. Wat smokkelwaar, zoals koffie en sigaretten, maar ook de levering van gestolen motorfietsen en alles wat er maar te ritselen was. Het normbesef was direct na afloop van de oorlog ver te zoeken. Deze uitstapjes werden in uniform gemaakt. Eens zeiden Nederlandse jongelui tegen hem:” Jij bent een goede Pool”, “Jij hebt ons van de Duitsers bevrijd.” Zonder te luisteren naar het tweede gedeelte en niet helemaal begrijpend wat er nu precies was gezegd, sloeg hij de jongen tegen de grond, Bhammm! 

Goeje betekend in het Pools zoveel als: lul, klootzak, enz.
Eender was aan de conferentietafel in Malta beslist over de naoorlogse grenzen van Europa en de politieke invloedssferen die daarbij hoorden. Voor Polen betekende dat een opschuiving op de kaart van meer dan 200 km. Voor Michal betekende dat, dat het ouderlijk huis nu in de Sovjet-Unie lag (Nu in de Ukraine). Dat wilde niet zeggen dat hij niet terug zou mogen naar Polen. Naar Tenetniki mocht niet, maar naar de westelijke gebieden mocht wel. Hier naar gevraagd in een intervieuw in 1997 vertelde Michal aan mij: ” Wat moest ik daar zoeken, landbouwer worden soms? Ik was goed onderlegd en vrij technisch en wilde in het vrije westen een toekomst opbouwen.” Daarin kon ik hem geen ongelijk geven.

Na zijn demobilisatie in 1948 vestigde hij zich in Lemmer. Dit omdat hij via vrienden in Musselkanaal had gehoord dat daar werk zou zijn als smidsknecht op een scheepswerf. De brieven die Michal naar huis stuurde, kwamen allemaal als onbestelbaar terug. Informatie bij het Internationale Rode Kruis gaf ook niet het gewenste resultaat. Brieven die hij stuurde naar Warschau of naar Moskou werden niet eens beantwoord. Het was om wanhopig van te worden. 

Nog even in herinnering: Michal was nog geen 16 jaar toen hij voorgoed uit Tenetniki vertrok. Hij kende wel veel mensen van gezicht en van naam uit zijn dorp, maar hij had toch geen adresboekje. En dan nog, leefden die mensen überhaupt nog wel? Immers de Duitse bezetting van 1941 was al grimmiger geweest dan de Russische bezetting van 1939. Maar bij de terugtocht van de Duitse troepen werd de tactiek toegepast van de verschroeide aarde. Waarbij de SS zich niet schuwde om hele dorpen plat te branden en hun inwoners tot de laatste man toe uit te moorden. Vooral wanneer men maar de minste indruk had, dat de bevolking zo niet Anti-Duits dan wel Pro-Russisch was. Ook werden soms, als represaillemaatregel, hele dorpen weggevoerd als dwangarbeiders of simpelweg opgehangen, dat scheelde weer kogels. Er waren toch geen betere Polen dan dode Polen. 

Ook de Sovjetbezetting bracht daar geen verbetering in aan. Het was alleen de omgekeerde wereld. Nu moest men bewijzen dat men anti-Duits was geweest. Er hoefde maar één dorpsbewoner naar de volkscommissaris te gaan om te vertellen, dat je volgens hem toch vermoedelijk de Duitsers niet voldoende had tegen gewerkt. Toen en toen was je zelfs vriendelijk geweest en had hun de weg gewezen. Dat was meer dan voldoende voor een enkele reis Siberië.
Bij de verschuiving van Polen was het een grote chaos geweest. Met dat de Duitsers verplicht het land verlieten, soms alleen met handbagage, stroomden ook de Polen uit de Poolse Oekraïne het westen in. Stel je dat even voor. Geen auto’s, maar alleen lange stromen vluchtelingen. Soms met goederen- en veewagens per spoor, dan weer einden lopen omdat er zelfs geen rails meer zijn. Huilende vrouwen en kinderen, maar ook groepen die niets meer te huilen hebben omdat zij alles en iedereen verloren hebben. En dan de staatlozen, de honderdduizenden die uit Gods hand waren gevallen, de overblijvenden van de kampen en de mensen die nergens meer thuishoorden, de Estlanders en de leden van het Wlassov-leger, misdadigers, Joodse overlevenden en ondergedoken SS-ers, deserteurs van alle legers en nationaliteiten. Al die mensen moesten eten en drinken en ‘s nachts onderdak hebben. Later definitieve vestiging en weer aan het werk.

De Marshal hulp waarmee het westen weer werd opgebouwd en waarvan bijvoorbeeld Nederland leningen kreeg om in te kopen, daarvan bleef Polen onder grote druk van de Sovjet-Unie verstoken. 

Er kwam een breuk met de Sovjet-Unie, Berlijn werd geblokkeerd en door de lucht bevoorraad. Het IJzeren gordijn werd langzaam maar zeker opgericht en gesloten. Hierdoor was Michal bang dat hij nooit meer iets van of over zijn familie zou horen…

Michal trouwde in Lemmer in 1949, en verhuisde in 1951 naar Drachten om bij Philips te gaan werken.
Daar werkte hij totdat zijn pensioen en bleef in Drachten wonen tot zijn dood op 79-jarige leeftijd.

Hij kreeg 4 kinderen, drie meisjes en één jongen.
Hij is meerdere malen terug naar Polen geweest om zijn ouders en familie te bezoeken.

Rika Emmens-Mazur
Langley, BC, Canada