Folkert Eijkenduin
Het verhaal van Folkert Eijkenduin. Het zijn kleine herinneringen aan zijn tijd in het Friese Exmorra. Lees zijn belevenissen als stadse jongen op het Friese platteland.
"Als kleine jonge vanuit de Amsterdamse Pijp naar het Friese platteland."
Door: Jan Vellekoop
Vanavond hebben wij een afspraak bij de heer Folkert Eijkenduin uit Amstelveen. Folkert is in 1938 geboren en woonde toen de oorlog uitbrak samen met zijn ouders en zusje in De Pijp in Amsterdam. Zijn vader was schilder. Folkert heeft een paar herinneringen over de periode van de Tweede Wereldoorlog die hij graag met ons wilt delen.
'Een van de eerste dingen die ik nog weet te herinneren is dat ik samen met mijn moeder bij familie in Duitsland was, dit was in november 1943. Ik was daar in verband met twee begrafenissen, van de broer en vader van mijn moeder. Mijn moeder was Duitse. We zaten tijdens dat bezoek veel in de schuilkelder en het was mooi weer. Samen met wat jongens speelden we op de begraafplaats in de buurt.
In de winter van 1944 zijn we met ons gezin op de fiets naar Friesland gegaan. Er lag veel sneeuw en er was een flinke laag ijs op de sloten. Waarschijnlijk omdat mijn moeder een Duitse was, werden we meegenomen door Duitsers in een vrachtwagen met linnen kap en met een aanhanger. In de aanhanger gingen de fietsen. Zo kwamen we op een makkelijke manier over de Afsluitdijk. Was anders niet te doen, door het slechte weer, de ondervoeding en het fietsen met twee kleine kinderen. Dit was, zeker achteraf, iets bijzonders dat we op deze manier in Friesland terecht kwamen.
Uiteindelijk kwamen we aan in het plaatsje Exmorra, in de buurt van Bolsward. Ik kwam in een klein arbeiders huisje terecht. Het linker huisje van vier. Bij de koster en zijn gezin. De vader van de koster woonde er ook. Toen hij overleed kwam zijn kist midden in de kamer te staan. Slapen deed ik in een oude bedstee, waar het erg donker in was. Doordat ik inmiddels tuberculose had opgelopen, mocht ik niet veel naar buiten en woonde ik niet samen met mijn moeder en zusje. Zo alleen bij een vreemd gezin was erg moeilijk, zeker omdat ik zo jong en ziek was. Vader was weer terug gegaan naar Amsterdam en is naar mijn herinnering maar een paar keer op bezoek geweest. Vader kwam dan met de Lemmer boot naar Friesland. Moeder zat een keer behoorlijk in de rats, er was een Lemmer boot gezonken. Gelukkig zat vader daar niet op.
Naast het kleine huisje was een grote boerderij. Daar kon ik af en toe stiekem wat reepjes suikerbiet eten. Soms wilde ik met de kinderen uit de buurt buiten spelen, maar dat wilden zij niet. Ook zwommen de kinderen veel in de vaart, maar dat mocht ik niet. Ik werd als enige af en toe in een emmer water gezet. Ik heb me die tijd erg eenzaam gevoeld. Achter het huisje was een eendenkooi, spelenderwijs ging de jeugd uit de buurt er eieren kapot gooien. Daar kreeg ik uiteindelijk de schuld van en een behoorlijk straf! Ik moest op zolder gaan zitten.
Mijn moeder werkte bij een spinnerij en soms bij een boerderij in het dorp. Daar ging ik af en toe even kijken. Als ik dan langs de bakker liep kreeg ik soms wat deeg, waarmee ik ging vissen. Dat werkte best goed. Ik weet ook nog goed dat er bij de molen in de buurt een brandstoftank van een vliegtuig was gevallen. In de buurt van het dorp lag een Duitse schietbaan. De Duitsers schoten hier op schietschijven. Toen ze op een dag aan het oefenen waren werd er een paard dodelijk getroffen. Ik weet nog goed dat het dode paard op een wagen naar de slager werd gebracht. Van dit soort dingen keek ik eigenlijk niet meer op.
Toen de oorlog was afgelopen en Nederland vrij is, heeft mijn vader ons weer opgehaald met een bakfiets. Ook weer met een Lemmer boot. Bij aankomst in Amsterdam stikte het van de Geallieerde soldaten! Ze sliepen in kleine tentjes langs de weg.
Een zus van mijn moeder had iets met een Amerikaanse officier. Hij weet nog dat ze met het gezin naar Rotterdam gingen, naar de Holland Amerikalijn. Om daar de zus en de Amerikaan uit te zwaaien, die gingen naar Amerika.'
Veel later, eind 80-er jaren is Folkert nog eens terug geweest bij het plaatsje Exmorra. De kerken en boerderijen die hij zich nog kon herinneren waren er nog. Het huisje (het hele rijtje van 4) zijn er niet meer.
Hieronder een plattegrondje van wat hij zich nog kan herinneren. Het linker huisje (van de vier) getekend met blauw is het huisje waar hij tijdelijk werd opgevangen. In de boerderij naast de linker kerk werkte en woonde zijn moeder en zusje.