Mevrouw Van Galen

Via de e-mail krijgen wij geregeld verhalen aangeleverd. Hier zijn we erg blij mee. Mevrouw Van Galen stuurde ons onderstaande korte herinnering van de oorlogsjaren in Lemmer.

'Ik was 5 jaar toen de tweede oorlog begon en 10 toen hij eindigde.

Ik woonde in Lemmer op de Nieuwedijk. Dat was een straat met vrijstaande huizen die allemaal door de Duitsers gevorderd werden , behalve het onze. Eerst dacht ik dat wij mochten blijven omdat we met 5 kinderen waren, maar het was omdat mijn vader de brandstoffen distribueerde over zuid Friesland.

De Duitsers die in onze straat kwamen wonen waren zeer vriendelijk. Elke morgen kreeg mijn moeder als ze uit de kerk kwam een brood aangereikt. Een Duits kuch (zuurdesembrood). Daar hadden ze hun kelder mee vol liggen.

Mijn grootvader was hofmeester op de Jan Nieveen de boot die dagelijks op en neer voer tussen Amsterdam en Lemmer. Daar kwamen veel mensen mee die in Friesland op zoek gingen naar eten.De Jan Nieveen lag in Amsterdam aangemeerd achter het Centraal Station. Een zus van mijn vader die meehielp op de boot bood moeders die daar stonden met baby's op de arm aan om die baby's mee te nemen naar Lemmer. 

Voor die moeders was dat een wanhoopsdaad! Mijn tante was niet zo zachtzinnig; tegen de moeders zei ze' wil je dat je kind verhongert? nee, geef het dan mee met mij. Ze was zelf niet getrouwd maar wel gek op kinderen. Dus vaak had ze verschillende baby's tijdelijk in huis. Soms mocht ik met een kinderwagen met zo'n baby rondwandelen! 

In Lemmer was een gaarkeuken, daar kon je elke dag eten halen. Wij aten dat niet zelf maar gaven dat aan mensen die bij ons aanbelden voor eten. Midden in het dorp lagen vaak boten met onderin het ruim kinderen uit het westen die op doorreis waren naar gezinnen in Friesland die hun op konden vangen. Als wij daar langs liepen op weg naar school riepen ze ons vaak met geld in de hand in de hoop dat wij ergens wat te eten voor ze konden kopen. 

Mijn tante , een franciscanes van de Herengracht uit Amsterdam werd door haar moeder-overste naar haar geboortedorp gestuurd om eten bij elkaar te bedelen. Zij en een medezuster hadden ook een paar kinderen bij zich die ondergebracht moesten worden, o.a bij ons. 

Het was winter, er lag sneeuw, mijn vriendinnetje en ik liepen met hun met een grote slee langs de katholieke gezinnen die wel wat wilden geven. Onze school was door de Duitsers gevorderd, dus we hadden zo nu en dan maar les en dan in het parochiehuis.

Er was schaarste aan van alles. Voor brood en gebak moesten bonnen worden ingeleverd. In de etalage van een grote winkel lagen goederen uitgestald met een briefje waar op stond waar het tegen geruild kon worden.


Echt oorlogsgeweld was er niet in ons dorp. We hoorden vaak vliegtuigen overvliegen en V2's.
Vlak voor de bevrijding werd de haven in Lemmer wel beschoten door de geallieerden. Ze beschoten de boten die de Duitsers hadden klaarliggen om mee te vluchten.

De bevrijding herinner ik me nog heel goed, voor het feest en de versiering in het dorp.'

 

Dit verhaal hebben we ook op onze facebookpagina geplaatst. Zie hier de reacties op dit verhaal.