Jan Rooijakkers

Vandaag, 28 april 2023, haalden we in Veldhoven herinneringen op bij de heer Jan Rooijakkers, geboren op 19 juli 1935 te Eindhoven.  

 

Jan zegt in zijn oorlogsherinneringsbeelden maar weinig Duitsers te hebben. “Die zagen we nooit”.

Een van de eerste flashbacks is bij vader achter op de fiets, toen ze gingen kijken naar een brug niet ver van Best, die door de Nederlanders zelf vernield was.

 

Maar al pratende blijkt spoedig veel meer het vastleggen waard:

Een van mijn herinneringen is dat ik met mijn vader bij de kampioenswedstrijd PSV-LONGA was. Vader werkte bij de Philips Luchtbeschermingsdienst en daarom konden wij in het stadion binnenkomen via de jongenspoort. Op een gegeven moment werd alles afgesloten door de Duitsers. Veel mensen, werden opgepakt en een voor een naar overvalwagens gebracht. Sommigen probeerden over de omheining te klimmen om te ontsnappen. Daar werd door de Duitsers op geschoten. Met vaders’ pasje van de Luchtbeschermingsdienst konden wij ook weer door dezelfde poort naar buiten.

 

Vader is ook een keer opgepakt door de commiezen (ambtenaren van de douane J.S.) en negen dagen lang vastgehouden in het politiebureau. Bij ons in huis kwamen ze toen alles overhoop halen. Dat zal wel iets met handel in voedselbonnen te maken hebben gehad.

 

Op 6 december 1942 had ik van Sinterklaas een paar stelten gekregen. Toen ik ermee buiten liep kwamen vliegtuigen maar net boven de toppen van de bomen over, heel laag om onder het bereik van het afweergeschut te blijven, dat op de Philipsfabrieken stond. Dus ik ging snel naar binnen. Achter ons, in de Piet Heijnstraat, is toen een bom neergekomen en het vliegtuig viel zelf in de van Kinsbergenstraat. Alle ruiten lagen er bij ons uit. Het gebeurde rond het middaguur. De konijnen, die we net wilden gaan eten, hebben we weg moeten gooien, omdat die vol glas zaten.

Een dag tevoren had ik nog met mijn kameraad, Jan Wernaart, staan praten over Sinterklaas. Jan woonde achter ons, precies waar die bom gevallen is. Jan en zijn moeder kwamen daarbij beide om. Zijn vader was niet thuis.

Ik ben later met mijn stelten weer de straat op gegaan en zag er een hak van iemand liggen. Ik ben toen ook nog naar de Demer geweest, de winkelstraat in het Eindhovense centrum, die volledig weggebombardeerd was. Ik weet nog dat ik er met een paar vrienden ben gaan kijken waar een juwelier gezeten had. Daar zijn we tussen het puin gaan zoeken of we nog iets konden vinden.

 

De Duitsers verzamelden op de Woenselse Markt, waar wij woonden, alle paarden die ze geconfisqueerd hadden van de boeren. Op een gegeven moment sloegen die paarden op hol. Ze kwamen en masse naar ons toe. Dat heeft geweldig veel indruk op me gemaakt.

 

Dan kom ik op de landing van de Amerikaanse Airborn Divisie in Son (ten noorden van Eindhoven J.S.). Dat is 17 september 1944 geweest. Ik heb de parachutisten uit de zweefvliegtuigen zien springen voor de Operation Market Garden.

 

Op 18 september stond ik ’s morgens op de Markt, bij ons voor de deur, toen Duitsers, gewapend staande in auto’s aankwamen. Er werd ook geschoten. Even later kwamen Amerikanen van de andere kant  op vaste afstand van elkaar, langs de huizen aanlopen. Daarbij gingen ze telkens achter de volgende boom staan. Later lagen er, krijgsgevangen gemaakte, Duitsers op de grond, niet dood. Daar heb ik bij gestaan.

Eindhoven is die dag bevrijd.  

Toen het donker werd gingen wij de verduisteringspapieren, die ervoor moesten zorgen dat er geen licht naar buiten scheen, opstoken op de Markt.

In die tijd zag ik ook een colonne tanks, waarbij ik bang werd van het lawaai, in volle vaart  richting Nuenen gaan. Daar waren nog Duitsers met Tigertanks.

De Duitsers gooiden in de avond lichtkogels uit vliegtuigen om de Engelsen in de stad beter te kunnen bombarderen. Mensen dachten dat het vuurwerk was. Mijn moeder zei dat het lichtkogels waren. Vanwege het bombardement dat volgde zijn wij naar een neef van vader in Acht gevlucht. Vader, moeder, onze Annie, ons Nel, ik en onze Peter. Die was geboren op 3 juli 1944 en lag dus in de kinderwagen. We zijn daar maar een paar dagen gebleven. Mijn vader hielp er bij een boer met fruit plukken. Je had daar de Batafabrieken, waarvandaan  de Duitsers op een colonne Engelsen schoten. Bij de boer, waar mijn vader was, werd dwars door de gevel heen geschoten, waardoor de boer dodelijk geraakt werd. Diezelfde dag zijn wij er weer weggevlucht, terug naar huis. De kogels ploften onderweg naast ons in het zand. Ik zag toen ook dat een jager een vliegtuig raakte, dat brandend naar beneden ging. Toen we over de Oirschotse Dijk terugliepen, zag ik ‘m daar liggen.

Bij de brug in Best lagen grote hopen opgebrande kolen. Die zeefden wij om er uit te halen wat nog bruikbaar was voor thuis.

 

Ik heb ook gezien dat een tankwagen door een Spitfire in lichter laai werd geschoten bij een benzinestation aan de Boschdijk.

 

De Engelsen hadden op de Woenselse Markt werkplaatsen opgericht. Mijn jongensschool was ook ingenomen. Daar hadden ze o.a. een schoenmakerij en een kleermakerij. Ik ben daarom een jaar niet naar school geweest. Ik liep dus wel bijna een heel jaar tussen de Engelsen rond. En kon bij wijze van spreken een tank uit elkaar halen en weer in elkaar zetten. Want ik stond er altijd met mijn neus overal boven op.

Twee Engelsen kwamen ’s avonds vaak bij ons thuis buurten. Een naam heb ik altijd onthouden: Donald Loviks, uit Southampton. Hij was smid, meen ik, en bracht wel eens wat kooltjes voor ons mee. En er kwam ook wel eens een Canadees, Harald.

 

Dag en nacht kwamen er duizenden bommenwerpers over, richting Duitsland en terug.

Overdag zag  de lucht er zwart van. Onze wc was buiten achter het huis. Als je daar

’s nachts zat met de deur open, dan zag je in de lucht de lichtsporen van het afweergeschut, dat op de bommenwerpers gericht werd.

Onze buren waren oudere mensen, die naar ons toe kwamen als het weer eens te spannend werd. Dan zetten we de tafel tegen de binnenmuur aan en gingen we daar onder zitten. Dat was ’s nachts geregeld te doen, zeker op het laatst.

 

Een keer werd er ’s avonds gebeld. Er stonden twee meisjes, een van Schampers en een van Gielen, vriendinnen van mijn oudste zus, voor de deur om te vragen of Annie mee ging dansen.

Ik hoorde op dat zelfde moment een hoop lawaai en zag een V1 vlak over ons heen komen en naar beneden draaien, waar zo ongeveer mijn tante, een zus van mijn vader, woonde.

Annie ging niet mee met de vriendinnen. De twee meisjes zijn in de richting gelopen waar ik de V1 zag neerkomen. Daar is niets meer van ze terug gevonden.

Vader is er naar toe gegaan om te zien of hij iets kon doen. Met tante was gelukkig alles goed. Zo’n gebeurtenis blijft je altijd bij.

 

Interview: J. (Sjef) Smeets