Piet Beekman
Vandaag, 7 maart 2023, halen we in Mierlo herinneringen op bij de, op 23 juni 1935 in Rotterdam geboren, heer Piet Beekman.
Dit is zijn verhaal:
Wij woonden toen de oorlog uitbrak in Zierikzee, op Schouwen-Duiveland, waar mijn vader Hoofd was van de katholieke Willibrordusschool. Ik was het tweede van toen zes nog kleine kinderen in het gezin.
Mijn eerste herinnering aan de oorlog is dat ik de Duitsers op motoren aan de overkant van de gracht rondjes om de stad zag rijden. Ze wisten niet waar ze de stad in konden, want men had in 1940 de stadspoorten voor hen gesloten. Maar de Duitsers dreigden: “Jullie weten wat we met Rotterdam hebben gedaan. We kunnen ook bommen op Zierikzee gooien.” Toen werden de poorten natuurlijk open gezet.
In 1942 werd ons huis aan de Touwbaan “gewoon” gevorderd door een NSB-er. We moesten er uit en kwamen terecht in een oud deels-middeleeuws huis aan de Oude Haven, vlak bij de stadspoort.
Na enige tijd vestigde zich daar, drie huizen verderop, het Duitse officiershotel, het “Wehrmachtsheim”.
Ik herinner me dat de Duitsers hun voertuigen parkeerden op de naar het water afhellende kade. We speelden daar met andere kinderen. We zagen op een gegeven moment een geparkeerde auto heel langzaam rijden richting haven en vijf meter naar beneden gaan, met laag water zo de modder in. We hebben toen aangebeld en gezegd dat een van de auto’s wat lager was geparkeerd.
In februari 1944 kwam het bevel dat we moesten vertrekken, omdat het eiland onder water werd gezet, als onderdeel van de Atlantikwall. Dat was de Duitse verdedigingslinie van Noorwegen tot Spanje, bedoeld om een invasie van de geallieerden te voorkomen.
Op 12 februari 1944 werd de polderbemaling stilgezet. En daardoor kwam er gemiddeld 1 meter water op het eiland te staan. De burgemeester maakte op 17 februari dan ook bekend dat men alles moest achterlaten en niet met eigen vervoer kon vertrekken. Alle eigen voertuigen moesten worden achtergelaten.
Wij evacueerden op 27 februari, ’s morgens heel vroeg, op weg naar mijn moeders’ moeder in het Drenthse Emmer-Compascuum bij de Duitse grens. De reis ging eerst met de stoomtram naar Zijpe op Schouwen-Duiveland en daar vervolgens met de boot naar de overkant naar Sint Philipsland. Daar stonden bussen klaar naar Roosendaal en dan verder met de trein naar het noorden, via Utrecht naar Zwolle en zo verder naar Emmen in Drenthe. Daar kregen we voorlopig onderdak bij oom Henny. Uiteindelijk gingen wij wonen in een door de Duitsers gevorderde woonruimte in Valthermond.
Mijn vader heeft het bij de Duitsers voor mekaar gekregen om onze meubels, inclusief de piano en wat huisraad, samen met Duitse vracht te verschepen naar Emmen. De schipper, met zijn twee zoons ook aan boord, heette Boeree. Zij bleven met hun schip daar liggen tot aan de bevrijding in 1945.
Het laatste oorlogsjaar was spannend. Mama had oranje spullen klaar liggen.
Op 3 mei was het zover. Opeens hoorden we schieten. De Duitsers werden over de grens gedreven. Toen was het voorbij. Een hele colonne tanks kwam er aan. Bovenop zaten soldaten met zwarte gezichten. We hoorden dat het Polen waren, anderen zeiden Canadezen.
Dan volgt uiteindelijk toch de terugreis. Een bijzonder verhaal.
Papa was naar de schipper toe gegaan en had gevraagd: “Boeree, kun je ons ook weer terugbrengen naar Zierikzee?”
Dat kon. Hij richtte met zijn zoons het ruim in als woonkamer. Voer naar ons toe in Valthermond, waar wij in augustus 1945 aan boord gingen.
Voordat we vertrokken overleed in juli mijn jongste broertje Frans. De lokale huisarts herkende zijn ziekte niet, later zei onze huisarts in Zierikzee dat het welzeker hersenvliesontsteking was geweest.
Ons gezin is met een motor-zeilschip een “klipper”, in drie weken tijd terug gevaren. Ongelooflijk, via de smalle Drentse kanalen eerst naar Munsterscheveld, om oma gedag te zeggen, vervolgens naar Hoogeveen, Meppel, Zwolle, daar het IJsselmeer op richting Amsterdam. Via het Amsterdam-Rijnkanaal, door de enorme nieuwe sluizen bij Tiel, richting Dordrecht over het Hollands Diep naar de Zeeuwse wateren tot Zierikzee.
’s Avonds als het donker was en wij in het ruim in onze bedjes lagen ,speelde mama op de piano en zongen papa en de schipper met zijn zoons.
In Zierikzee meerden we bij vloed af vóór het huis.
Het eiland stond nog grotendeels onder water. Er was ook geen sprake van een “Bevrijdingsfeest” of iets dat daar op leek.
Het eerste grote feest kwam pas in 1949, toen het 1100-jarig bestaan van de stad Zierikzee werd gevierd.
Maar stel je voor, als tienjarige jongen zo’n tocht van drie weken op het water meemaken. Dat was voor mij een feest en een ongelooflijke en onvergetelijke belevenis. Ik wilde stuurman worden.
Interview: J. (Sjef) Smeets