Annemie van Asten
Vandaag, 29 november 2023, noteren we in Heeze de oorlogsherinneringen van de op 1.2.1938 in Asten geboren mevrouw Annemie van Asten.
Rond mijn geboortedag was er groot feest in het dorp. Alle scholen uit Asten, Ommel en Heusden werden bij elkaar gebracht in het Parochiehuis, want daags tevoren was Prinses Beatrix geboren. Daarom hebben mijn ouders ook Beatrix aan mijn namen toegevoegd.
Twee jaar later werd mijn zusje, Petra, geboren. De Duitsers trokken toen hier langs naar Sluis 11, waar wij vlakbij woonden. Ze gingen ook bij mensen naar binnen om uit te rusten. Een van hun zag Petra in de kinderwagen liggen en barstte in tranen uit, zo vertelden mijn ouders later. De soldaat heeft tegen mijn moeder gezegd: “Ik ben Sudeten-Duitser en heb thuis ook zo’n kindje”
(Sudetenland was de naam die van 1918 tot 1945 werd gebruikt voor een regio die in meerderheid werd bewoond door Duitstaligen. Van 1918 tot 1938, en na 1945, was het een deel van Tsjecho-Slowakije, sinds 1993 van Tsjechië. Bij de Conferentie van München was aan Hitler door het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Italië toegestaan om met ingang van 10 oktober 1938 die delen van Bohemen en Moravië in bezit te nemen waar de meerderheid van de bevolking uit Duitsers bestond; zulks in ruil voor vredesgaranties. J.S.)
De Duitsers trokken hier dus “het kanaal” over, zoals wij de Zuid-Willemsvaart noemden.
Een van de eerste dingen die tot me doordrongen was de onrust van mijn ouders, als ze bij de radio zaten.
In de zomer gingen we met mijn moeder naar Sluis 10 en dan vroeg ze aan een schipper of hij ons kinderen mee wilde laten varen tot Sluis 11.
Wat ik me ook nog levendig herinner is dat de buren met ons in een blok van twee huizen woonden. Zij waren heel erg bang en hadden daarom in de keuken een gat in de muur gemaakt waardoorheen ze met ons konden communiceren. Zodoende hoefden ze niet buiten te komen.
Thuis hadden we ook een kelder. En daar kwamen de boeren hun kazen in leggen om te rijpen, omdat de Duitsers daar niet kwamen controleren wat je in huis had. Dus wij hadden zo altijd kaas. Er stond ook een grote bak, waar anders aardappelen in lagen, maar daar sliepen wij toen in, naast elkaar. Voor de kinderen waren daar bedden in gemaakt.
Op een gegeven moment is Asten tijdens de Slag om de Peel gebombardeerd. Omdat wij bij Sluis 11 woonden, moesten we met de hele straat evacueren. De buurman had een grote transportfiets, waar hij allemaal dekens op had gelegd. Mijn broertje lag in de kinderwagen en daar was ook van alles op getast, onder andere vaders zwarte trouwpak. En het mooiste van alles, herinner ik me nog, was een klein geel Mariabeeldje. Dat had mijn moeder ook meegenomen.
We zijn toen een aantal weken op een boerderij geweest, buiten Asten, richting de Peel, in het gehucht “De Brand”. We kwamen terecht bij een boer, die later verongelukt is toen hij op een mijn liep.
Wij waren daar met heel veel mensen. We sliepen allemaal op de grond, alleen ons vader sliep in de opkamer. “Je kon de schoolmeester toch niet tussen al die mensen leggen”.
We moesten er allemaal helpen aardappelen schillen. Best gezellig. Ik stond alleen doodsangsten uit als ik tussen de varkens door naar de houten plee moest. Dus als je daar op zat, kwamen die varkens bij je kijken. Die stonden dus dicht bij je te knorren. Als kind was je dat natuurlijk niet gewend.
Toen we thuis terug kwamen, bleken in onze straat heel veel huizen beschadigd te zijn. Mijn vader en moeder hadden allebei op kostschool gezeten, dus ze hadden allebei een kostschoolkist. De ene zat vol winterkleding en de andere vol linnengoed. De twee kisten hadden ze in de tuin onder de bomen verstopt. De kist met het linnengoed was helemaal doorboord. De lakens zaten vol gaten, herinner ik me. Met de kist vol winterkleding was niets gebeurd. Maar ons hele huis stond onder water. Dat hadden de Duitsers gedaan voor hun vertrek. Wij zijn toen maar te voet naar Heeze gegaan. We konden niet over de brug van Sluis 11, want die was kapot geschoten. Dus moesten we over de sluisdeuren klimmen. Hoe die wisten dat we onderweg waren, weet ik niet. Maar op een gegeven moment kwamen de ooms uit Heeze ons op de fiets tegemoet. In Heeze hadden ze een hele grote schuilkelder, waar we in gezeten hebben.
Op de weg terug naar huis lieten mensen, die al op verkenning waren geweest, ons een hand vol koffiebonen zien. Die waren er opeens weer.
Engelse militairen werden bij mensen ingekwartierd. Mijn ouders hebben er vaak tot diep in de nacht ontzettend van genoten om met die officieren te bridgen. Ze hadden het zo plezierig met elkaar. Met een van hun hebben ze nog lang contact gehouden. Maar we hadden ook een huishoudelijke hulp voor dag en nacht. Dat vonden die Engelsen wel leuk natuurlijk.
Het was voor de ouders heel spannend. Hoe lang zou het duren? En wat gebeurde er allemaal bij de hevige gevechten in de Peel? Maar zelf heb ik niet veel van de oorlog meegemaakt. Mijn herinneringen zijn althans niet heftig. We hebben bijvoorbeeld nooit honger geleden. Want we hadden een hele grote tuin.
Ik heb nog een foto van ons kinderen toen we bevrijd waren. Alle vier feestelijk aangekleed met vlaggetjes in de hand:
1945 v.l.n.r. Annemie, Ursie, Bertwien, Petra van Asten
Interview: J. (Sjef) Smeets