Bets Cooke - Hariot
Vandaag, 1 november 2023, halen we in Veldhoven oorlogsherinneringen op bij mevrouw Bets Cooke – Hariot, geboren in Zaltbommel op 14.8.1934, maar in de oorlogsjaren, als enigst kind, met haar ouders al woonachtig in het (boven Oostburg in West Zeeuws-Vlaanderen gelegen Zuidzande).
Mijn vader was bij de politie en reageerde er in 1938 op de vacature van veldwachter.
Niet zo vreemd die verhuizing, want mijn ouders zijn van afkomst Zeeuws: mijn moeder is van Oost Zeeuws-Vlaanderen en mijn vaders’ familie van Walcheren.
Een jaar later, op 10 mei 1940 brak de oorlog uit. Ik was vijf jaar en weet nog goed dat mijn moeder tegen me zei: “Betsie, nu is het oorlog”. Wat dat betekende wist ik natuurlijk niet, maar wel dat het heel belangrijk was. Al snel kwamen Franse soldaten in Zuidzande aan. Mijn vader moest als veldwachter zorgen dat er geen ongeregeldheden kwamen. Diezelfde avond hebben mijn moeder en ik niet meer thuis geslapen, omdat we daar alleen zouden zijn. We sliepen in het huis van meester Kauwe, het hoofd van de lagere school, op matrassen in de huiskamer, samen met andere mensen uit het dorp. De Franse soldaten waren gedesillusioneerd vanaf Walcheren gekomen, waar ze tegen de Duitsers hadden gevochten. In Breskens hadden ze nogal huisgehouden, vernielingen, inbraken, etc. Dus het was oppassen. Gelukkig bleven ze maar een nacht.
De eerste Duitse soldaten kwamen pas na enkele maanden in ons dorp. Ze waren gedisciplineerd. De mensen hadden er hoegenaamd geen last van. Ze werden, meestal alleen voor de nacht, bij mensen ingekwartierd. Overdag waren ze vaak in het Wehrmachtsheim, een houten gebouwtje naast de lagere school. Of ze zaten in het NSB-café, tegenover het huis van mijn vriendinnetje, Magda Risseeuw. Ook wij kregen inkwartiering, een onderofficier, Erich Hoch. Dat weet ik nog. Mijn vader kon een beetje met hem praten.
Iedereen moest als het donker werd zijn ramen verduisteren met zwart papier of met de rolluiken. Er brandden ook geen straatlantaarns. Fietslampen waren afgeplakt tot een klein streepje licht.
De eerste oorlogsjaren waren rustig in het dorp. De kinderen gingen gewoon naar school. De ouders hadden wel hun zorgen, maar daar hadden wij als kinderen geen weet van.
De bevolking moest de radio’s inleveren, zodat ze onwetend werd gehouden over de oorlogshandelingen. Maar mijn vader mocht hem houden vanwege de politieberichten. Hij luisterde ook stiekem naar Radio Oranje vanuit Londen. Onze buurman, Willem de Witte kwam ook wel eens luisteren.
In die eerste jaren konden we ook nog gewoon naar het strand in Cadzand en aan het einde van zo’n heerlijke dag wafels eten op de “Blanke Top”. Daar kwam een eind aan toen op bevel van Hitler de “Atlantik Wall” werd gebouwd (verdedigingswerken langs de kust van Noorwegen tot aan de Spaanse grens). De hele kust kwam vol te liggen met bunkers. Daar moest de bevolking aan meehelpen. Ook werden op het strand ijzeren of houten palen geplaatst, schuin in de richting van de zee. Dit gebeurde in opdracht van veldmaarschalk Erwin Rommel. Ze werden daarom de Rommelasperges genoemd. De hele duinenrij werd met prikkeldraad afgezet en werd “Sperrgebiet”.
Op een dag in de zomer fietsten mijn moeder en ik naar Sluis. Daar was namelijk een zwembad in het kanaal. We konden immers niet naar de zee. In Sluis aangekomen zagen we voor ons een rij Duitse soldaten lopen. We konden er bijna niet langs. In mijn zenuwen reed ik een van hen pardoes tussen zijn benen. Hij was gelukkig niet kwaad. Zijn collega’s moesten er erg om lachen.
Ook gingen we vaak op de fiets naar een of andere boerderij om melk, eieren en boter te kopen. Veel levensmiddelen waren “op de bon”. Maar mijn moeder kon toch nog bonnen opsturen naar familie in Amsterdam. Omdat er nogal eens paarden en koeien in de wei dodelijk getroffen werden, waren er noodslachtingen. Dan konden de mensen weer vlees kopen.
Na een paar weken kwamen er twee Poolse soldaten bij ons in de kelder. Ze waren gedeserteerd uit het Duitse leger. Ze hadden blijkbaar geen enkel vertrouwen meer in een goede afloop. Ze vermaakten ons met het zingen van Poolse liedjes.
Op 26 juni 1944 was D-Day, de dag van de landing in Normandië. “Nu worden we spoedig bevrijd” dachten de mensen. Het dagelijks leven veranderde niet. Maar wel de nachten, dan hoorde je de bommenwerpers overvliegen en het afweergeschut van de Duitsers, dat daarop volgde. Die schoten ook vliegende bommen af, die een fluitend geluid maakten. Als dat ophield, dan vielen ze ergens neer. De beruchte V1, een onbemand straalvliegtuig, ingezet als vliegende bom en de V2, de eerste onbemande ballistische raket. Hun doel was Engeland, maar sommige haalden dat niet. Die kwamen grotendeels in zee terecht, soms ook in de omgeving, maar gelukkig niet bij ons dorp. Dat was best beangstigend. Mensen, die aan de kust woonden, moesten evacueren naar dorpen in het binnenland.
Op 5 september 1944, bekend als “Dolle Dinsdag”, deden verhalen de ronde dat de geallieerden de Nederlandse grens reeds hadden bereikt. Maar dat gerucht bleek vals te zijn. De NSB-ers in ons dorp waren in paniek natuurlijk en sloegen op de vlucht. Mijn vriendinnetje Magda en ik lagen op haar bed modeplaatjes uit oude bladen van haar moeder te knippen. Opeens hoorden we wat rumoer buiten. Toen we uit het raam keken, zagen we de mensen van het NSB-café allemaal spullen op een kar laden. Op de hoek stond een Duitse soldaat met een geweer. Toen hij ons zag kijken en lachen, richtte hij zijn geweer op ons. Wat een schrik. We doken gauw weg en hebben ons niet meer laten zien. De volgende dag kwamen er steeds meer Duitse soldaten vanuit België en Frankrijk in vrachtwagens, maar ook te voet of op gestolen fietsen door ons dorp richting Breskens om daarvandaan met de boot over te varen naar Walcheren. Breskens zat toen dagenlang vol Duitsers. In de strijd om de Schelde vonden hevige gevechten plaats op de zuidelijke Scheldeoever, bij het opruimen van de zogenaamde "Breskens pocket", de Duitse verdedigingswerken om Breskens. Op 11 september werd de stad gebombardeerd door honderden bommenwerpers met als gevolg heel veel doden en gewonden, vooral onder de burgerbevolking.
Bekend is het verhaal van de familie van Hanegem. De vader van de later bekende voetballer beschermde op weg naar de schuilkelder een voor hem totaal onbekend kind met zijn eigen lichaam. Als hij was doorgelopen had hij de schuilkelder misschien net kunnen halen. Hij bleef dood en het kind overleefde. Een heldendaad, ook vermeld op het herdenkingsmonument in Breskens.
In de weken na 11 september werd er flink over en weer geschoten. De bevrijders lagen al dicht bij de Belgische grens. Maar omdat de Duitsers de aan onze provincie grenzende landerijen onder water hadden gezet, konden ze niet verder. Bovendien was het slecht weer. Regen, regen en nog eens regen, met als gevolg dat de wegen doordrenkt waren. Mijn vader had onze bedden beneden in de achterkamer gelegd. Maar daar lagen we ook niet veilig. Dus de volgende nacht zaten we onder de trap. Ook de buren kwamen erbij, Willem de Witte met vrouw en dochtertje. We hoorden de hele nacht granaten en bommen, dat was beangstigend. De volgende dag vonden we een plek in een kelder onder een boerderij, even buiten het dorp bij boer Luteyn-Cyssou. Daar zaten ook al andere bewoners waaronder een meisje uit mijn klas, Sientje Krane. Voor de rest allemaal volwassenen en een paar baby’s. Van slapen kwam vaak niet veel terecht. Je hoorde constant de vliegtuigen, die granaten afschoten en de bommen die werden afgeworpen op Oostburg, 2km bij ons vandaan. Als het overdag een beetje rustig was, dan mochten we even naar buiten. We zagen dat de watertoren in Oostburg helemaal vernield was, een akelig gezicht. Ook onze kerk had een voltreffer gehad. De torenspits was verdwenen.
Mijn ouders gingen ’n keer naar ons huis in het dorp. Opeens kwamen de vliegtuigen weer en begon het schieten. Wat was ik bang. Maar gelukkig kwamen ze na een tijd heelhuids terug. Ze hadden moeten schuilen en dicht langs de huizen gelopen.
Iedere dag hoopten we op de bevrijding, maar daar moesten we nog weken op wachten. Er werd over en weer hevig gevochten. De Duitsers gaven zich niet zo gauw gewonnen.
Montgomery had Antwerpen bevrijd. In plaats van door te stoten over de Zeeuwse eilanden wilde hij zo vlug mogelijk naar Duitsland, naar Berlijn. Dus West Zeeuws-Vlaanderen liet hij links liggen en daarmee in Duitse handen.
Geen streek in Nederland werd zo zwaar getroffen tijdens de bevrijding als West-Zeeuws Vlaanderen in het najaar van 1944. De stadjes en dorpen lagen 24 uur per etmaal onder geallieerd granaatvuur en overdag maakten de vliegtuigen het leven boven de grond vrijwel onmogelijk. Het aantal slachtoffers onder burgerbevolking liep in de honderden. Plaatsen als Breskens, Schoondijke, Oostburg en Sluis werden door de vele bombardementen praktisch met de grond gelijk gemaakt. Het aantal kapotgeschoten en getroffen huizen overtrof procentueel gezien elk ander gebied in Nederland. Het land was letterlijk omgeploegd door een regen van granaten en bommen. In Zuidzande duurde die periode van 6 t/m 29 oktober 1944. Het duurde later vele jaren voordat alles weer herbouwd was.
Op 29 oktober 1944 werd Zuidzande bevrijd door de Canadezen. Ze hadden de “Maple leaf” op hun uniformen en tanks. (Het esdoornblad algemeen erkend als het nationale symbool van Canada). Maar ze trokken al gauw weer verder. Wat waren we blij en opgelucht. Maar van een echte bevrijdingssfeer was toch vooralsnog geen sprake. Er waren doden gevallen en huizen verwoest en we hadden een hele nare en angstige tijd achter de rug.
Op weg naar ons huis zagen we veel kapotgeschoten huizen. Ons huis was er tamelijk goed van afgekomen. Weliswaar waren alle ruiten stuk en zaten hier en daar enkele kogelgaten. Maar we leefden nog en dat was het allerbelangrijkste. Ik had alleen keelontsteking en voelde me niet zo erg lekker.
Op 13 maart 1945 kwam Koningin Wilhelmina weer terug in Nederland. Ze liep op de grens tussen België en Zeeuws-Vlaanderen over een met meel geïmproviseerde grensstreep. Vanuit Eede bij Aardenburg kwam ze in een auto naar het zwaar getroffen Oostburg. Bijna heel Zuidzande liep of fietste ernaartoe om haar te zien. Een historisch moment. Ik was erbij. Harmonie “Veronica” speelde het Wilhelmus. We waren allemaal heel blij.
Na de bevrijding brak een drukke tijd aan. Ramen werden dichtgetimmerd. Huizen die kapot waren, werden opgelapt zodat de mensen er weer in konden wonen. Het waren soms halve huizen geworden. Op een dag mocht ik met mijn vader mee naar Cadzand naar de kust. Daar waren de Canadezen het prikkeldraad en het oorlogstuig aan het opruimen. Ze waren erg aardig. Ik kreeg een paar stukken chocolade en mijn vader sigaretten. Ik had nog nooit chocolade gegeten en vond het zalig. Ook de corned beef (gezouten, gekookt en destijds meestal ingeblikt rundvlees) dat ze bij zich hadden, vond ik zo lekker, om nooit te vergeten. Het heeft trouwens nog wel een paar jaar geduurd voordat we weer veilig naar het strand konden.
Ook mijn vader kreeg het druk. Alles moest gelegaliseerd worden bij de politie. Hij kreeg gelukkig hulp van enkele collega’s, die van elders kwamen. Ze zaten veelal met mijn vader in de huiskamer aan tafel proces-verbalen en dergelijke uit te typen. Er stonden wel vier typemachines op tafel. In het midden een paar olie- en karbietlampen. Opeens vloog een stuk papier in brand. Wat een schrik. Maar het brandje was gelukkig snel geblust en we hebben er achteraf om moeten lachen. Mijn moeder en ik zaten er ook bij, want slechts in één kamer was licht en verwarming. Ik heb die tijd best wel gezellig gevonden. Die politiemannen waren erg aardig en maakten vaak grapjes met me.
Ook de school was flink beschadigd. Die werd eerst een beetje opgeknapt. Het was er koud ondanks de kolenkachel die midden in de klas stond, maar waarschijnlijk waren we gewend geraakt aan de kou. Ik herinner mij ook dat er aan de achterwand een grote kleurenplaat hing. Daarop zag je een jongen wiens hand eraf was en een heleboel bloed. Dat was heel eng. Die plaat was bedoeld als waarschuwing. In de landerijen in de buurt stonden ook her en der bunkers. Daar lag nog veel door de Duitsers achtergelaten oorlogstuig in, zoals handgranaten. Vooral de jongens vonden dat spannend en interessant, niet wetende hoe gevaarlijk dit was. Er zijn inderdaad kinderen, die ermee aan het spelen waren, verminkt geraakt. Die enge plaat hing dus niet voor niets in de klas.
Op 5 mei 1945 was Nederland vrij. Dat betekende feest in Zuidzande. Harmonie “Veronica” speelde weer vrolijke muziek en we dansten en sprongen eromheen.
Interview: J. (Sjef) Smeets