Johan Hartog

'Wij woonden in de Watergraafsmeer, aan de Ringdijk op de bovenste etage, met uitzicht op de Transvaalbuurt aan de overkant. Dat werd het ghetto “Jodenbuurt”, oftewel het “Judenviertel”. Daar verhuisde familie van ons ook naar toe. Drie ooms en drie tantes van me zijn omgebracht. '

 

In december 2022 haalde Sjef Smeets voor ons in Eindhoven herinneringen op bij de heer Johan Hartog, geboren op 26 maart 1932 te Amsterdam. Het gezin werd minder dan een jaar voor de Duitse inval – in juli 1939 - getroffen door een groot drama toen de vader samen met het jongere broertje van Johan verongelukte. 

Gevraagd naar zijn eerste herinneringen gaat Johan terug naar 1936 toen de Spaanse Burgeroorlog begonnen was: Ik keek de stripfiguurverhaaltjes van Bruintje Beer in de krant. Maar zag daarnaast ook foto’s van kapotte huizen en een dood paard in een straat. Daar vroeg ik mijn ouders om uitleg bij. 

Nadat vader in 1937, in de crisistijd, bij zijn baas ontslagen was, verhuisden we noodgedwongen naar Vreeland, halfweg Amsterdam en Utrecht. Mijn ouders hadden er een weiland ontdekt, dat te koop stond. Ze hadden daar hun weekendzomerhuisje op gebouwd om er te kunnen zeilen. Het was midden in het Waterliniegebied. We hebben daar twee serieuze overstromingen meegemaakt. In 1940 als landverdediging ingezet om de Duitsers zo lang mogelijk tegen te houden. In 1945 zetten de Duitsers het land opnieuw onder water. Gelukkig lagen de vloeren bij ons een meter hoog op een gemetselde muur. Dus hielden we in huis droge voeten.

Er werden ook Nederlandse soldaten gelegerd in het dorp om de forten van de Waterlinie te bemannen. Die zagen we schietoefeningen houden met schietschijven op bootjes. Dat was een hele belevenis. Dat zal in 1939 geweest zijn. We zijn toen terug verhuisd naar Amsterdam omdat mijn vader overleden was, mijn moeder er alleen voor stond en we daar familie en kennissen hadden.


Je had daar toen vier klassen lagere scholen. De hoogste leidde op voor HBS en Gymnasium. De laagste was voor kinderen van ongeschoolde arbeiders. Even een grapje tussendoor: Je had er ook een “School met den Bijbel”. Maar omdat hervormden en gereformeerden er altijd ruzie maakten over Genesis – is Genesis gelijkenis of historie en heeft die slang nou gesproken of niet - noemden wij dat de “School met de Heibel”. Ik zat zelf op de Openbare school. 

Enfin, terug naar mijn oorlogservaringen. In 1940 hoorden we tot bij ons de bombardementen op Schiphol. En ook hoe de havens gebombardeerd werden door de Engelsen, om te voorkomen dat de Duitsers daarvandaan zouden oversteken. Daarvoor verbouwden ze, door hun neus te veranderen, al Nederlandse binnenschepen tot landingsschepen, waarmee tanks van boord het land op zouden kunnen rijden. 

Vaak was er enorm vuurwerk boven de stad en wel in drie vormen: lichtspoormunitie vanaf de grond naar boven, lichtspoormunitie van nachtjagers en bommenwerpers hoog in de lucht en lichtkogels aan parachutes, die de bommenwerpers afgooiden om het doelgebied te verlichten. Dat werd allemaal minder toen de Duitsers ook Rusland gingen aanvallen en daar hun bommenwerpers nodig hadden, denk ik. 

Nog iets wat ik me heel duidelijk herinner. Dat zal in 1942 geweest zijn. We zouden dat weekend met de fiets van Amsterdam naar Vreeland gaan. Ik denk op een zaterdag middag, ik hoorde iets en ik keek en ik zag een paar kilometers verderop een Engels jachtvliegtuig uit de wolken komen. Die nam de grootste gashouder van Amsterdam-Oost onder vuur en verdween weer in de wolken. Hij heeft die gashouder dus lek geschoten. Het gas dat er uit kwam vloog in de fik. De vlammen werden steeds groter. De gashouder brandde langzaam leeg. En toen zag je hem zo naar beneden in elkaar zakken. Voor een jochie van een jaar of tien was het machtig interessant om dat te zien gebeuren. 

Op de vraag hoe het zijn moeder in de oorlog vergaan is, stelt Johan vast dat men dat nu PTSS noemt. Zij is het verlies van haar man en haar lievelingskind nooit te boven gekomen. Verbitterd en verzuurd, want ik was papa’s kindje en hij was mama’s kindje. Ze heeft uit plichtsbesef door gedraaid en ons door de hongerwinter heen gesleept. We zijn samen op de fiets naar de kop van Noord Holland en naar de Wieringermeer geweest om graan en roomboter te halen. Ik was toen twaalf en vrij groot voor mijn leeftijd, dus ik kon ook spullen in mijn fietstas meenemen. We overnachtten dan bij kennissen in Alkmaar. Zo konden we het in twee dagen doen.

Misschien nog iets anders: Mijn vader was Joods. Je moest zelf bij het Bevolkingsregister aangeven hoeveel Joodse of niet-Joodse, dan wel Arische of buitenlandse grootouders je had. Mijn moeder heeft voor mij glashard opgegeven: “Geen Joodse grootouders” en dat is nooit gecontroleerd. Een oom van vaderskant zat in Amsterdam in de Joodse Raad. Dat kan geholpen hebben. Maar mijn moeder moest ook op school opgeven hoe het zat. Dus zei ze ook tegen het schoolhoofd dat ik geen Joodse grootouders had. Nou was mijn vader gymnastiekleraar geweest en een collega van het schoolhoofd begon tegen te sputteren. Toen heeft mijn moeder gezegd: “Jij kent mij niet, je hebt mijn man ook nooit gekend en je kent mijn zoontje Johan omdat bij jou in de klas zit. En hij heeft vier Arische grootouders” En dat is zo opgeschreven. Echte valsheid in geschrifte, maar ik was daarmee dus niet-Joods. 

Toen kwam het moment waarop aparte Jodenbuurten werden ingericht. Wij woonden in de Watergraafsmeer, aan de Ringdijk op de bovenste etage, met uitzicht op de Transvaalbuurt aan de overkant. Dat werd het ghetto “Jodenbuurt”, oftewel het “Judenviertel”. Daar verhuisde familie van ons ook naar toe. Drie ooms en drie tantes van me zijn omgebracht. Ze hebben hun kinderen laten onderduiken, maar dat zelf niet gedaan en zijn dus opgepakt. Wij waren er op visite geweest. En toen we buitenkwamen lag er een Duitse Schnellbot in de gracht en waren er Duitse legereenheden op straat. Mijn moeder wilde omkeren om de familie te waarschuwen, maar dat mocht niet. Bij een razzia is die avond de Jodenbuurt leeg gehaald. Mijn neef en nicht van een jaar of achttien zijn toen over de daken ontsnapt en uiteindelijk ondergedoken in Drenthe, waar ze doorgingen voor vluchtelingen uit het gebombardeerde Rotterdam. 

Wat hebt u onthouden van de bevrijdingstijd?

Er was een luchtbrug. Voedselpakketten werden afgeworpen bij Amstelveen. We zagen een doorgaande stroom Dakota’s DC3. Hun zijdeuren stonden open en de bemanning wuifde naar de mensen, waaronder ik. Wij wuifden terug. Hoog in de lucht waren ook jachtvliegtuigen, die moesten voorkomen dat de Duitsers nog iets zouden uitvreten. We kregen droge crackers, chocoladerepen en blikjes meat en vegetables. Dat smaakte toen heerlijk. Later in militaire dienst kreeg ik dat ook, maar toen vond ik het niet meer te ‘vreten’. Het kan verkeren. 

We fietsten van Vreeland naar Amsterdam en kwamen in Diemen terecht tijdens de intocht van een Canadese eenheid van het Engelse leger. Dat was een tiptop parade, heel erg indrukwekkend met echte militaire auto’s. Vooral de spullen die ze bij zich hadden. Een aantal auto’s met luchtdoelgeschut 40mm er achter. (zoals ik later leerde), zelfs met reservelopen ter vervanging als die heet waren geworden bij het schieten.  

Dat zag er heel anders uit dan waar de Duitsers mee ons land binnenkwamen.Per stom toeval heb ik namelijk ook de intocht van de Duitsers in 1940 gezien. Ik was toen met de fiets op weg naar een vriendje. Bij het Amstelstation werd ik tegen gehouden. Daar was toen de intocht van het Duitse leger, in de vorm van een parade. Dat waren “omgeverfde” burgerauto’s, zonder opbouw, maar met doek. Je zag de oorspronkelijke kleur van het voertuig nog. 

Lang geleden alweer verhuisde Johan naar Eindhoven om er als organisatieadviseur bouwzaken bij de gemeente te gaan werken.

Dit verhaal hebben we ook op onze facebookpagina geplaatst. Zie hier de reacties op dit verhaal.