Noud Stas

Opgetekend door J.(Sjef) Smeets

Vandaag, 14 mei 2024, noteren we in Geldrop de oorlogsherinneringen van de aldaar op 31.3.1932 geboren heer Noud Stas:

Het begin van de oorlog heb ik niet bewust meegemaakt, behalve dat ik me herinner Duitse soldaten door onze straat te zien lopen stampen.

Onze familie ging met een aantal van de kinderen traditiegetrouw in de maand mei op bedevaart naar Ommel. Zo ook in mei 1940. De brug bij Sluis 10 over de Zuid-Willemsvaart tussen Lierop en Asten bleek opgeblazen. Er waren planken tussen schepen gelegd, waar je kon oversteken. Boterhammen namen we mee in een trommeltje. Bij een boerderijtje kregen we thee van een oud vrouwtje. Daar moest onze pap een kwartje voor betalen.


Wel hebben we overdag veel vliegtuigen over zien komen, op weg naar het Ruhrgebied in Duitsland. De Engelse 4-motorige vliegtuigen vlogen verspreid, maar de Amerikanen kwamen altijd met zes toestellen in formatie. We zagen ze ook terugkomen, soms waren het er dan nog maar drie, of vier of vijf.

We hadden een stuk grond, waar we aardappelen op verbouwden, ongeveer een kilometer bij ons huis vandaan. Een aangeschoten Engels toestel moest zijn bommen kwijt. Een viel midden in ons landje. Dat gaf een krater van 7meter diep. Er lagen nog een paar dode konijntjes in. Had hij zijn lading een halve seconde eerder los gelaten, dan waren ze op de hei terecht gekomen.

We hebben ook ’n keer in de schuilkelder gezeten, dat was op 6 december 1942 bij wat het Sinterklaasbombardement op Eindhoven is gaan heten. Toen ze hun bommen hadden gelost, draaiden ze boven Geldrop weer terug.

Ons pap had die kelder voor ons gezin gegraven: niet meer dan een gat met stro er in en zand er over.  Onze ouders hadden acht kinderen, waarvan ik het 7e was. Onze naast buren woonden wel 300meter bij ons vandaan. Dus een schuilkelder groef je voor je eigen gezin.

Wat ik me ook nog herinner, ons pap was zo gelovig, dat we ondanks het levensgevaar door de oorlog die zich vlakbij afspeelde, toch naar de kerk moesten. Mijn oudste broer, Jan,  ging ’s nachts ook nog wel eens buiten kijken, als er vliegtuigen in de lucht waren. Je zag ze verlicht door de lichtbakken, waar de toestellen voor het afweergeschut in gevangen werden.

Jan (geboren in 1921) hebben de Duitsers niet meegenomen, maar onze fietsen wel. Er waren hier toen nog maar drie politieagenten. Een van hun, van der Vorst, kwam bij ons elke dag een liter melk kopen. Dus ons pap dacht, die laat ons de fietsen wel houden. Maar nee, hij kwam samen met Duitsers aan de deur en nam ze alle drie mee.

Er is in Geldrop maar een huis kapot geschoten. Dat was in 1944. Toen werd het huis van slager Tromp geraakt door een artilleriegranaat. De Engelsen waren toen al in Valkenswaard en wilden de Duitsers hier weg drijven.

 

Ik heb ook heel bewust meegemaakt dat we honderden vliegtuigen samen met een zweefvliegtuig er achter hier over zagen vliegen. Ze vlogen heel laag, misschien maar op 100 of 150 meter. Ze zijn geland in Son, aan de andere kant van Eindhoven. We zagen de parachutisten hiervandaan daar er uitspringen. Daar hebben ze de brug in handen kunnen houden.

 

Toen de Duitsers hier wegtrokken kwam een van hun, een jongen van 18, aan de deur. Hij was gewond en vroeg ons pap of hij bij ons onderdak mocht hebben voor een nacht. Hij zei: “Ik moet maar zien waar ik blijf, want omdat ik gewond ben, hebben ze niks meer aan mij en nemen ze me niet verder mee”. Hij heeft die nacht bij ons geslapen, maar zijn geweer nam hij mee naar boven. De volgende morgen zei: “Als ik maar in Venlo bij de grens kom, dan trek ik daar mijn pak uit en dan ben ik vrij”.

Er kwamen toen grote groepen Duitsers, met paard en wagen voorbij. Een paard was kreupel en dat wilden ze vervangen door ons paard, dat we op stal hadden gezet. Mijn vader gaf niet toe en toen werd een Duitser zo kwaad. Hij schoot een kogel door het raam, waar ons paard stond. En die kogel vloog aan de andere kant weer naar buiten. Het paard schrok er zo van, dat het gewoon wild werd. Niemand durfde er nog bij in de stal. Dus zijn ze vertrokken zonder ons paard.

 

Ik heb de Amerikanen binnen zien komen. Aan weerskanten van de straat liepen de soldaten achter elkaar. En in het midden van de straat een jeepje. Toen ze voorbij waren, gingen mensen uit de buurt met elkaar op de vuist, omdat ze een familie verdachten voor de Duitsers te zijn geweest. Je had de PAN (Partisanen Actie Nederland, een verzetsgroep in de Tweede Wereldoorlog die opereerde in de regio Eindhoven, gericht op gewapend verzet. J.S.). Die sprongen er tussen om de boel te kalmeren.

Er zijn zes Engelse officieren bij ons ingekwartierd geweest. Die sliepen op de zolder van onze boerderij. Ze hadden ook een corveeman, Sjors, die moest hun bedden opmaken en voor van alles zorgen. Ze bleven zes weken, een beetje “in rusttijd” hier en toen gingen ze mee naar Duitsland. Drie maanden later kwamen vijf van hun terug. Toen bleven ze ook weer zes weken. De zesde was in Duitsland gesneuveld.