Diny de Goede -Wind
Opgetekend door Riemke Oosterbeek
Naast het vrijwilligerswerk voor Oorlogsherinneringen, ben ik werkzaam bij een organisatie genaamd ‘Sheerenloo. Deze organisatie draagt tegenwoordig, kort omschreven, zorg voor mensen met een beperking.
Dit is het verhaal van Diny, werkzaam als zuster bij hetzelfde ‘SHeerenloo tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Maar ook van; Zuster van den Berg, Loes Scholten, Alie Breukelman, Tine van Tol, Henny Koster, Jeanne Rietveld, Ina Platjes, Eppie van den Berg, Marrie Verschuur, Lenie Boerdam, Fré Veenkamp, Siny Oudehampsen, Bep Tamerus, Bert Boer, Cor Both, Gré Trimp-Hijstek, Kees Trimp, Gerrit Riemer, Piet van Vliet.
En dokter Stronk en dokter Dekker, Koos, Leo, Anton, Schippertje en alle andere bewoners van Paviljoen 2, die gezamenlijk de oorlog van dichtbij hebben meegemaakt, doorgingen en verzet pleegden op hun eigen creatieve manier.
Diny Wind woonde vroeger in Emmer-Compascuum. Het gezin, bestaande uit vader, moeder , 3 broers en een zus woonden samen in de achterkamer van het huis. Grootmoeder, die al vroeg weduwe was geworden, woonde met een broer van moeder in de voorkamer.
Vader werkte in het veen maar ook wel als vertegenwoordiger. Het gezin was gelukkig, de basis was goed.
“Het begin van de oorlog leek het allemaal niet zo erg. We gingen nog naar zang en naar de dansclub. Het ging allemaal heel gemoedelijk. Iedereen verbouwde zijn eigen eten en er was geen honger. Toen ik in 1943 ging werken bij Sheerenloo, reden er nog treinen. De situatie veranderde echter snel en het echte besef van de oorlog kwam vooral toen de jongens kwamen onderduiken.“
Diny ging naar Ermelo om daar te werken op Paviljoen 2 van de stichting SHeerenloo. Een opvang voor jongens met een beperking.
Elke week stond je volgens het rooster ergens ingedeeld. Dit deed je dan ook voor die hele week. Eerst was het op de ziekenzaal, daarna stond je op de grootzaal gevolgd door de kleinzaal. Week 4 en 5 waren de kleuterschool en de keuken waarna er twee weken wachtdienst volgden.
Dagelijks was je verantwoordelijk voor de zorg van deze jongens. Stond je in de keuken, dan begon je om vijf uur met het poesten van de kachel en zorgde je de hele dag voor eten en de afwas. Met wat geluk was je dan om half vijf ‘savonds klaar.
Had je wachtdienst, dan begon je om tien uur ‘savonds en was je rond half tien de volgende dag klaar met je dienst.
Je verdiende 38 gulden in de maand en had je eenmaal je diploma voor “verzorging van idioten en achterlijke kinderen” dan kreeg je 48 gulden per maand.
De 13 zusters van Paviljoen 2, stonden onder leiding van Hoofdzuster van den Berg. Dokter Stronk en Geneesheer directeur dokter Dekker waren de artsen van het Paviljoen.
Als Diny vrij was ging ze vaak naar huis, op een gegeven moment reden er geen treinen meer. Ze huurde een fiets en fietste van Ermelo naar Emmercompascuum, een rit van wel 7 uur maar door veel lekke banden duurde het nog langer. Op een gegeven moment kon de fietsenmaker het niet meer repareren en ging ze verder op de velgen. Net op tijd voor acht uur kwam ze binnen. Ze had vleugels gekregen.
Moeder was altijd aan het dichten en de broers zongen “Diny wat ben je welkom thuis, want als je weg bent is’t zo’n kruis”……… Liefde, blijdschap en warmte en de stoel waren goud waard.
De spookzolder van Paviljoen 2
In de omgeving werd de oorlog steeds grimmiger en ook hier ontkwam je niet aan het geweld en de razzia’s.
Het is oktober 1944. Enkele mannen, jonge verzetsstrijders uit de omgeving en bekenden van Hoofdzuster van den Berg, begonnen steeds meer te vrezen voor de regelmatige razzia’s. Zuster van den Berg zei ze te komen als ze hulp nodig hadden. Er was plek op de zolder van het paviljoen om de mannen een veilig onder te kunnen duiken. Naarmate de druk werd opgevoerd door de Duitsers besloten de mannen hier gebruik van te maken.
Na eerst te zijn opgevangen in de kamer van Zuster van den Berg, werden ze, in de stilte van de nacht, naar boven gebracht. Voor de slaapkamers van een aantal van de zusters langs over de gang kwamen ze op de kamer van 3. Hier verbleven ze eerst. Doodstil om de zusters niet te wekken. Hoe minder mensen wisten dat ze daar zaten hoe beter.
Uiteindelijk ontkwamen ze er niet aan dat ook de zusters betrokken werden bij deze onderduikers. In eerste instantie dachten de ze dat het mannen waren die zie niet veilig voelden thuis. Pas later mede doordat Eppie, een goede vriendin en collega van Diny nog wel eens spullen rond bracht voor de mannen kwam ze er achter dat het verzetsstrijders waren. Vanaf het eerste moment werd de zorg voor deze mannen opgepakt en hadden de ze een veilig heenkomen, bovenin Paviljoen 2, waar ze uiteindelijk heen verkasten en het de spookzolder gingen noemen.
Elke avond moesten de mannen ervoor zorgen dat ze voor acht uur binnen waren. Elke ochtend gingen ze weer op pad, naar huis en werk. (na de inval keken de zusters door het bos of ze niet stiekem bespioneerd werden door de Duitsers. )
De spookzolder zoals deze nu genoemd wordt, werd bereikt via een van de slaapkamers van de zusters. Het was oppassen op de spookzolder, je moest uitkijken waar je liep. Via de balken kon je je veilig verplaatsen, maar stapte je mis, dan kon je door het plafond van onderliggende afdeling zakken. Je behoefte deed je op een emmer.
Door de samenwerking van de zusters was het relatief veilig voor de “spoken”. Dokters Stronk en Dekker en het overige personeel mocht niks weten. Officieel was er natuurlijk geen toestemming voor deze onderduikers. Binnensluipen ‘s avonds en constant alert op onraad. De zusters werkten hierin samen. Altijd stond er wel een op “wacht” of werd er gekeken of de weg veilig was zodat de mannen konden vertrekken.
Dat het soms toch heel spannend was bleek wel uit een onverwacht bezoek van een van de dokters waardoor de jongens onder de tafel moesten duiken. Maar ook een tijdelijk zuster die vrij vlot ook weer vertrok, was ze betrouwbaar? Bij elke keer dat de bel ging was het maar afwachten hoe dat zou aflopen. Iedere keer liep het goed af.
Al vlot werd de spookzolder een stuk gezelliger met matrassen, pamfletten en prenten van de Koningin. Met donkere dekens en stukken papier werd er voldoende verduisterd. Activiteiten zoals het naaien van de zogenaamde “Oranje-banden” konden daar worden gedaan. Eppie bracht deze zelfs door de Duitse linie. Het verzet ging door.
In de avonduren vond men elkaar voor het spelen van spelletjes, zingen bij het orgel en gitaar. Maar ook het onderling geven van lezingen over diverse onderwerpen.
Dat de oorlog vorderde en grimmiger werd merkten ze ook bij Paviljoen 2 en op de spookzolder. Vooral de kinderen in het paviljoen hadden het zwaar door de kou en het gebrek aan voldoende eten. Je zag ze vermageren en vaak lagen ze met een dekentje samen in een bed om warm te blijven.
“vaak moesten we het met een plakje brood per dag doen. Deze legden we dan op de kachel zodat het brood een beetje warm werd. Tegen het eind van de oorlog werd er zweeds wittebrood gedropt. Brood uit de hemel, we noemden het Manna. We hadden nog nooit zulk lekker brood gehad.”
In Januari kwam er een huiszoeking waarbij de camouflage voor de toegang tot de spookzolder zijn nut bewees. Doodstil lagen de mannen op zolder te wachten tot het veilig was. De toegang was inmiddels goed verborgen achter een deken met daarover een kapstok. Die avond sliep Gé in het bed van Diny, die wacht had, en dit bed stond ook nog eens voor deze toegang. Nu was het zo dat er op de kamer ook een kast stond waar Diny op dat moment de sleutel van had. Door dat die sleutel weg was waren de Duitsers vreselijk gefocust op die kast. Waardoor ze de verborgen deur naar de spookzolder helemaal over het hoofd zagen.
Schippertje, een van de jongens die woonde in het paviljoen, moest altijd de was afvoeren, dit lag in een vuile goed schuur. Dit stonk een uur in de wind. Op een gegeven moment moesten de mannen zich ook eens snel verbergen omdat er Duitsers in de buurt waren. Zij verborgen zich achter deze grote berg was. De Duitser besloten vanwege de dikke stank snel de schuur weer dicht te doen.
April ’45 kwam daar de bevrijding. Ineens konden de mannen naar buiten, bewapend en met “Oranje-band”. Ermelo werd bevrijd door Canadezen. We spraken geen Engels en Eppie zei ineens; “Die ene jongen liekt mie wel een swienepuut.” Iets wat de Canadees vreselijk deed lachen, hij bleek Nederlandse ouders te hebben.
Paviljoen 2 ging door, nieuwe mensen kwamen, oude mensen gingen weg. Mensen gingen weer aan het werk en pakten het leven weer op.
Ook Diny pakte haar leven op, haalde examens, vierde feest met haar vriendinnen. Maar na 4 jaar te hebben gewerkt bij Paviljoen 2 ging ze naar huis. Haar broer was langdurig ziek en overleed in 1947. Diny ging werken als gezinsverzorgster, dit kon ze vanuit huis doen.
Ze trouwde en kreeg één zoon. Haar man Gerrit, overleed in 1993. Diny, nu 101 jaar oud(2024) heeft twee kleindochters en vier achterkleinkinderen.
Dinie, mevrouw de Goed-Wind, wist mij te vertellen dat, door het weer oprakelen van deze herinneringen, er veel los kwam bij haar. Ze was blij dat ze het kwijt kon.
“Het is een bange wereld. Nu met alle onrust komen de herinneringen steeds vaker weer boven. Verspreid liefde, dat is het belangrijkste.”
Het verhaal van de Spoken is later opgetekend door Piet van Vliet, een van de “spoken”. Ook is er een klein fotoalbum gemaakt. Delen van deze tekst en foto’s zijn gebruikt als aanvulling op bovenstaand verhaal.