John Smit (deel2)

Opgetekend door John Smit

John Smit weet op indrukwekkende wijze de lezer mee te nemen. Zijn verhalen over Oudorp tijdens de oorlog zijn boeiend, indrukwekkend en zeer gedetailleerd. Stibo, de stichting die zich sterk maakt om oorlogsherinneringen onder een groter publiek te brengen, publiceert graag zijn complete verhaal over het “VERZET VAN OUDORP EN OMSTREKEN”.

 

Oudorp en omstreken en het verzet 1940 – 1945

Inleiding

Uit de nalatenschap van mijn moeder kreeg ik in de zomer van 2015 enkele krantenknipsels, foto’s en documenten in handen, gebaseerd op de bovenstaande oorlogsperiode in Oudorp. Onder de krantenknipsels een lijst met namen van mensen die in deze periode actief deelnamen aan het verzet tegen de onderdrukkers, onder andere mijn vader. Wie niet ongevoelig is voor het aroma van het verleden, zal begrijpen, dat er iets opwindends schuilt in vergeelde documenten. Er is weinig of niets geschreven over deze tijd van het toen nog kleine, door weilanden omzoomde dorp. Hierdoor is het vrij moeilijk een bevredigend beeld van het verzet in Oudorp te geven. Nieuwsgierig geworden ben ik op zoek gegaan naar overlevenden. In mijn achterhoofd wist ik, dat ik eigenlijk een jaar of twintig te laat was. Tot mijn verbazing zijn er nog enkele, weliswaar overwegend dames, maar ook een enkele heer in leven. De confrontatie met de overlevenden over deze zwarte bladzijde in de geschiedenis riep verschillende emoties op. Enkelen hebben de gebeurtenissen heel diep weggestopt, anderen reageerden weer furieus. Soms tranen, bij een ander liepen de koude rillingen over de rug. De moeilijk verborgen ontroering, waarmee ze over de oorlog spreken, herinnert hun aan vele uren, dagen en nachten, waarin de stilte vervuld was met een woordeloos begrijpen. Nadat ik had uitgelegd wat mijn intentie was en dat ik het voor deze verhalen van de mondelinge overlevering moet hebben, toonden zij alle begrip. Ze vonden het niet verbazingwekkend dat er van de acties die in het diepste geheim plaatsvonden weinig of niets in het archief is terug te vinden. Onder het genot van een kopje thee of koffie kwamen, heel voorzichtig, enkele verhalen over tafel, foto’s en wetenswaardigheden werden uitgewisseld. De leeftijd hierbij in acht genomen werden het verhalen, waar ik bij de een het begin en bij de ander het einde van het verhaal te horen kreeg. Mijn vader Dirk Smit en zijn kameraad Piet Reus hebben onderling nog weleens herinneringen aan de oorlog opgehaald, waarbij wij als gezin het een en ander hebben opgevangen. Door emoties kwamen hierbij weleens heftige verhalen los. Dan kwam, soms in nevelige termen, het herinneringsbeeld van de oorlog terug en dat zou een vast bestanddeel gaan vormen van zijn leven. Na zijn pensionering (helaas maar enkele jaren van kunnen genieten) werd het sterker en leek het wel, dat hij over die zwarte periode móest vertellen. Samenvoegend zijn er toch nog enkele gebeurtenissen en acties te verwoorden, met dank aan alle betrokkenen.

 

Verzet

Een paar weken na de capitulatie van Nederland wordt het verzet geboren en worden organisaties overal in het land opgericht. Ook in Oudorp begint het verzet te groeien. Een stuk of wat dienstkameraden die, net voor de oorlog begon, afgezwaaid waren, leggen in navolging wat landelijk gebeurt, de basis voor wat later de groep Zeeman gaat vormen. De groep breidde zich in de loop van de tijd al snel uit, ‘Alles voor het Vaderland’ was de leus. Ze konden het niet krachtiger en beknopter zeggen. Een zienswijze, die nu meer en meer, naarmate de tijden veranderen, in onbruik is geraakt. De groep heeft een leider: Jaap Zeeman, een man van het eerste uur. Kalm en berekend leidt hij de groep en zorgt voor discipline, daarbij onherroepelijk gesteund door zijn vrouw, die echter halverwege de bezetting, door voedselgebrek en de miserabele omstandigheden in oorlogstijd, tijdens de bevalling, onverwacht, met kind het leven liet. Een enorme emotionele dreun. Maar dat maakte hem als commandant van zijn groep niet minder vastberaden te strijden tegen de bezetter.

 

Deze groep had een onschatbare verdienste: op het gebied van eensgezindheid was zij smetteloos, volmaakt in harmonie. Dat geheimzinnige evenwicht van gemoedsbewegingen, dat men alleen bij de groep Zeeman aantrof. Er was geen plaats voor komedie of dikdoenerij in deze patriottische breinen. Bij een actie werden alleen de direct betrokkenen geïnformeerd, de rest van de groep wist dan van niets; dit om de veiligheid te waarborgen. Een teveel aan contacten liepen vaak fout af. Voortaan was angstvallig stilzwijgen het gebod. Er werden telefoonleidingen en radioverbindingen vernield en gestoord, verkeersborden en plaatsnamen verwisseld en meer van die sabotage-praktijken, zoals kraaienpoten en spijkerplanken leggen. In het begin speldenprikken, maar het saboteren demoraliseerde de bezetter bij het organiseren en uitvoeren van zijn plannen. Het keerpunt is voorbij als de bezetter grimmiger te werk gaat. De bevolking van Oudorp werd meer en meer onderdrukt, bedreigd en de jonge vrouwen in het dorp werden geïntimideerd, het luisteren naar de radio en het lezen van kranten werd verboden, er werden mannen tussen de 18 en 35 jaar opgepakt en weggevoerd. Degene die geen goede papieren heeft duikt onder en dit aantal stijgt snel. De landelijke organisatie tot steun aan onderduikers heeft over het hele land mensen zitten die onderduikadressen regelen. Met gevaar voor eigen leven worden de onderduikers opgenomen.

 

Weekblad De Duinstreek

Piet Reus en Dirk Smit brengen om en om samen een onderduiker achter op de fiets naar Cor Sijpheer in Bergen. De afspraak was dat de onderduiker zich als een simpele ziel voordeed bij een eventuele controle. Deze Cor Sijpheer was een kennis van Dirk en die heeft in de oorlog tientallen onderduikers aan een adres geholpen of zelf in huis genomen. Ook werd er nieuws uitgewisseld, daar Cor Sijpheer betrokken was bij het illegale blad ‘De Duinstreek’. Na de oorlog waren Cor en Dirk, nog vele jaren collega’s bij het GEB te Alkmaar.

De gemeentesecretaris van St. Pancras, dhr. C.J. Schouten, regelde voor tientallen bewoners van St. Pancras en Oudorp valse papieren. Overbodig te zeggen, dat met het vervalsen van papieren, hij hier- in een grote onmisbare rol speelde. Hij informeerde tevens de bevolking door illegale bladen uit te geven. Ze waren het geestelijk voedsel waarop de plaatselijke bevolking teerde.  In deze bladen werden ook, tot in den treure, de mensen opgeroepen om vooral te zwijgen, om het leven van de ondergrondse leden niet voor het vuurpeloton te laten eindigen. Een onbetekenend gesprek zou voor hen noodlottig kunnen zijn. Dezelfde heer Schouten organiseerde een overval op het gemeentehuis van St. Pancras, waarbij hij zogenaamd het slachtoffer was. Het bevolkingsregister kwam zonder slag of stoot in handen van de overvallers Groen en Glas. Dat gaf de bevolking wat rust. Later maakte dhr. Schouten in St. Pancras deel uit van de knokploeg van Rinus Knape.

In de oude pastorie van het Witte Kerkje aan de Westerstraat duikt in de kelder korte tijd een Joods gezin onder, terwijl dokter Destrée zijn huisartsenpraktijk erboven in een gedeelte van de pastorie er op nahoudt. En daar ook voor een groot deel zijn illegale werk voor het verzet in Oudorp en St. Pancras voorbereidt en uitvoert. Deze man heeft zo ontzettend veel voor de bevolking van Oudorp en St. Pancras betekend, niet alleen in oorlogstijd, maar ook in vredestijd; het plastiek en de straatnaam die deze man eren zijn geheel op zijn plaats. Zijn zoon Charles, die tijdens het uitbreken van de oorlog veertien jaar is, maakt ook deel uit van de groep Zeeman, een van de jongsten van de groep maar niet minder fanatiek. Het karakter, de vechtlust en nog een aantal uitnemende eigenschappen heeft hij van zijn ouders, want, ook zijn moeder heeft veel voor het verzet betekend. Charles leeft en woont al jaren in een dorpje vlakbij Parijs en heeft ontzettend veel over de bezettingstijd geschreven. Deze geschriften zijn later verzameld in een aantal omvangrijke en door velen met belangstelling gelezen werken. Hij werpt zijn met veel zorg verworven notities de geschiedenis in.

Aan de Westerstraat werden woningen gebouwd voor evacuees uit Den Helder, de zogenaamde Helderse woningen. Den Helder was maritiem een belangrijk en strategisch Duits militair bolwerk geworden. De woningen van de bewoners werden gevorderd om onderdak te verlenen aan Duitse militairen die in grote aantallen gelegerd waren in de marinestad. Ook zijn bewoners uit angst voor bombardementen van de geallieerden naar diverse andere steden en dorpen gevlucht.

De oud-militairen van de groep Oudorp, die wapen- en gevechtsinstructies in militaire dienst hebben gehad, zijn in het begin van de oorlog stilzwijgend aangewezen om, waar nodig, brute, genadeloze Duitse soldaten en landverraders te liquideren. Zij immers konden leden van een verzetsgroep in het dorp of een groep in de directe omgeving door verraad in gevaar brengen. Degene die de langste lucifer trof, voltrok het vonnis. De betrokken leden konden bij de eerste woningen die in de Oudorperpolder gebouwd werden, de ligplaatsen van de geliquideerde feilloos aanwijzen.

De knokploegen die gevormd werden uit de illegale verzetsgroepen, pleegden overvallen op gemeentesecretarieën en distributiekantoren voor het bemachtigen of het vernietigen van het bevolkingsregister, van waaruit de Duitsers de gegevens en adressen wilden halen van de mannen tussen de 18 en 35 jaar.

Het verzet wordt brutaler, maar ook onvoorzichtiger, groepen werken naast elkaar zonder elkaar te kennen. Er wordt veel gepraat: die en die zitten bij de ondergrondse en arrestaties volgen. De Duitse SD ( Sicherheitsdienst ) kan rekenen op vele sympathisanten: NSB-ers, landwachten, hoogwaardigheidsbekleders, politiemannen en burgemeesters.

 

Het is mei 1941. De Oudorper Theo (Dorus) van der Gulik wordt om onduidelijke reden van straat opgepikt (waarschijnlijk voor het verplaatsen van een verkeersbord) en ingerekend. Na enige tijd weet hij te ontsnappen, wordt een tijd lang achtervolgd en krijgt net op het moment voor hij in het water springt bij de brug van de VB ( Verenigde Brandstoffenhandel ), een bajonetsteek in zijn rug. Hij bloedt hevig. Hij weet echter, achter en over de voorraadstellingen heen, weer thuis te komen. De wond, waar bij het ademhalen, lucht, water en bloed stroomt, wordt door de dokter zorgvuldig verzorgd en met enkele hechtingen dicht genaaid. Het vuil en het smerige kanaalwater geeft geen infectie en de wond herstelt voorspoedig.

Gerrit Jongebloed, Dirk Smit en Piet Reus moeten op advies van Jaap Zeeman tijdelijk onderduiken in de Wieringermeer, nadat ze al eens tijdens een razzia, tot aan hun oren in het water in de rietkraag bij de Kippenbrug hadden gestaan. De verraders sliepen nooit.

Gerrit Jongebloed heeft samen met kapper Jan Burger nog ondergedoken gezeten in de Noordoostpolder. Het fysiek zware werk kon Jan Burger echter niet volhouden en hij keerde eerder dan gepland huiswaarts. De mannen waren aangegeven door een zogenoemde ‘broodverrader’.

Cor (Kees Gouda moet na te zijn verraden onderduiken en vindt een onderkomen bij de boerderij van Kalverboer aan de Noordervaart, een adres waar menig onderduiker kon aankloppen.

Bart Benedick moet zich melden voor de verplichte arbeidsinzet. Echter, als hij de grote groep mannen bij het bureau voor uitzending naar Duitsland aan de Nieuwe Sloot (hoek Doelenstraat) in Alkmaar ziet staan, twijfelt hij. Verdekt opgesteld bij boekhandel Zwaan en zich afvragend wat of hij zou doen, heeft hij ter plekke voor zichzelf de knoop doorgehakt en beslist ‘ik doe het niet, laat ze allemaal maar barsten’. De consequenties waren echter dat hij vogelvrij was, moest onderduiken en steeds van verblijfplaats moest veranderen. De broer van Bart die gehuwd was en samen met zijn schoonvader een boerderijtje bezat aan de Zoutkaag nabij Lutjewinkel, bracht tijdelijk uitkomst. Distributiebonnen kreeg hij niet, dus werd dat een probleem. Na contact te hebben gezocht met de groep Zeeman kreeg hij een codenaam voor het verkrijgen van bonnen en onderdak. Kruidenier Komrij aan de Regentenstraat in Schagen, waar Bart heen gestuurd was, kon hem echter niet helpen. Op zijn beurt stuurde Komrij hem naar landbouwer Koning aan de Tjallewal in Schagen. Deze had al een aantal onderduikers op zijn land aan het werk en verzorgde de distributiebonnen voor de meest nodige levensbehoeften. Na korte tijd keerde Bart terug naar Oudorp en werd een zeer gewaardeerd lid van de groep Zeeman.

Een door Duitse jagers onder vuur genomen Halifax, een Engelse viermotorige bommenwerper met geschutskoepel, die in de buurt van Oudorp een noodlanding inzette, stortte op het laatste moment nabij de molen in de Bergermeer neer. Een van de vier motoren viel net voor de NACO garage op straat en sloeg een groot gat in de grond. Van de bemanning, die hangend aan hun parachutes landde, kwamen er twee in Oudorp terecht. De leden van knokploeg Oudorp probeerden nog een vliegenier in een hooiberg aan de Herenweg te verstoppen, maar dit mocht niet baten. De Duitse militairen rekenden hem in, de ander klopte aan bij de familie Piersma. Zijn voet was door de onvrijwillige landing verbrijzeld. In overleg met dokter Destrée heeft hij, gezien zijn ernstige verwonding, zich overgegeven aan de Duitsers. Twee andere bemanningsleden belandden in de Nollen. Met hulp van Jaap Balder uit Broek op Langedijk, wisten die bemanningsleden via een reeds eerder gebruikte geheime route in Parijs te komen, om vandaar via Spanje de oversteek terug naar Engeland te maken. Helaas werden zij in Parijs ontdekt en gearresteerd.

 

De nieuwe Knokploeg van Alkmaar, o.l.v. Pierre de Bie overvalt op 19 augustus 1944 het distributiekantoor in Oudorp, en maakten vele voedselbonnen buit. Een lid van de knokploeg Alkmaar, G. Barbuio, wordt verraden, opgepakt en gevangen gezet in Amsterdam, waarvandaan hij een dag later op de trein wordt gezet richting concentratiekamp, het eindstation van verzetsstrijders. De vrijheid rolde langs hem heen en hij nam er weer deel aan door van de trein te springen; waarschijnlijk redde hij daarmee zijn leven.

 

In september 1944 worden de plaatselijke groepen centraal georganiseerd en gingen verder onder de Binnenlandse Strijdkrachten, die tot doel hebben de acties van de Duitse Wehrmacht te saboteren en bij terugtrekking, met de komst van de geallieerden, deze van binnenuit aan te vallen en het plunderen en moorden bij hun aftocht te verhinderen. Het schikken naar het centrale gezag van de Binnenlandse Strijdkrachten ging de mannen van de ondergrondse in eerste instantie moeilijk af. De mannen van het verzet voelden zich vaak miskend in het hiërarchieke militaire BS-apparaat.

Rond deze tijd, in diezelfde septembermaand, wordt op het adres van de familie Koning aan de Herenweg 23 te Oudorp, een bevel in twee talen van de Duitse Wehrmacht bezorgd. Henk is dan net 17 jaar en valt in de leeftijdsgroep die zich moet melden voor de arbeidsinzet voor Duitsland. De moeder van Henk onderschept de brief, stopt hem onder in de naaibox en houdt hem, uit angst voor het wegvoeren van haar zoon, voor iedereen schuil. Wel wordt op initiatief van moeder (je weet nooit waar het goed voor is) een schuilplaats gecreëerd bij de dakkapel in de loze ruimte onder het schuine dak. Een kast die onder het kozijn van de dakkapel is geplaatst heeft precies de goede afmetingen en camoufleert de ontstane ruimte. Een deurtje van de kast staat dag en nacht open om Henk tijdens een razzia vrije doorgang te verlenen naar de schuilplaats. Henk krijgt de oproep zelf te zien als de Duitse Wehrmacht in mei ’45 capituleert.

 

Op het Arbeidsbureau waar de mannen zich verplicht moesten melden, als ze opgeroepen werden om in Duitsland te gaan werken, heeft de plaatselijke leider van de Landelijke hulp aan Onderduikers Oudorp / St. Pancras, een administratieve functie. Deze man, één van de grootste verzetsmensen van de regio, Aldert Bijpost, geboren te Koedijk, heeft tientallen mensen die moesten onderduiken, aan onderdak, financiën en voedsel geholpen. In zijn functie als administrateur bij het Arbeidsbureau heeft hij daarnaast nog vele jonge mannen, onder de ogen van de Duitsers en NSB-ers, aan een vrijstelling weten te helpen. Na de oorlog heeft Aldert nog even bij de Ordedienst gezeten. Die dubbelrol in oorlogstijd bezorgde hem echter zoveel spanningen, dat hij kort na de oorlog aan de gevolgen hiervan ernstig ziek werd en hij overleed op zevenentwintigjarige leeftijd in het bijzijn van zijn verloofde te Davos, Zwitserland. Daar is hij ook begraven. Door bemiddeling van Stichting 1940/1945 is zijn stoffelijk overschot door het Rode Kruis na een half jaar naar Nederland gehaald en op de Rooms Katholieke begraafplaats te Oudorp herbegraven.

Jaap Zeeman en zijn mannen verzorgden voedsel en onderdak voor de mannen die vervolgd werden en ondergedoken zaten. Na een oproep van de Nederlandse regering in Londen via Radio Oranje hadden op 17 september 1944 duizenden personeelsleden van de Nederlandse Spoorwegen het werk neergelegd. Door deze staking moesten er talloze mannen die bij het spoor werkten onderduiken. Ook bij de groep Zeeman meldden zich enkele van deze spoorwegmensen. Buiten de bestaande adressen moest er onderdak en voedsel voor de stakers gezocht worden. Door bakker Meijering aan de Breelaan in Oudorp werd van tarwe dat hier en daar door de groep werd geregeld, brood voor de onderduikers gebakken. Er werden extra uitkijkposten op strategische kruispunten en wegen gezet bij een troepenverplaatsing of razzia. (De Duitsers waren door deze staking des duivels!) Elke verandering werd onmiddellijk door koeriersters doorgegeven.

Er werden wapens gedropt door Engelse vliegtuigen, o.a. in de Wogmeer en Spanbroek; deze moesten bij nacht en ontij veilig opgeborgen worden. Deze acties waren van levensgevaarlijke aard; denk hierbij aan de slag bij Rustenburg, waarbij enkele verzetsstrijders omkomen waaronder Gerard Veldman. De wapens werden verborgen in de woningen van de leden van de knokploeg, op zolders, achter betimmeringen, boven plafonds en onder de vloer. Ook de watergang onder de molen van Jaap Koning aan de Molenkade diende als opslagplaats.

De leden van de knokploeg werden in het gebruik van de wapens geïnstrueerd door postcommandant Bleijendaal en assistent Evert Verweij, die beiden de politiemacht in Oudorp vertegenwoordigde. Zij zelf werden door speciaal hiervoor gedropte Engelse instructeurs in het gebruik van de wapens, zoals de Stengun, Brengun, Winchester, Bazooka, handgranaat en later nog de landmijn geïnstrueerd. Evert Verweij geeft op een nacht, in een afgelegen boerderij midden in het Geestemerambacht, instructies in het bedienen van een Bazooka, een antitankwapen, dat door twee man moet worden bediend. Vol overgave verrichten de mannen de opgegeven handelingen, totdat, geheel onverwachts, het projectiel werd afgeschoten. Het vloog door het openstaande raam het land van de duizend eilanden in, voor de cursisten gelukkig zonder gevolgen. De schrik zat er bij de mannen echter goed in en deze zijn met stille trom en snel kloppend hart huiswaarts gekeerd. Er is nadien geen inslag gemeld.

Bij Huiswaard liep op 9 oktober 1944 een Duitse trein op een springlading. De Duitse soldaten die een represaillemaatregel kwamen uitvoeren, vernielden met behulp van handgranaten eerst een woning op de Bovenweg in St. Pancras van de familie Wagenaar, daarna staken ze het huis van de buren, familie De Pee in brand, terwijl de bewoners nog probeerden om enig schoeisel en kleding te redden. Blijkbaar waren ze nog niet tevreden, want de dag daarop staken ze drie woningen aan de Hoornseweg in brand. Om nog iets van de inboedel veilig te stellen kregen de bewoners 20 minuten de tijd. De verantwoordelijke Ortskommandant had een fauteuil uit een woning laten halen en zat comfortabel op een bruggetje, zonder een zweem van medelijden op zijn gezicht, naar de in lichterlaaie staande woningen te kijken. De bewoners Henkes, Groenwoudt en Vingerling waren in één klap dakloos

Er werd door Knokploeg Oudorp een aanslag gepleegd op een Duitse verbindingscolonne, waarbij gebruik werd gemaakt van stenguns, springstoffen en kraaienpoten. De actie, uitgevoerd aan de Schermerweg, was kort maar hevig, verliep voorspoedig zonder bloedvergieten, zaaide veel onrust onder de Duitsers, zorgde voor veel materiële schade en vertraagde de Duitsers in het opzetten van een verbindingspost.

December 1944 wordt er een razzia gehouden bij een zuurkoolfabriek in Noord-Scharwoude. De groep Zeeman wordt verwittigd en gevraagd of zij de gearresteerde gevangenen willen bevrijden. Op klaarlichte dag gaan ze lopend met de stenguns onder de jassen over ’t Wuiver richting Kippenbrug en vervolgens kruipen ze in de schuttersputjes langs de Westerweg die naar de Huygendijk loopt; deze schuttersputjes zijn her en der langs de belangrijkste wegen door de Duitsers gegraven. Het is de bedoeling om de vrachtwagens met de gevangenen tot stoppen te dwingen door de banden lek te schieten en de begeleiders te elimineren, om dan de gevangenen te bevrijden. Er gaat zelfs een voormalig leger-hospik, Gerrit Staa, met de mannen mee om bij een treffen eerste hulp te kunnen verlenen. Dat het een bloedbad zou worden stond bij voorbaat vast: de Duitsers, gesteund door landwachters, waren met velen. De Duitse kolonne nam echter een andere route vanaf Noord-Scharwoude. Achteraf is dat misschien wel een beslissing geweest die vele levens heeft bespaard.

Op 2 januari 1945 werd door de groep Zeeman een overval beraamd op het bevolkingsregister van Koedijk. De groep komt rond het middaguur op de fiets bij het gemeentehuis aan. De groep, wordt gevormd door o.a. Bart Benedick, Dirk Smit, Piet Reus, Wim Rol en Siem Pos. Allen zijn gewapend met een stengun, zonder kolf, om hem beter onder de jas te kunnen verbergen. Met behulp van een georganiseerde sleutel komen zij via de achterdeur het gemeentehuis binnen. Siem Pos blijft buiten bij het naastgelegen café, verdekt opgesteld, de wacht houden. De telefoonverbindingen worden gevonden en doorgesneden. Het aanwezige personeel wordt gedwongen het bevolkingsregister, stempels en nog enkele gebruiksvoorwerpen die gebruikt kunnen worden bij vervalsingen, in de meegebrachte jutezakken te stoppen. De burgemeester die Duitsgezind was, probeert de aandacht van passanten te trekken door met zijn armen bewegingen voor het raam te maken. De mannen duwen hem op de vloer en houden hem onder schot. Aan de zijdeur van het gemeentehuis wordt aangebeld. Bart Benedick opent de deur in de veronderstelling dat Siem Pos iets te melden heeft (Siem Pos is echter in geen velden of wegen meer te bekennen), maar tot zijn verbazing staat daar een onbekende man die toevallig op het gemeentehuis moet wezen. Bij het zien van de overvallers krijgt de man bijkans een beroerte. Hij krijgt echter geen kans zich te herstellen, want hij wordt naar binnen getrokken en onder schot gehouden. De burgemeester, het personeel en de onfortuinlijke bezoeker worden in de twee aanwezige arrestantencellen opgesloten. Als de Duitse schildwacht die op korte afstand de wacht liep voor de school, die als kazerne voor de Duitsers diende, wat scherper en oplettender was geweest, dan had deze overval wel eens slecht kunnen aflopen. De jutezakken met de buit werden achter op de fietsen gebonden en de mannen zorgden dat zij wegkwamen. Na de betonnen muur die tussen Huiswaard en Vlotbrug over de hele breedte van de weg staat, met de nodige moeite te hebben genomen (deze muren werden op strategische plaatsen door de Duitsers als antitank-obstakel gebouwd) krijgt Bart Benedick net over de muur echter pech met zijn zadelpen. Deze zakt naar beneden en de buit valt van zijn bagagedrager. Terug op zijn fiets blijft hij laveren op zijn zadel en fietst als een dronken man tussen zijn kameraden naar tuinder Wetstein aan de Rekerdijk. Bevreesd voor een achtervolging wordt de buit in een kas verstopt, en de mannen gaan uit elkaar. In de avonduren hebben leden van de verzetsgroep St. Pancras de complete buit per schuit overgebracht naar een veilige plaats. De stempels die na selectie niet bruikbaar werden geacht, zijn in het donker op de stoep van het gemeentehuis Koedijk terug gelegd.

De buren Dirk Smit, Gerrit van de Waal Sr. en de overbuurvrouw Opoe de Boer zitten zonder brandstof voor hun kachel. De mannen gaan naar de Munnikenweg waar nog enkele bomen en wat palen staan. De beide mannen staan buiten spertijd te zagen en te hakken, als er in die gure winternacht enkele Duitse soldaten vanuit Alkmaar richting het dorp fietsen. De mannen twijfelen geen moment en laten zich languit in het ijskoude water zakken en drukken zich zoveel als mogelijk de walkant in. Dirk, die vanuit het verzet gewapend is, staat op scherp en is bij een eventuele confrontatie klaar om te schieten. De Duitsers merken hen echter niet op en de mannen slepen het brandhout ongehinderd huiswaarts.

 

Aan de andere kant van het dorp, aan ’t Wuiver, staan houten palen t.b.v. de elektrische bovenleidingen. Schoenmaker Piet Bos en zijn gezin zitten ook in de kou. Als hij op een maandag de te herstellen schoenen ophaalt bij een klant, krijgt hij enkel bij het zien van dat hout het waarachtig al warm. Samen met zijn maatje, kapper Jan Burger, zagen zij in het holst van de nacht enkele palen in handzame brokken en slepen deze op de fiets richting huis.

Op een dag staan er twee leden van de groep Jaap Zeeman bij zijn huis over enkele acties die op stapel staan, te praten. Twee andere leden van de groep komen rond die tijd enkele wapens in jutezakken terugbrengen en mengen zich in het gesprek. Een van hen roept plotseling: ‘Verrek, er komt een legerwagen met moffen vanaf de Schermerweg het dorp indraaien.’ Jaap Zeeman reageert vliegensvlug, deelt scheppen en een paar houwelen uit en binnen no time hebben de mannen er een paar meter ligusterhaag uitliggen. De afleidingsmanoeuvre diende om de aanwezigheid van de mannen te verklaren. De grijsgroene legerwagen stopt en er springen een paar Duitsers uit om de papieren van de aanwezige mannen te controleren. Van alle personen zijn de papieren in orde en de Duitsers vervolgen hun weg. De mannen halen opgelucht adem en een van hen vraagt: ‘Waar zijn de wapens zo gauw gebleven?’ Jaap Zeeman wijst naar het platte dak van zijn bijkeuken en ziet dat er een kolf van een stengun over de rand van het dak steekt. Ze huiveren bij de gedachte, dat, als de Duitsers de wapens hadden ontdekt, zij zonder pardon ter plekke neergeschoten hadden geworden.

 

In het huis van Jaap Zeeman aan de Kerklaan werd vergaderd en werden acties besproken. Ze luisterden daar naar Engelse zenders en maakten er illegale bladen. Terwijl de Duitsers in het gemeentehuis zowat bij hem op tafel kunnen kijken. De truc was, dat de Duitsers zoveel brutaliteit en durf zo vlak onder hun neus niet verwachtten. Postcommandant Bleijendaal en assistent Evert Verweij informeerden de groep zoveel als mogelijk was over ophanden zijnde acties of razzia’s van de Duitsers. Interessant is te weten, dat over de groep Zeeman zo goed als niets uitlekte, ofschoon het halve dorp van hun bestaan afwist.

Bij het huis van Jongebloed wordt aangebeld, de moeder van Gerrit doet niets vermoedend de deur open. Buiten staat een Duitse officier met een plaatselijke NSB-er. Deze laatste maakt haar duidelijk dat de Duitsers het huis komen vorderen als onderdak voor de Duitsers die op het raadhuis werken. Moeder Jongebloed kent de NSB-er heel goed, ze noemen hem spottend, de “Ortskommandant van Oudorp“. Ze is woedend dat een dorpsgenoot juist haar woning aanwijst als geschikt verblijf. Ze zegt in onverbloemd Hollands tegen de Duitse officier: ‘Jij kenne binnenkomme, maar die vieze smeerlap blijft buiten!’ Huisraad, meubels etc. worden gebracht naar de ruimte die is aangewezen als opslag in het gemeentehuis. Een paar dagen later krijgt ze tot haar grote opluchting te horen dat de Duitsers een groter onderkomen hebben gevonden en zijn ingekwartierd in Huize Voorhout (het Maagdenhuis) aan de Kennemerstraatweg te Alkmaar.

 

In en rond Oudorp komen enkele pakketten propaganda uit de ‘lucht’ vallen. Deze bevatten kranten, pamfletten en foto’s van de Koninklijke familie. De buit waar zich onder meer de kranten ‘Wervelwinden’, en ‘Vliegende Hollanders’ in bevinden, wordt door enkele schooljongens huis aan huis bezorgd.

Gerrit Jongebloed zit in huis aan tafel en ziet een Duitse auto nogal zoekend voorbijrijden. Hij bedenkt zich geen moment en rent zo hard als hij kan, achterom, door tuinen en weilanden richting het huis van Jaap Zeeman. Hij weet dat er daar enkele leden van de knokploeg een actie aan het voorbereiden zijn. Hij komt buiten adem aan en waarschuwt de mannen voor het dreigende gevaar. De groep verspreidt zich en glipt langs de Duitsers naar huis. Ook weer een gevalletje verraad geweest.

Corrie, de zus van Gerrit, heeft in de bezettingstijd gefungeerd als koerierster en werkte op het distributiekantoor annex raadhuis van Oudorp. Ze was altijd inzetbaar voor alle mogelijke berichten en verzetsdaden en heeft, net als haar broer, haar leven op het spel gezet voor onderduikers en verdrukten.

Jaap Zeeman werkt bij het PEN. Deze functie brengt met zich mee dat er bij het transformatorhuis aan de Breelaan, onder een dik dekzeil, met gebruik van gratis stroom, kraaienpoten e.d. kunnen worden gelast. Deze werden per handwagen en schuit naar de leden van de knokploeg getransporteerd om later gebruikt te kunnen worden bij ’t plegen van sabotage of ’t ondernemen van acties.

 

In april ’45 wordt een aanslag op een Duits troepentransport voorbereid. Deze kolonne was in Alkmaar met vrachtwagens aangekomen en de verwachting was dat deze de reis in de nacht naar Den Helder zou vervolgen, om daarna de Duitse troepenmacht op Texel te versterken. Deze troepenmacht moest de opstand van de Georgiërs, die in dienst van de Duitsers waren, neerslaan. In het duister vaart een groepje, met o.a. Jaap Zeeman, Toon van de Giesen, Bart Benedick, Dirk Smit, Gerrit Jongebloed en Wim Rol, in een motorvletje, door de slootjes tot vlakbij de Koedijkervlotbrug. Een flinke hoeveelheid kraaienpoten en korte stukken grof prikkeldraad wordt meegenomen. De plannen zijn: kraaienpoten en prikkeldraad uitstrooien nabij de molen op de Helderseweg, de vlotbrug open draaien, vanaf de overkant van het kanaal de kolonne beschieten, verwarring stichten, om dan met de motorvlet het hazenpad te kiezen. Maar ze worden gestoord bij het uitstrooien van de kraaienpoten en prikkeldraad door een tweetal Duitse legerwagens die van de tegenovergestelde richting uit Den Helder komen. De mannen trekken een sprint over de brug naar de andere oever. De tijd ontbreekt echter om de brug open te draaien. De banden van de beide wagens springen aan flarden. De auto’s komen tot stilstand in een regen van vonken en in een hels kabaal door de stalen velgen op het wegdek. De Duitsers schieten geschrokken en woedend als bezetenen in het wilde weg om zich heen. De mannen liggen net achter de dijk als er een lichtbundel langs het wegdek glijdt. Ze ontkomen zonder dat de Duitsers wisten waar de sabotageplegers zich bevonden.

Bart Benedick, die met zijn vader in een woonark aan de Zeswielen woont, schuin tegenover de molen van Willem de Jong, heeft verkering met zijn oudste dochter Annie. Als Bart op visite was, en moeder de Jong het knarsen van het grindpad hoorde, dat naar de molen leidde, waarschuwde ze Bart. Bij gevaar moest hij als de donder een schuilplaats zoeken, tijd om in de watergang van de molen te kruipen was er vaak niet, dus, die schuilplaats was in zijn geval dan meestal het water van de Hoornse vaart. De woonark heeft ook nog gelegen aan de steiger bij houthandel Eecen, maar de Duitsers vonden de ark zo interessant, dat ze steeds door de raampjes naar binnen keken en dat werd te gevaarlijk voor Bart. Mede door de wapenbergplaats tussen het dubbele dak waar vier stenguns en handgranaten waren verborgen. De woonark is daarna versleept naar de Breelaan. Wat betreft het gluren was het daar wat rustiger. Een bijkomend pluspunt was, dat Bart bij onraad zijn toevlucht kon zoeken in en om de leerfabriek: daar barstte het van de schuilplekken. Er waren daar meubels en ander huisraad opgeslagen van evacuees uit Bergen. Later heeft timmerman Gerrit Staa in de woonark, onder en gedeeltelijk achter de bedstede een schuilplek getimmerd, waar Bart bij direct gevaar dan à la minute in weg kon kruipen. Dat was geen overbodige luxe, want de Duitsers stonden op een gegeven moment onverwachts op de Halvemaansbrug, waarop Catrien de Groot met dhr. Koopman van de smederij aan de Stroomenlaan in Bergen stond te praten. Ze vond geen tijd meer om Bart te waarschuwen. Catrien hield de bewegingen van de Duitsers aan deze kant van het dorp in de gaten. In een van de woningen aan de Breelaan woonde een fanatieke NSB-er die werkzaam was bij psychiatrisch centrum St. Willibrordus in Heiloo. De leden van deze familie waren zó pro-Duits, dat ze bij de eerste lancering van de V-1 op Londen stonden te dansen op straat. (De V-1 was een Vergeltungswaffen, gelanceerd precies een week na de landing van de geallieerden in Normandië). Op de vraag van de NSB-er en ook van andere bewoners aan de Breelaan (o.a. de familie Kunst, waarvan er drie zonen in Duitsland werkten en een tikkeltje jaloers was dat Bart hier vrij rondliep) waarom Bart niet in Duitsland aan het werk was gesteld, antwoordde hij, dat een onwillige knie hem vrij stelde. Dat hield wel in, dat bij het passeren van de bewuste woningen er hevig met het been moest worden getrokken.

 

Jaap Zeeman doet op een gegeven moment een beroep op Bart Benedick. Hij vraagt hem om de wapens die verstopt zitten in het huis van Duke Wijminga aan het kerkplein in St. Pancras op te halen. Duke is gearresteerd en hardhandig verhoord en gemarteld in huize Westerlicht, maar geeft geen kik. Als de Duitsers nog een keer huiszoeking gaan verrichten en de wapens vinden (de eerste keer hebben ze niets gevonden) dan is Duke ten dode opgeschreven. Zonder aarzelen gaat Bart het avontuur aan, bezegeld met een stevige handdruk (Jaap Zeeman was zeer sterk in zijn handen). In het begin van de avond fietst Bart naar de woning van Wijminga. Hij is uitgerust met een zware revolver, de Remington van Jaap Zeeman, dit voor het geval er een confrontatie met de Duitsers ontstaat. Hij haalt de sleutel op bij de buren en gaat het huis in. De karabijnen zijn op vernuftige wijze verborgen, daarom zijn ze bij de eerste huiszoeking niet gevonden. Tussen voor- en achterkamer bevinden zich schuifdeuren, die in de kastenwand aan beide zijden schuiven. De schuifdeuren worden in het midden geblokkeerd om het doorschuiven te verhinderen. Met behulp van een schroevendraaier moest de blokkering verwijderd worden. De deuren konden dan worden doorgeschoven, de karabijnen stonden op een verlengstukje aan de achterkant van de deuren. Bijzonder slim bedacht. Het gevaar dat Bart loopt bezorgt hem koude rillingen en laat ijskoud angstzweet over zijn voorhoofd uitbreken. Hij stopt de karabijnen in een jutezak, monteert blokje en deuren, hangt de zak met karabijnen over het stuur van zijn fiets, maakt dat hij wegkomt en levert ze af bij het hoofd van de Christelijke school. Een stevige schouderklop van Jaap Zeeman is zijn beloning.

De Duitsers houden fanatiek de controle op het naleven van de spertijd en verduisteringsvoorschriften. Begin januari ’45 wordt Klaas van Dijkhuizen lid van de groep Zeeman gearresteerd. Jaap Zeeman maakt met zijn groep onmiddellijk serieuze plannen om Klaas gewapend te bevrijden. Tot ieders opluchting loopt Klaas de volgende dag vrij rond, hij is met een goede smoes los gepraat door de plaatselijke vertegenwoordiger van de Nationaal Socialistische Boerenorganisatie Landstand.

Op de Westerweg (N 245) in de Schermer, ter hoogte van de boerderijen van Bijman en Dekker, worden een paar Duitse legerwagens, beladen met landmijnen, door Britse jachtvliegtuigen (Spitfires) beschoten. Door de enorme explosie worden beide wagens volkomen vernield en wordt er een groot gat in de weg geslagen.

 

Deze Britse supersnelle jachtvliegtuigen, uitgevoerd met de beroemde Rolls Royce-motoren, bezorgden de Duitsers veel ongemak. Ze doken op uit het niets, schoten op alles wat bewoog en Duits was. Een stoomlocomotief op het baanvak Alkmaar – Heerhugowaard werd tussen de spoorbrug en het stationnetje van St. Pancras onder vuur genomen. Door er eerst vlak overheen te vliegen gaf de piloot de Poolse machinist en de stoker gelegenheid om van de trein te springen, om daarna de locomotief te doorzeven. De stoom ontsnapte door de kogelgaten met een oorverdovend snerpend geluid.

 

Een Duitse stafauto rijdt ter hoogte van de Nollen op de Herenweg en wordt bestookt door een Brits jachtvliegtuig; de chauffeur is op slag dood. De corpulente officier heeft slechts enkele wonden van de rondvliegende scherven. Enkele omstanders zijn ook slachtoffer van de aanval: D. Kloosterboer wordt door het hoofd geschoten en overlijdt en twee jonge mannen die voedsel hadden bemachtigd, raken licht gewond. De woningen van Piet Schot en Piet Veldboer raakten beschadigd.

De gasfabriek in Alkmaar, een onderkomen van de Duitsers, is ook menigmaal door de jachtvliegtuigen onder vuur genomen. Vaartuigen en schepen van de bezetter die van het kanaal of de vaart gebruik maakten, waren voor de Britten ook een geliefd doelwit.

In januari 1945 draait een illegale verzetsgroep de hefbrug van het spoor over het kanaal Alkmaar -Kolhorn een stukje omhoog, met het doel een Duitse trein te laten verongelukken. De aanstormende trein komt met piepende en krakende remmen nog nét tot stilstand. Als represaillemaatregel steken de Duitsers de boerderij van Gootjes en de boerderij van Wagenaar bij Butterhuizen in brand. Deze onbezonnen daad brengt het georganiseerde verzet ertoe (uit angst voor verdere represailles) om via de gemeente een railwacht op te richten. Verdere sabotage van de spoorlijn werd onnodig geacht. Er werd op tweemans toerwacht langs de spoorlijn wachtgelopen. Twee maanden later werden er twee vaste railwachten vanuit de gemeente aangesteld. Die maatregel kwam niet uit de lucht vallen. De scheidslijnen tussen illegaliteit, persoonlijke afrekening en criminaliteit vervaagden. De illegalen bleven echter aanslagen op de spoorlijn plegen. Eerst een op 6 maart, die niet veel schade aanricht, en een op 12 maart van dat jaar. Daarbij ontploft een zware springlading, waardoor de locomotief dwars op de spoorbrug komt te staan. Er volgen geen represailles.

 

Onder de molen van Willem de Jong aan de Hoornsevaart was in de watergang een schuilplaats annex werkplaats gecreëerd. Bij gevaar konden onderduikers ook daar een schuilplaats vinden. Onder de onderduikers bevond zich tijdens een razzia een gedeserteerde Hollandse SS’er. De verzetsmensen hadden een zeker wantrouwen tegenover de man en zetten hem flink onder druk. De gedeserteerde SS’er viel daarbij door de mand, hij bekende diverse Joodse gezinnen te hebben aangegeven. Om ontdekking van de schuilplaats te voorkomen en om de veiligheid van de verzetsmensen te waarborgen, werd hij ter plekke doodgeschoten en verzwaard de Hoornsevaart ingeschoven. Er ontstond waterberoering door een schroef van een vlet of ander vaartuig en daarop is het verzwaarde lichaam weer boven komen drijven. Het ontzielde lichaam is midden in de nacht op een handwagen door leden van de verzetsgroep naar het Witte Kerkje in Oudorp gebracht en daar op de begraafplaats begraven. Na de oorlog is de deserteur herbegraven in zijn voormalige woonplaats Bergen.

 

Op een nacht moest er een hoeveelheid wapens door de verzetsgroep Oudorp met een schuit getransporteerd worden van St. Pancras naar de molen van Jaap Koning aan de Molenkade, gelegen nabij de Halvemaansbrug. Dat transport moest gaan via een brede sloot, ten westen van Sint Pancras. Zachtjes, geluidloos kloetend glijdt de schuit vanachter een rietkraag de brede sloot op. Uit de duisternis duikt plotseling vanuit de tegenovergestelde richting een schuit op. Ook voorzichtig en geluidloos kloetend, onder een dekzeil staat half verscholen een personenauto. De slapen van de mannen bonzen in het hoofd van de spanning: zijn het Duitsers, vragen ze zich af? Zonder op of om te kijken en zonder een woord te wisselen, kloeten de mannen van beide schuiten, met het zweet in de handen voort. Als de schuit met wapens aankomt bij de Hoornsevaart, moesten de wapens over de weg opnieuw in een roeiboot geladen worden en verder worden gevaren richting molen. De mannen brengen de wapens, waarbij ze hulp krijgen van Jaap Zeeman hemzelf, naar de molen. Jaap blijkt echter nachtblind te zijn en loopt met een arm vol wapens dwars door een glazen windscherm. Een oorverdovend lawaai breekt de stilte van de nacht. Eenmaal de zenuwen de baas, barst er een bevrijdende lachbui los waarin een zekere spanning vibreert onder de mannen. Bijna vijftig jaar later wordt het raadsel van de twee passerende schuiten opgelost. Op een bijeenkomst van verzetsmensen in 1991 in Heiloo worden de twee verhalen aangehoord en reageren de desbetreffende aanwezige mannen o.a. Bart Benedick en Jaap Snijder uit Huiswaard, met: verrek waren jullie dat.

 

De leden van de ploeg van Jaap Zeeman kregen voor hun inspanningen soms wat extra voedsel: een tarwebroodje of een stukje spek. Maar meestal gingen de extraatjes naar de mannen en vrouwen die ondergedoken zaten. Dit voedsel was afkomstig uit vrijwillige bijdragen van goedwillenden of soms van NSB-boeren en -tuinders die onder druk werden gezet. Deze vorderingen waren noodzakelijk voor het levensonderhoud van onderduikers die geen bonkaarten bezaten. Meestal verliepen deze bijdragen zonder veel commentaar. Soms was er weerstand, zoals bij die boer die zich had verschanst achter een deur en die de eerste de beste die binnen kwam een klap gaf met een staaf ijzer. Hij kreeg daarop in een reactie zulke rake klappen, dat hij het niet overleefde. Er werd als compensatie voor de geleverde etenswaren aan de boeren en tuinders in veel gevallen een schriftelijk bewijs afgegeven, waarvoor men na de oorlog een vergoeding kon krijgen. Behalve het broodnodige voedsel werden soms ook andere bruikbare zaken gevorderd.

April 1945 saboteert een Zaanse verzetsgroep (RVV) de spoorlijn bij het bruggetje van Leijen, vlakbij het stationnetje van St. Pancras. De represaillemaatregel van de geüniformeerde moordenaars met hun glimmend gepoetste laarzen was barbaars. Er werden 20 gevangenen vanuit Amsterdam naar de spoorwegovergang gebracht en ter plekke met de rug tegen de spoordijk gefusilleerd, een dramatische gebeurtenis. Bij de jaarlijkse dodenherdenking bij het monument naast de spoorwegovergang schijnt niemand er zich van te kunnen weerhouden plots te huiveren.

Nieuws en informatie uit het bevrijde zuiden van het land, over een eventuele Duitse capitulatie, kreeg de groep Zeeman via een uiterst belangrijke clandestiene telefoonverbinding. Deze was er dankzij een vertakking vanaf het automatische telefoonnet van het PEN, een privilege dat door de werkzaamheden van Jaap bij het PEN mogelijk kon worden gemaakt.

 

Bevrijding

Er kwam een oproep aan het einde van de oorlog van Overste Wastenecker van de Binnenlandse Strijdkrachten aan de mannelijke bevolking, om de geallieerden hier rondom Oudorp wegwijs te maken en gewapend wegen, kruispunten en vitale objecten te bewaken. Daar meldden nog vele mannen zich vrijwillig voor aan. Zij kregen een blauwe overall en een oranje armband ter herkenning. Zij werden door leden van de knokploegen begeleid en geïnstrueerd. Deze vrijwilligers kregen de naam: de 5 mei-brigade.

 

Wanneer op vrijdag 4 mei 1945 om kwart voor negen ’s avonds bekend wordt gemaakt, dat Duitsland met ingang van 5 mei om acht uur ’s avonds zal capituleren, spoeden alle BS’ers zich naar hun verzamelplaatsen. De groep van Jaap Zeeman wordt, bewapend en wel, gelegerd in de boerderij van Vethaak aan de Noordervaart en overnacht in de hooiberg, waar Maarten Kooy tegen de ochtend een ernstige zenuwaanval te verduren krijgt. Zijn kameraden praten hem er met bemoedigende en troostende woorden doorheen. Om kwart voor twaalf ’s avonds, op 4 mei, wordt aan de Gewestelijke Commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten echter meegedeeld, dat de Duitse Wehrmacht in Nederland niet heeft gecapituleerd. Dit houdt in, dat geen lid van de Binnenlandse Strijdkrachten met de oranje armband de straat op mag en elke actie dient te worden gestaakt. Als op 5 mei toch de vlaggen uit worden gehangen en de blije menigte de straat op gaat, moeten de Binnenlandse Strijdkrachten binnenblijven.

 

De eerste en enige geallieerde jeep die aan de Noordervaart te zien is, rijdt op die dag met volle snelheid richting Schermerhorn. Verder is het ongeduldig en lichtelijk teleurgesteld afwachten. Een behoorlijke afknapper, de bevrijding die toch zo goed als zeker op handen is. Op zondag 6 mei wordt de macht overgenomen en dan ontstaat er een feest, dat klinkt als een klok. Vanuit straten en paden snellen de dorpelingen toe in een koortsachtige opwinding en met gezichten die stralen van verwachting.

Knokploegen van Oudorp en St. Pancras krijgen de opdracht om de Duitsers die nog steeds in de bunkers van Bergen zitten, te ontwapenen. Echter halverwege de rit worden de beide knokploegen door een Ordonnans in opdracht van de Gewestelijke Commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten Overste Wastenecker gesommeerd, om hun actie onmiddellijk te onderbreken. Dit om een bloedbad zo dicht bij de bevrijding te voorkomen. De Duitsers zijn namelijk niet van plan om hun wapens zonder slag of stoot aan de zegevierende partizanen over te geven. Na belegering van enkele compagnies Canadezen kiezen zij eieren voor hun geld en geven zich alsnog over.

De Canadezen werden op 8 mei feestelijk binnengehaald in Alkmaar. De Binnenlandse Strijdkrachten, waaronder de bevoorrechte verzetsgroep van Jaap Zeeman, vormen daar een erewacht aan beide zijden van de Kennemerstraatweg.

De groep van Jaap Zeeman verhuist van de boerderij van Vethaak naar het magazijn van Appel & Adolf aan de Helderseweg. Deze ruimte is gevorderd door de Binnenlandse Strijdkrachten. De voorlopige taak van de groep Zeeman is het bewaken van kantoren van voormalige Duitse instellingen. De dossiers die daar aanwezig zijn bevatten kostbare informatie en mogen niet in verkeerde handen vallen.

De groep Zeeman wordt na de bevrijding ingezet om NSB’ers van huis op te halen en hen te bewaken in het barakkenkamp aan de Westerweg in Alkmaar. De NSB’ers zijn als de dood dat zij met gelijke munt worden terugbetaald voor hun daden in de jaren hiervoor. Op enkele hardhandige wraakoefeningen na zullen zij zich niet te beklagen hebben. Het boetekleed werd meestal in kamfer opgeborgen. Een opgebrachte winkelier die een hoedenzaak dreef in het Payglop, vroeg aan Charles Destrée of hij wilde kijken hoe het met zijn winkel gesteld was. Na te hebben gekeken vertelt Charles hem onomwonden dat de winkel geplunderd is: de ruiten zijn gesneuveld en de inventaris is kort en klein geslagen. De man blijft er na deze mededeling bijna in. De NSB-burgemeester van Den Helder wordt in het kamp onder Charles ingedeeld. De man begint op arrogante wijze op te spelen over zijn behandeling in het kamp. Zijn vrouw en dochter denken door hoogmoedig protest Charles te kunnen imponeren. Deze slaat hun arrogantie neer door ze het gras tussen de straattegels te laten halen. Henk van Schoorl, toen de rechterhand van Jaap Zeeman, geeft in een vlammend betoog lik op stuk aan een Oud-Officier van het Nederlandse leger, die NSB’er was in oorlogstijd. De man heeft aan de Koningin eens een eed van trouw afgelegd en deze daarna uit zelfbehoud gebroken. Henk, buigt de sabel van de officier dubbel over zijn dijbeen ten overstaan van alle gevangenen, bewakers en militairen en gooit hem met veel minachting voor de voeten van de officier. Deze heeft jaren een loodzwaar schuldcomplex achter zich aangesleept. De NSB’er, die in Oudorp de bijnaam ‘De Ortskommandant’ had, heeft voor zijn daden jaren gevangenisstraf gekregen. De burgerbevolking gaat echter minder zachtzinnig met de landverraders om en neemt soms op hardhandige wijze wraak. De regering in Londen had het georganiseerde verzet via Radio Oranje nadrukkelijk opgeroepen om wilde vergeldingsacties en afrekeningen te voorkomen.

  

Enkele dagen na de bevrijding wordt op een open wagen het lichaam van de bij Rustenburg gesneuvelde Gerard Veldman, onder grote publieke belangstelling en, daarbij begeleid door een delegatie van de groep Zeeman, waaronder Charles Destrée, Dirk Smit, Bart Benedick, Henk van Schoorl en Gerrit Jongebloed, naar Alkmaar gereden en herbegraven op de erebegraafplaats Sint Barbara aldaar.

 

Later na de bevrijding gaat de groep Zeeman de wacht betrekken in de Duitse radarpost Salzhering in de duinen ten zuiden van Den Helder. Het onderkomen van de mannen is in de bunker onder de grond gesitueerd. Sommige van de vertrekken zijn luxueus ingericht voor Germaans gerief: Perzische tapijten op de vloer, verlichte vitrines vol met kristal, schilderijen aan de wanden en kroonluchters aan het plafond. Dit alles heeft de vijand geplunderd.

Langs de Barakkenveldweg waar de radarpost en de bunkers gelegen zijn, trekken grote groepen Duitse krijgsgevangenen voorbij, zwaar vervuild, miserabel gekleed, lopend, velen zonder schoenen en met omzwachtelde voeten. Zij lopen naar Den Helder en daar worden zij ingescheept en varen ze naar Harlingen en vandaar verder naar Duitsland.

 

Enige weken na de bevrijding werden er enkele geselecteerde leden van de groep Zeeman, op verzoek van de autoriteiten, gevraagd, om in dienst te treden bij de Militaire Politie te Alkmaar. Deze leden Bart Benedick, Dirk Smit, Piet Reus en Charles Destrée, met als commandant Jan Kieft, moesten de orde handhaven. De bevrijdingsfeesten liepen soms behoorlijk uit de hand. Zo ook in Heiloo waar een bevrijdingsfeest in ‘De Rustende Jager’ werd gegeven. Enkele mannen hangen daar de beest uit en provoceren de aanwezige Militaire Politie. Deze moet met enkele welgerichte klappen van de gummiknuppels de onruststokers tot de orde roepen. Ze doen ook gewoon politiewerk en moeten het volk weer langzaam in het gareel zien te krijgen en daarbij een waakzaam oog houden op de naleving van de regels en wetten.

Na de oorlog

Na de oorlog, op de verjaardag van Wilhelmina (31 aug.), zitten Charles Destrée, Piet Reus, Dirk Smit en Bart Benedick op het bureau van de Militaire Politie in de Nassaulaan 10 te Alkmaar. Niks te drinken en te proosten, op wat landwijn van vijf cent de emmer na. Charles Destrée verdwijnt en komt even later met een fles zuivere alcohol terug. ‘Even met mijn motor naar de praktijk van mijn vader geweest en een fles uit de vitrinekast van de huisapotheek gehaald,’ zegt hij. De mannen mengen de wijn met de alcohol, of andersom, en de mannen proosten op het portret van Wilhelmina en zetten het op een drinken. Omdat ze in tijden geen alcohol meer hebben genuttigd en weinig weerstand hebben opgebouwd, raken de mannen stuk voor stuk als een molen zo dronken. Degene die nog een klein beetje ter been waren, hebben Bart Benedick in een schuttersputje gelegd om daar vredig zijn roes te laten uitslapen. Na enige tijd gediend te hebben bij de Militaire Politie, verlaten enkele mannen om uiteenlopende reden de dienst en pakken de draad in het burgerleven weer op. Piet Reus en Bart Benedick vervolgen hun opleiding voor politieagent in Bilthoven. Charles Destrée meldt zich als oorlogsvrijwilliger voor Nederlands-Indië.

 

De verzetsgroep: V1 sectie, Gewestelijke Stormtroepen, Gewest 11. Oudorp / St. Pancras

De leden;          Jaap Zeeman (Leider), Charles Destrée, Bart Benedick, Theodorus (Dirk) Smit,

Piet Reus, Gerrit Jongebloed, Corrie Jongebloed (koerierster), Kees (Cor) Gouda,

Toon van de Giesen, Henk van Schoorl, Gerrit Staa, Maarten Kooy, Klaas de Graaf,

Klaas van Dijkhuizen, Willem van Baar, Maarten Rol, Wim Rol, Siem Pos,

Jan Punt, Ab Meier, A. Boer en Jan Mulder

 

Vaste medewerking voor hand en spandiensten van:

Arie en Jaap Verduin, Arie Zeeman (de vader van Jaap), Bleijendaal de Postcommandant van Oudorp, Evert Verwey (Wachtmeester, adjunct wapen- en gevechtsinstructie) en Catrien de Groot (later Catrien Aarsen-De Groot).

 

9 maart 1984

Een eerbetoon aan de leden van het voormalige verzet Oudorp / Sint Pancras. Deze dag hebben ze na een kleine veertig jaar iets vernomen over de waardering, die bij koninklijk besluit tot uitdrukking is gebracht. Hans Wiegel heeft zich persoonlijk bijzonder ingespannen om aan deze mannen en vrouwen die hun leven op het spel hebben gezet, het verzets-herdenkingskruis uit te reiken. Vooral de achtergrond van dat verzet in al zijn verscheidenheid fascineerde hem mateloos: de kameraadschap, de angst, de tijdelijke rebelsheid in combinatie met het gewone burgerbestaan en ook de materiële omstandigheden. In een betoog werd opgemerkt dat, wat in vredestijd minderwaardig of zelfs misdadig is, in oorlogstijd de grootste heldenmoed kan zijn. Iedereen zal de redelijkheid van dit standpunt inzien. Hun geweten overheerste boven de angst gevangen, gemarteld of gefusilleerd te worden.

 

Noot: De heren Bart Benedick, Dokter Destrée, Charles Destrée en Klaas de Graaf hebben het verzets-herdenkingskruis respectievelijk in 1982 en 1983 ontvangen.

Aan Jaap Zeeman wordt postuum het verzetskruis uitgereikt. Het is een grote schande van het koningshuis, dat deze leider van het verzet, die beslissingen op leven en dood heeft genomen, daarbij de verantwoording nam voor de veiligheid van zijn mannen, niet de Militaire Willemsorde ontving, de hoogste onderscheiding voor betoonde moed. Met zo iemand heeft men rekening te houden en die kan men niet achteloos passeren. Wie dat doet, maakt zich aan een bewuste onderschatting schuldig. Jaap kreeg slechts, vlak na de oorlog, een gestencild bedankbriefje uit naam van Prins Bernhard; dit briefje kregen overigens alle verzetsmensen. Mede door deze teleurstelling is Jaap Zeeman verbitterd in 1966 gestorven. Het is jammer dit te moeten vaststellen, maar het is niet anders.

 

Mijn dochter Rebecca heeft in mei 2005, naar aanleiding van een krantenbericht over de oorlogsjaren in Oudorp, contact met dhr. en mevr. Benedick gezocht. Hieronder hun per brief verstuurde reactie.       

 

Schagen, 16 mei 2005

Geachte mevr. Rebecca Smit

Via de hoofdredactie van het Noord-Hollands dagblad kwam ik, ondergetekende, in het bezit van jouw (ik mag wel jouw zeggen) voor mij bestemde bedankbrief: ‘Bedankt, meneer Benedick’. Ik heb daar met veel belangstelling en dankbaarheid van kennis genomen. Hoe is het mogelijk dat ik na ruim 60 jaar een bedankschrijven mag ontvangen van een kleindochter van een van mijn vroegere grootste vrienden Dirk Smit uit Oudorp, die helaas niet meer in leven is. Ik heb de allerbeste herinneringen aan jouw opa Dirk Smit, die ik in die vreselijke bezettingsjaren heb mogen leren kennen in de meest waarderingsvolle zin van het woord! Ik heb met jouw opa niet alleen levensgevaarlijke acties meegemaakt, maar ook heel veel plezier beleefd. Hij beschikte over een prachtige humor die je deed gieren van het lachen; ik denk daar vele keren aan terug. Hij behoorde onder andere ook tot de verzetsvrienden met wie ik, onder mijn leiding, op 2 januari 1945 de risicovolle actie op het gemeentehuis in Koedijk op klaarlichte dag uitvoerde en die succesvol verliep. Wij hebben nog samen, net na de oorlog in 1945 bij de Militaire Politie in Alkmaar gediend. Dirk toonde zich een uitstekende kameraad en ik ben blij hem in mijn leven te hebben ontmoet

 Met hartelijke groeten,

 Bart Benedick

 

Bronnen, noten en/of referenties

Fam. Zeeman                                       Notities Charles Destrée

Fam. Benedick                                   De Klin: Vereniging Oud St. Pancras 1995

Fam. Schouten                                    Fam. Gouda

Fam. v/d Giesen                                   Fam. Smit

Fam. Jongebloed                                  Fam. Cnossen

Fam. Reus                                           Fam. Koning

Fam. Barbuio       

                   

Bart Benedick, de man die samen met Charles Destrée nog in leven is van de groep Zeeman, kan de beelden, personen, plaatsen en data nog haarscherp voor de geest halen. In december 2015 en januari 2016 heb ik nog enkele persoonlijke gesprekken met dhr. Bart Benedick mogen voeren. Een belangrijk moment in mijn leven, misschien de diepst reikende en meest emotionele geladen ontmoeting met de kameraad van mijn vader uit die oorlogsjaren.

 

Tot slot

Met dit schrijven heb ik getracht een klein, maar zeker niet een volledig beeld van de bezetting van Oudorp uit te lichten. Vooreerst ga ik uit van de waarheid van alles wat er verteld en besproken is over deze tijd. Het ellemaatje van gelijk of ongelijk laten we thuis. De gebeurtenissen lopen wat de tijdgeest betreft hier en daar door elkaar. Mensen, dingen en gebeurtenissen die uit het zicht verdwijnen, worden langzaam herinneringen. De verhalen maakten op mij een verpletterende indruk, niet zonder ontroering hoorde ik deze aan. Als je deze gebeurtenissen gedetailleerd bekijkt, schud je vol bewondering het hoofd. Het aanhoren van de ontberingen heb ik ademloos opgezogen. Meer dan verschrikkelijk, barre ellende. Ik spreek dan ook mijn grote waardering uit voor de mensen van het verzet, die de strijd tegen de tirannie vrijwillig op zich namen. Die moraal van deze helden, die door jarenlang erfelijk onderricht diep in die harten is opgetast, verdient de hoogste lof. Laten wij nooit ophouden ons erover te verwonderen. Alleen al als inlossing van een soort ereschuld.

Voor nu en in de toekomst wens ik u een wereld zonder het voortdurend dreigend gevaar van een nieuwe oorlog en van een gewelddadige, niets of niemand ontziende bezetting of van intimidatie door één of andere groep gehersenspoelde sadisten.

 

Lees hier deel 1